HANDELINGEN
Aantekeningen — Hoofdstuk 27
we: Zoals in de aantekeningen bij Han 16:10 en 20:5 wordt gezegd, bevat Handelingen gedeelten waarin Lukas, de schrijver van het boek, persoonlijke voornaamwoorden als we en ons gebruikt (Han 27:20). Dat duidt erop dat Lukas met Paulus meereisde op delen van enkele van zijn vele reizen. Het gedeelte van Handelingen dat hier begint en doorloopt tot Han 28:16 bevat zulke verwijzingen, waaruit blijkt dat Lukas met Paulus meereisde naar Rome.
een legerofficier: Of ‘een centurio’. Een centurio was iemand die in het Romeinse leger het bevel had over zo’n 100 soldaten.
vriendelijk: Of ‘menslievend’. Het Griekse woord filanthropos en het verwante filanthropia duiden op zorgzaamheid en belangstelling voor mensen. Na een dag op zee legde het schip zo’n 110 km noordelijker aan in Sidon, aan de kust van Syrië. Blijkbaar behandelde Julius, de legerofficier, Paulus niet als een gewone misdadiger, mogelijk omdat Paulus een Romeins burger was die niet schuldig was verklaard (Han 22:27, 28; 26:31, 32).
een schip: Een graanschip (Han 27:37, 38). In die tijd was Egypte de voornaamste leverancier van graan voor Rome. Egyptische graanschepen legden aan in Myra, een grote stad in de buurt van de ZW-kust van Klein-Azië. De legerofficier, Julius, vond zo’n schip en liet de soldaten en gevangenen aan boord gaan. Dit schip moet een stuk groter zijn geweest dan het schip waarmee ze het eerste deel van hun reis maakten (Han 27:1-3). Het vervoerde een kostbare lading tarwe en daarnaast 276 mensen: de bemanning, de soldaten, de gevangenen en waarschijnlijk nog anderen die naar Rome gingen. Myra lag ten N van Alexandrië en lag daarom misschien op de vaste route van schepen uit die Egyptische stad. Het kan ook zijn dat het schip uit Alexandrië door de ‘tegenwind’ (Han 27:4, 7) gedwongen was geweest van koers te veranderen en voor anker te gaan in Myra. (Zie App. B13.)
de vasten van de Verzoendag: Of ‘de najaarsvasten’. Lett.: ‘de vasten’. De Griekse term voor ‘de vasten’ duidt op de enige vasten die onder de wet van Mozes verplicht was, namelijk de vasten in verband met de jaarlijkse Verzoendag, ook Jom Kipoer genoemd (Hebr.: jōm hakkippoerim, ‘dag van de bedekkingen’; Le 16:29-31; 23:26-32; Nu 29:7; zie Woordenlijst ‘Verzoendag’). De uitdrukking ‘in rouw doorbrengen’, die in verband met de Verzoendag wordt gebruikt, lijkt te slaan op verschillende vormen van onthouding, waaronder vasten (Le 16:29, vtn.). Het gebruik van ‘de vasten’ in Han 27:9 ondersteunt de gedachte dat de voornaamste vorm van onthouding op de Verzoendag vasten omvatte. De vasten van de Verzoendag was eind september of begin oktober.
ons leven: Of ‘onze zielen’. Het Griekse woord psuche slaat in deze context op een persoon of op het leven van een persoon. (Zie Woordenlijst en App. A2.)
