HANDELINGEN
Aantekeningen — Hoofdstuk 11
Antiochië: Deze stad lag in Syrië aan de rivier de Orontes, zo’n 32 km stroomopwaarts van de mediterrane zeehaven Seleucië. In de eerste eeuw was Syrisch Antiochië na Rome en Alexandrië de grootste stad van het Romeinse Rijk qua afmetingen en rijkdom. Er was al heel lang een grote Joodse gemeenschap, en in die tijd was er niet veel vijandigheid tussen de Joden en de heidenen daar. Kennelijk bood Syrisch Antiochië het juiste klimaat om aan iets nieuws te beginnen — de discipelen predikten er niet alleen tot de Joden maar ook tot de onbesneden heidenen. (Zie aantekening bij de Griekssprekende bevolking in dit vers.) Dit Antiochië mag niet verward worden met Pisidisch Antiochië in Klein-Azië. (Zie aantekeningen bij Han 6:5, 13:14 en App. B13.)
de Griekssprekende bevolking: Lett.: ‘de hellenisten’. De betekenis van het Griekse woord dat hier wordt gebruikt (Hellenistes) wordt bepaald door de context. In Han 6:1 betekent het hoogstwaarschijnlijk ‘de Griekssprekende Joden’. (Zie aantekening bij Han 6:1.) Daardoor zijn sommige geleerden tot de conclusie gekomen dat de discipelen in Syrisch Antiochië predikten tot besneden Joden of proselieten die Grieks spraken. Maar wat hier wordt beschreven, wijst kennelijk op een nieuwe ontwikkeling in Antiochië. Zoals in Han 11:19 wordt gezegd, werd in Antiochië voorheen alleen tot Joden gepredikt, maar nu werd de boodschap blijkbaar ook verspreid onder de niet-Joden die er woonden. Barnabas werd waarschijnlijk naar Antiochië gestuurd om deze nieuwe Griekssprekende discipelen aan te moedigen (Han 11:22, 23). In enkele oude manuscripten staat hier het woord Hellenas (bet.: ‘Grieken’; zie Han 16:3) in plaats van Hellenistes. In sommige vertalingen staat daarom ‘de Grieken’ of ‘de heidenen’. Dat zou erop duiden dat niemand van degenen tot wie in Antiochië gepredikt werd het Joodse geloof aanhing. Maar het is mogelijk dat naar zowel Joden als heidenen die Grieks spraken verwezen wordt, en daarom wordt in deze vertaling de uitdrukking ‘Griekssprekende bevolking’ gebruikt. Die Griekssprekende personen hadden misschien verschillende nationaliteiten, maar hadden de Griekse taal en misschien ook Griekse gewoonten overgenomen.
Jehovah’s hand: Deze uitdrukking en de uitdrukking ‘hand van Jehovah’ komen vaak in de Hebreeuwse Geschriften voor. Het gaat om een combinatie van het Hebreeuwse woord voor hand en het Tetragrammaton. (Een aantal voorbeelden: Ex 9:3; Nu 11:23; 1Kon 18:46; Ezr 7:6; Job 12:9; Jes 19:16; 40:2; Ez 1:3.) Het woord hand wordt in de Bijbel vaak figuurlijk gebruikt voor macht. Omdat de hand de kracht van de arm aanwendt, kan het woord ook op aangewende kracht duiden. De Griekse uitdrukking die met ‘Jehovah’s hand’ (of ‘hand van Jehovah’) is vertaald, komt ook voor in Lu 1:66 en Han 13:11. (Zie aantekeningen bij Lu 1:6, 66 en App. C3 inleiding en Han 11:21.)
door Gods voorzienigheid (...) genoemd: In de meeste Bijbelvertalingen staat gewoon ‘genoemd’. Maar hier staat niet een van de Griekse woorden die normaal met ‘genoemd’ worden vertaald (Mt 1:16; 2:23; Mr 11:17; Lu 1:32, 60; Han 1:12, 19). In dit vers staat chrematizo, dat negen keer in de Griekse Geschriften voorkomt en daar meestal duidelijk verwijst naar dingen die van God komen (Mt 2:12, 22; Lu 2:26; Han 10:22; 11:26; Ro 7:3; Heb 8:5; 11:7; 12:25). In Han 10:22 wordt dit woord bijvoorbeeld gebruikt in combinatie met de uitdrukking ‘via een heilige engel’, en in Mt 2:12, 22 wordt het gebruikt in verband met door God geïnspireerde dromen. Het verwante zelfstandig naamwoord chrematismos komt voor in Ro 11:4, en de meeste woordenboeken en vertalingen gebruiken weergaven als ‘goddelijke uitspraak’, ‘goddelijk antwoord’, ‘Gods antwoord’, ‘het antwoord van God’. Misschien heeft Jehovah Saulus en Barnabas opdracht gegeven de naam christenen te gebruiken. Sommigen hebben geopperd dat de heidense inwoners van Antiochië het woord christenen spottend of minachtend gebruikten als bijnaam, maar het gebruik van het Griekse chrematizo wijst er duidelijk op dat God verantwoordelijk was voor de aanduiding christenen. En het is heel onwaarschijnlijk dat de Joden Jezus’ volgelingen ‘christenen’ (uit het Grieks) of ‘messianisten’ (uit het Hebreeuws) zouden noemen, want daarmee zouden ze Jezus impliciet als de Gezalfde of Christus hebben erkend. Maar ze hadden hem juist als de Messias of Christus afgewezen.
