Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g70 22/5 blz. 21-24
  • Bewoners van de bergen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bewoners van de bergen
  • Ontwaakt! 1970
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De berggorilla
  • De kamelen van het hooggebergte
  • Andere onverschrokken bergbeklimmers
  • Acrobaten van de steile rotsen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • Een ontmoeting met de grootste der mensapen
    Ontwaakt! 1974
  • Gletsjers op de evenaar
    Ontwaakt! 2005
  • Bergen — Meesterlijke scheppingswerken
    Ontwaakt! 1994
Meer weergeven
Ontwaakt! 1970
g70 22/5 blz. 21-24

Bewoners van de bergen

STATIGE bergen waarvan de toppen in de wolken steken en die duizelingwekkende hoogten bereiken, mogen ons mensen dan al koud-majestueus, eenzaam, zelfs afschrikwekkend toeschijnen, maar een grote verscheidenheid van in het wild levende dieren voelt zich er thuis. Sommige van deze zouden er nooit aan denken naar geringere hoogten af te dalen. En als men ze in een dierentuin gaat bekijken, zal men, ook al kunnen ze een dergelijke vernederende ervaring wellicht lange tijd overleven, geen werkelijk idee kunnen krijgen van hun levenswijze tussen bergtoppen en -kloven.

Sommige van deze dieren kennen wij niet zo goed, terwijl de namen van andere in onze dagelijkse spraak vrij algemeen voorkomen. Hebt u bijvoorbeeld wel eens gehoord van de bergnyala met zijn gedraaide horens, die wel meer dan een meter lang zijn? Hij werd in 1908 op ruim 2700 meter hoogte in de bergen van Zuid-Ethiopië ontdekt. Maar wie heeft daarentegen niet van de chinchilla gehoord? De bergvariëteit leeft op een hoogte van 5000 meter.

Op die hoogten zijn ook vogels die op onbereikbare plaatsen hun nest bouwen. Er is een grote verscheidenheid van dergelijke hoogvliegers, zoals haviken, arenden, de zwarte eend, slanksnavelige, kastanjebruin gevleugelde spreeuwen en een menigte andere.

Kunnen wij enkele van deze hoge bergbewoners eens van meer nabij bekijken zonder ons leven te riskeren? Jawel, want anderen zijn tot deze duizelingwekkende hoogten opgeklommen en hebben hun persoonlijke waarnemingen ten behoeve van ons opgetekend.

De berggorilla

Laten wij beginnen met de berggorilla, de reuzenaap die in 1847 in de hogergelegen Westafrikaanse wouden werd ontdekt. Zijn enorme kracht, de afgelegenheid van zijn verblijfplaats en de verhalen over zijn strijdlust hebben de verbeelding van de mens geprikkeld en er min of meer een mysterie van gemaakt, waardoor de algemene en wetenschappelijke belangstelling werd opgewekt.

De Afrikaanse primatenexpeditie ging in februari 1959 op weg om het mysterie op te helderen. Om hun doel te bereiken, moesten zij in de wouden ronddolen en in mist gehulde bergen beklimmen. In 1961 kwamen zij ten slotte op de plaats waar de berggorilla — naar men zegt, met een totale populatie van vijf- tot vijftienduizend dieren — zich ophoudt. Gedurende de 466 uren die men in het volle gezicht van deze kolossale dieren doorbracht, kwam men veel over ze te weten, terwijl er heel wat aantekeningen werden gemaakt.

Leden van de expeditie hadden alles bij elkaar de gelegenheid de dieren bij 314 afzonderlijke ontmoetingen te bestuderen. Stelt u zich eens voor dat een van deze reusachtige dieren u tot op minder dan vijf meter nadert zonder dat iets hem belet nog dichterbij te komen! Die ervaring deed een van de leden van de groep op.

Deze mannetjesputters staan vroeg op, om ongeveer 6 uur ’s morgens, en begeven zich om ongeveer 6 uur ’s middags ter ruste. Het ontbijt duurt misschien een paar uur, en met hun zware lichaam gaan ze dan van hapje tot hapje. Van ongeveer 10 uur ’s ochtends tot 2 uur ’s middags lummelen ze rond. Dan gaan ze weer op zoek naar voedsel — voedsel van een veel grotere verscheidenheid dan waarschijnlijk enige dierentuin ooit zou verschaffen. In verschillende studiegebieden werden in totaal 100 eetbare planten verzameld — beslist geen eentonige kost!

