Was Abrahams vrees gegrond?
● Toen Abraham vanwege een hongersnood in het land Kanaän op het punt stond Egypte binnen te trekken, zei hij tot zijn vrouw: „Ik weet heel goed dat gij een vrouw zijt schoon van uiterlijk. Daarom zal het ongetwijfeld gebeuren dat de Egyptenaren u zullen zien en zullen zeggen: ’Dit is zijn vrouw.’ En zij zullen mij stellig doden, maar u zullen zij in het leven houden. Zeg alstublieft dat gij mijn zuster zijt.” — Gen. 12:11-13.
Er is een krachtig bewijs voorhanden dat Abrahams vrees gerechtvaardigd was. Een oude papyrus spreekt over een farao die gewapende mannen de opdracht gaf zich van een aantrekkelijke vrouw meester te maken en haar man te doden. Abraham handelde derhalve in overeenstemming met hetgeen volgens hem de veiligste weg was, door zijn vrouw te laten zeggen dat zij zijn zuster was. In feite was zij zijn halfzuster. — Gen. 20:12.