christenen: Het Griekse woord Christianos (bet.: ‘volgeling van Christus’) komt maar drie keer in de Griekse Geschriften voor (Han 11:26; 26:28; 1Pe 4:16). Het is afgeleid van Christos, dat Christus of Gezalfde betekent. Christenen volgen het voorbeeld en de leer van Jezus, ‘de Christus’, degene die door Jehovah gezalfd is (Lu 2:26; 4:18). De aanduiding christenen werd mogelijk al in het jaar 44 ‘door Gods voorzienigheid’ gebruikt, toen de gebeurtenissen plaatsvonden die in dit vers vermeld worden. Blijkbaar werd de naam overal geaccepteerd, want toen Paulus rond het jaar 58 voor koning Herodes Agrippa II verscheen, wist Agrippa wie de christenen waren (Han 26:28). De geschiedschrijver Tacitus geeft aan dat de term christen rond het jaar 64 algemeen gebruikt werd onder de bevolking van Rome. En ergens tussen 62 en 64 schreef Petrus zijn eerste brief aan christenen die over het Romeinse Rijk verspreid waren. Tegen die tijd was de naam christen blijkbaar wijdverbreid, onderscheidend en specifiek (1Pe 1:1, 2; 4:16). Dankzij deze naam waarin God voorzien had, konden Jezus’ discipelen niet meer aangezien worden voor een sekte van het jodendom.
een grote hongersnood: Het verslag over deze ramp, die rond 46 plaatsvond, werd bevestigd door Josephus, die ook sprak over ‘de grote hongersnood’ tijdens de regering van de Romeinse keizer Claudius. Hongersnoden waren vooral zwaar voor de armen, die geen geld of voedsel achter de hand hadden. Dat bewoog de christenen in Antiochië ertoe bijdragen te sturen voor noodhulp aan hun arme broeders en zusters in Judea.
in de tijd van Claudius: De Romeinse keizer Claudius, die van 41 tot 54 regeerde, was de Joden in het begin vriendelijk gezind. Tegen het eind van zijn regering verzuurde de relatie en verbande hij alle Joden uit Rome (Han 18:2). Naar verluidt werd Claudius door zijn vierde vrouw vergiftigd met paddenstoelen. Hij werd opgevolgd door Nero.
hulp: Of ‘een ondersteuning’. Dit is het eerste opgetekende geval van christenen die hulpgoederen stuurden naar christenen in een ander deel van de wereld. Het Griekse woord diakonia, dat vaak vertaald wordt met ‘dienst’, wordt in Han 12:25 weergegeven met ‘hulp bieden’ en in 2Kor 8:4 met ‘hulpactie’. De manier waarop diakonia in de Griekse Geschriften wordt gebruikt, laat uitkomen dat de dienst van christenen twee aspecten omvat. Het ene aspect is ‘de dienst [vorm van diakonia] van de verzoening’, dat wil zeggen het prediken en onderwijzen (2Kor 5:18-20; 1Ti 2:3-6). Het andere aspect is hun dienst ten behoeve van geloofsgenoten, zoals hier vermeld wordt. Paulus zei: ‘Er zijn verschillende dienende taken [meervoud van diakonia], en toch is het dezelfde Heer’ (1Kor 12:4-6, 11). Hij liet uitkomen dat deze verschillende aspecten van de christelijke dienst allemaal ‘heilige dienst’ zijn (Ro 12:1, 6-8).
de ouderlingen: Of ‘de oudsten’. Lett.: ‘de oudere mannen’. In de Bijbel wordt het Griekse presbuteros voornamelijk gebruikt voor personen die gezag en verantwoordelijkheid dragen in een gemeenschap of natie, hoewel de term soms duidt op leeftijd. (Zie aantekening bij Mt 16:21.) In het oude Israël deelden de oudsten de verantwoordelijkheid voor het leiderschap en bestuur, zowel op plaatselijk niveau (De 25:7-9; Joz 20:4; Ru 4:1-12) als op nationaal niveau (Re 21:16; 1Sa 4:3; 8:4; 1Kon 20:7). Dit is de eerste keer dat het woord in verband met de christelijke gemeente wordt gebruikt. Net als de oudsten in het letterlijke Israël gaven de ouderlingen in het geestelijke Israël leiding aan de gemeente. In deze context waren de ouderlingen degenen die de hulpgoederen in ontvangst namen en toezagen op de verdeling ervan over de gemeenten in Judea.