De waarnemers merkten op dat deze dieren in totaal ongeveer tweeëntwintig verschillende manieren van uitdrukken of schreeuwen hebben, waarvan er acht tamelijk veelvuldig voorkomen. Zo is er het zachte brommende geluid, het zekere teken dat de aap tevreden is. Een reeks abrupte grommen dient om de troep bij elkaar te houden. Een scherpe gil kan klinken alsof er een moord wordt gepleegd, maar heeft hoogstwaarschijnlijk niet meer te betekenen dan een ruzie met een hoop bluf. Een hoog gekrijs betekent dat een klein aapje bang is achtergelaten te worden. Moeder zal zonder twijfel meteen reageren.

Wat valt er echter te zeggen over het befaamde op-de-borst-slaan van de gorilla? Daarvoor zult u geduld moeten hebben, want het gebeurt zelden. Maar als het gaat gebeuren, staat u een waar schouwspel te wachten! Het begint met een reeks schreeuwen, waarop het dier, in snel tempo krijsende geluiden uitstotend, zich als een berg haar op zijn achterpoten verheft, de een of andere plant de lucht in smijt, één poot omhooggooit en zich als climax met holle handen verscheidene malen op zijn zware borst slaat. Dan rent hij zijwaarts, slaat naar de planten, rukt eraan en beukt ten slotte dreunend met vlakke hand op de grond. Men heeft het geluid van het op-de-borst-slaan opgenomen en zijn oorverdovend geschreeuw is waarschijnlijk het meest explosieve geluid in het hele dierenrijk!

Bekijkt men deze sterke dieren, die wel 300 kilo wegen, nader, dan blijkt dat hun gezichtsvermogen, gehoor en reuk ongeveer hetzelfde zijn als die van de mens. Ze lopen bijna altijd op vier poten. De langste afstand die men de berggorilla rechtop heeft zien lopen, was een kleine twintig meter. Interessant was ook dat men in al de uren waarin ze geobserveerd werden, geen van deze dieren ook maar eenmaal een soort van gereedschap of werktuig heeft zien gebruiken.

De jongere leden van de troep spelen verschillende spelletjes — koning van de bergen, de leider naäpen en hardloop-, klim-, glij-, en zwaaispelletjes. Ze leiden een betrekkelijk vredig bestaan. Men hoort ze zelden ruzie maken. Zonnebaden is een van hun voornaamste vormen van ontspanning. Ze gaan dan languit op hun rug liggen en stellen hun harige borst aan de warme zonnestralen bloot. Als het gaat regenen, biedt een boom beschutting, of ze zitten misschien eenvoudig voorovergedoken in het open veld, geduldig wachtend tot de bui is overgedreven.

De kamelen van het hooggebergte

Laten wij, via de aantekeningen van bergbeklimmers-biologen, nu eens kijken naar de kamelen van het hooggebergte in hun eigen omgeving, de rotsige woestijnen of punas hoog in het Andesgebergte van Zuid-Amerika. De vicuña leeft in het wild en wordt zeer gewaardeerd om zijn vacht, terwijl de lama, een echt schip der woestijn, tot huisdier is gemaakt. Zowel de vicuña als de lama ziet er heel anders uit dan het dier dat wij gewoonlijk „kameel” noemen, maar toch zijn het allebei echte vertegenwoordigers van de kameelachtigen.

De lama is voornamelijk een lastdier, maar dan een uniek lastdier, want hij kan zelfs in de ijle berglucht, terwijl de temperatuur vaak onder nul is, in een snijdende wind en midden in een gierende sneeuwjacht zware lasten dragen. Hij zal echter geen ons vracht meer accepteren dan hij wenst te dragen. Op die kale hellingen, waar geen grassprietje te zien is en waar niets anders schijnt te zijn dan zand en naakte rotsen, worden lama’s dik en welgedaan.

Hoe blijven ze echter in leven? Hun bekwaamheid in het bergen beklimmen komt hun nu goed te pas! Ze zoeken verrukkelijke hapjes (dat wil zeggen, in hun ogen) zoals rendiermos, korstmos en cactussen, die ze op ongelofelijk steile weiden weten te bemachtigen.