Euraquilo: Grieks: Eurakulon. Latijn: euroaquilo. Dat wil zeggen een NO-wind, die bij zeelieden in het Middellandse Zeegebied bekendstaat als de gregale. Het is de hevigste storm die op de Middellandse Zee voorkomt. De Euraquilo was heel gevaarlijk voor een schip met grote zeilen, dat tijdens zo’n storm makkelijk zou kunnen kapseizen.
de sloep: Het Griekse skafe duidt op een kleine boot die het schip achter zich aan sleepte of die bij een groter schip aan boord werd gehouden. De sloep kon gebruikt worden om aan land te komen als het schip dicht bij de kust voor anker lag, om goederen uit te laden of om het schip te trekken als het gekeerd moest worden. In noodgevallen kon de sloep ook als reddingsboot worden gebruikt. Tijdens een storm werd de sloep opgehesen en aan het schip vastgemaakt om te voorkomen dat die volliep of te pletter sloeg.
de Syrtis: De Griekse naam Syrtis komt van een grondwoord dat ‘slepen’ betekent. Syrtis was de naam van twee baaien in de grote bocht van de kust van Noord-Afrika (aan de kust van het huidige Tunesië en Libië). De westelijke baai (tussen Tunis en Tripoli) werd de Kleine Syrtis (nu de Golf van Gabès) genoemd. Ten O daarvan lag de Grote Syrtis, de huidige Golf van Sidra. Deze baaien waren in de oudheid bij zeelieden berucht vanwege de verraderlijke zandbanken, die door de getijden voortdurend verschoven. Strabo, een geograaf uit de eerste eeuw, zei over vaartuigen die op de zandbanken liepen dat ‘een boot zelden gespaard bleef’ (Geographica, 17, III, 20). Volgens Josephus joeg alleen al de naam Syrten (een andere benaming voor de Syrtis) de mensen angst aan (De Joodse Oorlog, 2.16.4 [2.381]; zie App. B13).
een zware storm: Lett.: ‘geen geringe storm’. De Griekse uitdrukking duidt op een hevige storm. Omdat zeelieden in Paulus’ tijd op de zon of de sterren navigeerden, maakte bewolking het navigeren erg lastig.
want niemand van jullie zal omkomen: Of ‘want geen leven (ziel) zal verloren gaan’. Het Griekse woord psuche slaat in deze context op een persoon of op het leven van een persoon. (Zie Woordenlijst en App. A2.)
voor wie ik heilige dienst doe: Of ‘die ik dien (aanbid)’. (Zie aantekening bij Han 26:7.)
de Zee van Adria: In Paulus’ tijd werd deze term gebruikt voor een groter gebied dan de huidige Adriatische Zee. De Griekse geograaf Strabo zei dat de naam was ontleend aan de stad Atria, die aan de monding van de rivier de Po lag, aan wat nu de Golf van Venetië wordt genoemd (Geographica, 5, I, 8). De huidige Italiaanse stad Adria ligt iets van de kust vandaan. Het lijkt erop dat de naam Adria oorspronkelijk op de wateren in de omgeving van de oude stad werd toegepast, maar dat de naam later de volledige huidige Adriatische Zee, de Ionische Zee en het gedeelte van de Middellandse Zee ten O van Sicilië (en Malta) en ten W van Kreta ging omvatten. (Zie App. B13.)
20 vadem: Zo’n 36 m. Een vadem is een lengtemaat voor het peilen van de waterdiepte. De lengte van de vadem wordt over het algemeen op vier el (c. 1,8 m) gehouden en komt ongeveer overeen met de afstand tussen de toppen van de middelvingers bij zijwaarts gestrekte armen. Het Griekse woord voor vadem (orguia) komt dan ook van een grondwoord dat ‘uitstrekken’, ‘reiken’ betekent. (Zie App. B14.)
15 vadem: Zo’n 27 m. (Zie aantekening bij 20 vadem in dit vers en App. B14.)
276: Hoewel in een paar manuscripten een ander getal wordt genoemd, wordt het getal 276 door veel manuscripten ondersteund en wordt het door de meeste geleerden geaccepteerd. Op de schepen uit die tijd was ruimte voor zo veel passagiers. Josephus heeft het over een schip dat met zo’n 600 mensen aan boord onderweg naar Rome schipbreuk leed.
mensen: Of ‘zielen’. Het Griekse psuche, traditioneel weergegeven met ‘ziel’, duidt hier op een levend wezen. (Zie Woordenlijst en App. A2.)