„Uw woord is waarheid”
Wie schreef de Pentateuch?
DE UITDRUKKING „Pentateuch” heeft betrekking op de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Geschriften — Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Wie schreef deze boeken?
In de Pentateuch zelf kan men verklaringen vinden waardoor Mozes als de schrijver wordt aangeduid (de inlichtingen over zijn dood zijn waarschijnlijk door Jozua toegevoegd) (Ex. 17:14; Num. 33:2; Deut. 31:9). Andere delen van de bijbel getuigen eveneens van Mozes’ auteurschap (Joz. 1:7, 8; Recht. 3:4; 1 Kon. 2:3). Ook Jezus Christus aanvaardde dit klaarblijkelijk als een feit, want hij zei tot de joden: „Indien gij trouwens Mozes hadt geloofd, zoudt gij mij geloven, want hij heeft over mij geschreven.” — Joh. 5:46.
Maar talloze hedendaagse geleerden verwerpen dit getuigenis en zijn in plaats daarvan voorstanders van hun zogenoemde „bronnentheorie”. Zij beweren dat de documenten of bronnen waarop de Pentateuch is gebaseerd, door verschillende personen lang na de tijd van Mozes zijn geschreven. Zo zegt The Interpreter’s Dictionary of the Bible (Deel 3, blz. 726) hierover: „De documenten zelf werden op verschillende tijdstippen samengesteld, beginnend in de tiende eeuw en eindigend in het midden van de zesde eeuw v.G.T., toen de begingeschiedenis geheel voltooid was.”
Volgens de bronnentheorie zijn er vier basisbronnen (sommigen geven de voorkeur aan meer) voor de inlichtingen die in de Pentateuch zijn vervat. Ze hebben de volgende namen: „J” (Jahwist), „E” (Elohist), „P” (Priestercodex) en „D” (de bron waarop naar men zegt een groot deel van het boek Deuteronomium is gebaseerd). De gedachte die aan de bronnentheorie ten grondslag ligt, is dat het gebruik van verschillende titels voor God op verschillende schrijvers wijst. Maar is dat redelijk? Zou één enkele schrijver ter wille van de afwisseling of om een onderscheiden eigenschap van God te belichten, niet logischerwijs verschillende titels kunnen gebruiken?
Als wij alleen al enkele hoofdstukken van het eerste boek van de Pentateuch, Genesis, beschouwen, komen wij titels tegen als „de Allerhoogste God”, „Voortbrenger van hemel en aarde”, „Soevereine Heer”, „een God die ziet”, „God de Almachtige”, „God”, „de ware God”, en „de Rechter van de gehele aarde” (Gen. 14:18, 19; 15:2 [Eng. uitgave van 1971]; 16:13; 17:1, 3, 18; 18:25). Iemand die ieder gedeelte aan een andere schrijver zou willen toeschrijven op grond van de verschillende benamingen voor God, zou het verslag in vele onbetekenende fragmenten versnipperen.
Als wij het verslag daarentegen als één samenhangend geheel beschouwen, kunnen wij makkelijk inzien dat de verschillende titels voor God met opzet worden gebruikt, om de verschillende eigenschappen van Jehovah en zijn verscheidene werken en de diverse manieren waarop hij met zijn volk handelt, tot uiting te laten komen.
Ook mag men een afwisseling in uitdrukkingen verwachten. Afwisseling in uitdrukkingen is, zoals professor Segal van de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem opmerkte, „een steeds terugkerend verschijnsel in de gehele Hebreeuwse verhalende stijl, en in het bijzonder bij de aanduiding van namen van personen”. Ter illustratie hiervan vestigt hij de aandacht op hoofdstuk 18 van Exodus, waar afwisselend „Jethro” en „schoonvader” worden gebruikt ter aanduiding van dezelfde persoon, klaarblijkelijk met het doel afwisseling in het verslag te brengen.
Egyptoloog K.A. Kitchen, die openlijk de onredelijkheid van de bronnentheorie aan de kaak stelt, zegt: „In de Pentateuch-kritiek is het reeds lang gebruikelijk het geheel in verschillende documenten of werken van verschillende ’hand’ te verdelen. . . . Maar de in de oudtestamentische kritiek gevolgde gewoonte om deze kenmerken toe te schrijven aan verschillende ’handen’ of verschillende documenten, wordt volkomen absurd wanneer men ze gaat toepassen op andere oude oosterse geschriften, geschriften die precies dezelfde verschijnselen vertonen.” Hij haalt dan het voorbeeld aan van een Egyptische biografie, die, wanneer men de theoretische methoden zou gebruiken die door de critici van de Pentateuch worden aangewend, aan verschillende „handen” zou kunnen worden toegeschreven. Maar deze Egyptische biografie „werd binnen maanden, weken, of zelfs nog minder tijd ontworpen, samengesteld, geschreven en gegraveerd. De stijl van de biografie kan niet van verschillende ’handen’ afkomstig zijn, daar deze alleen maar varieert naar gelang van het onderwerp dat beschouwd wordt en in zoverre een passende behandeling van de stof het vereist.” — The New Bible Dictionary, blz. 349.