De lama is ook nog met iets speciaals toegerust en dat heeft hij nodig ook, want enkele van de grootste jagers van de dierenwereld besluipen hem — de bergleeuw en de jaguar. Door de bijna klauwachtige, van zachte eeltkussens voorziene tenen kan hij zich op onmogelijk steile oppervlakten vasthouden alsof hij zuignappen onder zijn voeten heeft. Vaak lijkt het, door de zeer losse hakgewrichten, alsof de poten zelf ontwricht zijn als ze zich naar elke hoek en spleet voegen.

Een gewoon maar verbazingwekkend gezicht is een kudde lama’s die op een schijnbaar kale rots graast, zo steil dat zelfs de Indianen, de inwoners van het land zelf, er niet op kunnen blijven staan! Het is ook een opwindend gezicht een lama in zijn eentje kale rotsranden te zien oversteken, of over het spiegelgladde ijs van een gletsjer driehonderd meter boven een snelle bergstroom te zien lopen. Door één misstap, zo lijkt het, zou het dier in een onpeilbaar diep ravijn omlaag kunnen storten.

De vicuña daarentegen wordt niet gehoed. Hij is bekend om zijn wilde, bliksemsnelle bewegingen en geweldige sprongen. Ze kunnen er op 5000 meter hoogte met zulk een snelheid vandoor gaan dat alleen het stof dat ze doen opwaaien, te zien is, en dan plotseling blijven ze stokstijf staan. Ze kunnen vier en een halve meter de hoogte in springen, zich tussen hemel en aarde omdraaien, en, op het moment dat hun poten de grond raken, als dollen in een volkomen andere richting wegrennen.

Men kan soms een hele kudde van vijftig of meer dieren in kringen zien ronddraven, haasje-over zien spelen, achterover zien duikelen en salto mortales zien maken als om hun vrijheid te demonstreren. Bij het minste teken van gevaar gaan ze er in een stofwolk vandoor. Blijkbaar hebben ze geen besef van de gevaren die evenwel aan hun hoge speelterreinen verbonden zijn. Vaak worden ze door een val verwond of gedood, ondanks de algemene gedachte dat ze nooit misstappen.

Het is interessant dat hun hersens maar in één richting schijnen te werken. Vicuña’s zullen telkens weer naar hetzelfde nachtverblijf terugkeren, zelfs al worden daar elke nacht enkele gedood. Als een jager dus een nachtverblijf heeft ontdekt, behoeft hij alleen maar te wachten. Hij is zeker van zijn prooi. De vicuña zal over geen enkele barrière, hoe ondeugdelijk ook, heenspringen, ertegenaan duwen of deze oversteken. De Indianen behoeven alleen maar twee trechtervormige versperringen van dun touw te maken om er de dieren in op te vangen en ze, als ze in het nauwe, op een tuit gelijkende uiteinde komen, te doden. Ze doen geen poging door de dunne koordbarrières heen te breken!

De waardevolle vacht van de vicuña’s maakt ze tot een speciaal doelwit van jagers. Vicuñaleer is zo heerlijk licht dat een lap van 1,80 meter in het vierkant tot een pakje van drieëntwintig bij zesendertig centimeter en van niet meer dan tien centimeter dik kan worden opgevouwen en geperst — een pakje van nog geen twee kilo. De regeringen van Peru en Bolivia hebben strenge wetten moeten afkondigen om het moedwillig afslachten van deze vrijheidlievende dieren te beperken.

Andere onverschrokken bergbeklimmers

Het tafereel verplaatst zich nu naar het noordwesten van Amerika. Hier is de verblijfplaats van de geelogige berggeit — in werkelijkheid een antilope. Met zijn witte baard die sereen in de wind wappert, doet hij de toeschouwers aan een oude professor denken. Geen enkele professor zou echter deze witte berggeit, die van alle bergbewoners het meest vast op de voeten staat, kunnen volgen. Gekleed in warm wollen ondergoed van zeven tot tien centimeter dik, leidt hij een hard, zwaar leven boven de boomgrens. Zijn overjas is lang en ruig en eveneens van zuivere wol. Biologen weten echter niet precies hoe hij, zelfs met een dergelijke uitrusting, kans ziet de noordpoolomstandigheden van de noordelijke Rockies te overleven. Soms verliest dit dier zoveel haar dat Indianen in een gebied van enkele hectaren wel een hectoliter of meer bijeen kunnen halen.