De bronnentheorie is niet alleen absurd maar doet ook het bijbelse verhaal geweld aan. Zo wordt er van het verslag van Jozef die door zijn halfbroers werd verkocht, een lompe combinatie van twee tegenstrijdige verhalen gemaakt. The Interpreter’s Dictionary of the Bible (Deel 3, blz. 713) verklaart bijvoorbeeld: „Er zijn twee verslagen van het gebeurde, die tot een verwarrend geheel met elkaar vermengd zijn. In het ene werd Jozef in een put geworpen en daar achtergelaten om te sterven. Toen werd hij door Midianieten gevonden, die hem naar Egypte brachten en daar verkochten (vs. 22-24, 28a [tot ’put’], 28c-30, 36; de bron is E). In het andere verslag werd hij aan een voorbijkomende groep Ismaëlieten verkocht (vs. 25-27, 28b [tot ’zilverstukken’], 31-35; de bron is J). In het ene (E) treedt Ruben op als degene die voor Jozef tussenbeide komt, in het andere (J) Juda. Alleen een dergelijke scheiding biedt een begrijpelijk verslag van de episode.”
Maar heeft het verslag een dergelijke scheiding nodig om „begrijpelijk” te zijn? Heeft de scheiding niet veeleer verwarring tot gevolg, zodat het voor de lezer onmogelijk wordt te weten wat er precies gebeurde? Als deze zienswijze juist zou zijn, zou dat betekenen dat het onmogelijk is het verslag op begrijpelijke wijze als een harmonieus geheel te zien. Toch hebben door de eeuwen heen miljoenen verstandige personen, met inbegrip van ontwikkelde geleerden, het verslag begrepen.
In het kort gebeurde er dit: Op het moment dat Jozefs halfbroers hem in de verte zagen aankomen, begonnen zij een snood plan tegen hem te beramen, en zeiden: „Ziet! Daar komt die dromer aan. Nu dan, komt en laten wij hem doden en hem in een van de waterputten gooien.” De eerstgeborene, Ruben, wilde het plan tot moord echter verijdelen en drong erop aan Jozef niet te doden maar hem in een droge waterput te gooien. Toen Jozef aankwam, trokken zij hem zijn lange gestreepte kleed uit en deden wat Ruben gezegd had. Vervolgens kwam er, terwijl zij aan het eten waren, een karavaan Ismaëlieten in het gezicht. Maar Ruben was op dat moment weg. En bij zijn afwezigheid overreedde Juda de anderen ertoe om Jozef niet te doden (wat gebeurd zou zijn als zij hem in de put hadden laten zitten), maar hem liever aan de voorbijtrekkende kooplieden te verkopen. „Derhalve trokken en hieven zij [Jozefs halfbroers zoals uit de context blijkt] Jozef op uit de waterput en verkochten Jozef toen voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten. Ten slotte brachten dezen Jozef naar Egypte. Later keerde Ruben naar de waterput terug en zie, Jozef was niet in de waterput” (Gen. 37:18-29). Is dit verslag moeilijk te begrijpen?
Het is beslist niet nodig te beweren dat in het ene verslag de persoon die tussenbeide kwam Ruben was, en in het andere Juda. Er waren bij de gebeurtenis twee verschillende tijdstippen betrokken. De bijbel zegt: „Later keerde Ruben . . . terug”, waardoor te kennen wordt gegeven dat hij op het moment dat Juda de raad gaf Jozef te verkopen, niet aanwezig was.
Dat de termen „Midianieten” en „Ismaëlieten” schijnbaar door elkaar worden gebruikt, geeft geen problemen. Daar beide volken afstammelingen waren van Abraham via zijn zonen Ismaël en Midian, geleken ze wat hun levenswijze betreft ongetwijfeld zeer veel op elkaar, en onderlinge huwelijken kunnen tot een verdere vermenging hebben bijgedragen. Ook is het mogelijk dat de Midianitische kooplieden in de Ismaëlitische karavaan meereisden.
Men ziet dus dat de „verwarring” niet aan de bijbel ligt maar aan degenen die vasthouden aan de bronnentheorie. Het bijbelse getuigenis dat Mozes inderdaad de Pentateuch schreef, is onaangetast.