De zekere tred van de witte berggeit is werkelijk fenomenaal. Hij zal zelden verder gaan voordat hij zeker weet wat hem te wachten staat. Als een pad hoog in de bergen echter doodloopt, raakt hij niet in paniek. Het kan zijn dat hij achteruitloopt tot het veilig is zich om te keren, of hij richt zich misschien op zijn achterpoten op, met honderden meters louter niets onder zich, drukt zich stijf tegen de rots aan, keert zich binnenwaarts om en komt weer op zijn vier poten neer met evenveel gemak als u op de trottoirband zou stappen. Maar daarmee is zijn durf nog niet ten einde. Het kan ook zijn dat hij in plaats daarvan de gapende afgrond beneden zich tart en eenvoudig op zijn achterpoten gaat staan, een kleine vooruitstekende rotsrichel vastgrijpt en zich naar een nog grotere hoogte optrekt.

Evenals de lama hebben deze berggeiten hun eigen speciale schoeisel. De onderkant van elke teen is hol en werkt als een zuignap. De kloven tussen de tenen gaan naar voren open zodat als het dier een gladde, rotsige helling afdaalt, de tenen door zijn gewicht wijder van elkaar gaan om meer houvast te krijgen. Deze dieren zijn heel nieuwsgierig naar de mensen die zo nu en dan in hun bergwoonplaats komen neuzen.

En dan het dikhoorn- of bergschaap, dat eveneens in een wereld van hoge bergtoppen is geboren. Dit dier is werkelijk een schaap, maar een schaap zonder de traditionele wol. Ook hij is behendig en rap van voet. Men heeft eens een oude ram in de Sierra Diablo van West-Texas van een vrijwel loodrechte, vijftien meter hoge rotswand zien afdalen. Een andere maakte een sprong die ongeveer vijf meter overbrugde. De bergschapen trekken meestentijds in kudden rond. Moederdieren kijken ernstig toe als de lammetjes pret maken, krijgertje spelen, ’de leider naäpen’, op de rots springen, rond bergtoppen hollen en stootwedstrijden houden.

Nog een bewoner van deze noordelijke bergstreek is de bergbever. Dit is eigenlijk een verkeerde benaming, want hij is geen echte bever. Hij heeft geen staart en is niet, zoals de echte bever, vermaard om zijn ijver. Zijn tunneldak is zelfs vaak zo dun dat het instort. Als de overblijfselen hem hinderen, schraapt hij ze gewoon bijeen en schuift ze naar buiten. Men kan hem de hele winter met zijn dagelijkse werkzaamheden bezig zien, want hij houdt geen winterslaap.

Laten wij tot slot eens een kijkje nemen bij de klipdas in zijn normale plaats van herkomst, het bergmassief Kenya in Afrika. Men zegt dat dit eigenaardige dier zonder staart en ongeveer zo groot als een konijn, verwant is aan de olifant en de rinoceros. Zijn uitwerpselen zijn uniek, want ze bevatten het hyraceum dat in elegante parfums wordt gebruikt. De klipdas, die minder gekunsteld en minder beweeglijk is dan sommige van zijn bergen beklimmende buren, leeft in een hol waarin de temperatuur maar net iets boven het vriespunt is. Hij is toegerust met een vijf centimeter dikke bruine bontjas. Zijn neven en nichten wonen in de lage savanna’s waar het warmer is en daarom is hun pelsjas maar anderhalve centimeter dik.

Overal waar op aarde berghoogten zijn, leven dus ook interessante dieren die deze bergen als hun tehuis beschouwen. Ontoegankelijkheid betekent voor deze dieren voornamelijk dat ze veilig zijn voor menselijke rovers. Er zijn grote en kleine dieren, en ze omvatten een grote verscheidenheid: de machtige gorilla, de grappige vrije vicuña, de waardige berggeit, de flegmatieke lastdragende lama en de hollende bergbever. Als u ooit een van deze dieren in een dierentuin ziet, denkt u dan nog maar eens terug aan de wereld van bergtoppen en -kloven daar hoog in de zuivere, frisse lucht, waar ze thuishoren.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen