Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g73 8/6 blz. 9-14
  • Wat het wil zeggen verpleegster te zijn

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat het wil zeggen verpleegster te zijn
  • Ontwaakt! 1973
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een moeilijk beroep
  • Vreugden en voldoening
  • Dankbaarheid van patiënten
  • Mijn besluit om verpleegster te worden
  • De verpleegstersopleiding
  • Beproevingen en spanningen
  • Opleiding tot vroedvrouw
  • Gebrek aan voorzichtigheid en zorg
  • Abortussen en bloedtransfusies
  • Wat ik door de verpleging ben gaan beseffen
  • De onmisbare rol van verpleegkundigen
    Ontwaakt! 2000
  • Verpleegkundigen — Waarom hebben we hen nodig?
    Ontwaakt! 2000
  • Het voeden van uw zuigeling — een last of een genoegen?
    Ontwaakt! 1974
  • Van onze lezers
    Ontwaakt! 2001
Meer weergeven
Ontwaakt! 1973
g73 8/6 blz. 9-14

Wat het wil zeggen verpleegster te zijn

Zoals verteld aan een schrijver van de Ontwaakt!-redactie

IK BEN geboren op Jamaica in West-Indië en begon daar aan het eind van de jaren veertig mijn loopbaan als verpleegster toen ik nog een tiener was. Ik heb dus tot nu toe vierentwintig jaar in de verpleging gewerkt, zowel op Jamaica als in de Verenigde Staten.

Reeds duizenden patiënten, met bijna elke ziekte en kwaal die maar te bedenken is, heb ik verzorgd. Ik heb op de operatiezaal gewerkt, gehavende en verminkte slachtoffers van ongelukken verzorgd, stervenden bijgestaan en vele andere verpleegsterstaken verricht. Al vele malen heb ik de droefheid en de frustratie, maar ook de triomfen en de vreugden van het verpleegstersvak gesmaakt.

Vaak is mij de vraag gesteld: „Waarom heb je dit beroep gekozen? Ik zou het nooit kunnen.” Ook hoort men wel: „Je moet voor verpleegster in de wieg zijn gelegd.” Maar is dat zo?

Een moeilijk beroep

Zoals met zoveel andere beroepen is er heel wat onderricht en opleiding nodig voor men een goede verpleegster is. Ook moed is een vereiste plus een werkelijk verlangen om de medemens te helpen. Het is ook belangrijk lichamelijk in goede conditie te blijven omdat men met zeer veel besmettelijke ziekten in contact komt. Maar een goede verpleegster zal vooral meevoelen met haar patiënten en zichzelf volledig geven om in hun behoeften te voorzien.

Dit is echter allemaal veel gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een verpleegster moet misschien dagen achtereen, week in week uit, voor lijdende en wellicht zelfs stervende mensen zorgen. Dit kan haar hard maken en onverschillig doen worden ten aanzien van de noden van haar patiënten. Maar dat hoeft niet te gebeuren. Er zijn verpleegsters die diep bewogen worden door het lijden van hun patiënten.

Zo kan ik mij bijvoorbeeld een jonge patiënte herinneren die ik een paar jaar geleden heb verpleegd in het Carson Peck Memorial Ziekenhuis in Brooklyn (New York). Het was een vriendelijke vrouw van ongeveer zesendertig jaar. Ongeveer drie jaar voordien was haar een borst afgezet wegens kanker en nu was ze in het ziekenhuis voor een andere operatie in verband met kanker. Als je naar haar keek, kon je je niet voorstellen dat zij ziek was. De kanker had zich echter door haar hele lichaam verspreid.

Ik voelde werkelijk met haar mee, want zij had zo’n sterke wil om te leven. Ik geloof niet dat zij ooit heeft geaccepteerd dat zij zou sterven. Ze bleef echter slechts vijf weken na haar tweede operatie leven. Het was een deerniswekkende situatie als haar man en haar moeder, die wisten in welke toestand zij verkeerde, op bezoek kwamen. Het doet mij werkelijk verdriet een patiënt langzaam te moeten zien sterven en de smart van de familieleden te aanschouwen.

Het is vooral droevig te moeten meemaken dat patiënten denken dat zij zullen blijven leven en plannen voor de toekomst gaan maken, terwijl je weet dat alles erop wijst dat ze zullen sterven. Je tracht dan je gevoelens te verbergen — je moet soms wel. Een enkele keer ben ik gewoon een kamer uitgelopen.

Zulke gevallen zijn niet alleen droevig, maar soms ook frustrerend. Ik herinner me een patiënt van ongeveer vijftig jaar in het St-John’s Episcopal Ziekenhuis in Brooklyn. Twee weken tevoren had hij een zware hartaanval gehad. Maar nu ging het al een heel stuk beter met hem. Het was zo’n fijne man; hij klaagde nooit en was altijd behulpzaam. Iedereen op de afdeling mocht hem graag.

Tot die bewuste morgen aanbrak. Ik had hem geschoren en gewassen en hij zat rechtop in bed te eten. Hij zag er zo prima uit. De dokter was geweest en had hem onderzocht en gezegd dat het voortreffelijk met hem ging. Maar toen, plotseling, riep hij me. Ik ging onmiddellijk naar hem toe en vroeg hem: „Wat is er aan de hand?” Alles wat hij kon fluisteren was: „Zuster B———.” Toen viel hij achterover, bewusteloos.

Dit gebeurde zonder enig voorafgaand waarschuwend teken. Binnen enkele seconden was het zuurstofapparaat bij de hand om zijn levensgeesten weer op te wekken. Maar het had geen zin; hij was dood. Ik had hem met zoveel zorg omringd en was er zeker van dat hij zou herstellen. Ik ervoer dit werkelijk als een verlies. Toen kwam vlak daarna zijn vrouw binnen en het was mijn taak haar te troosten. Ook dat hoort bij de verpleging; soms is het niet gemakkelijk.

Vreugden en voldoening

De verpleging kan echter ook werkelijke voldoening geven; je bent in de gelegenheid om mensen bij te staan, om hun een weinig troost te bieden. Hoe iemand tot dit beroep komt? Je moet het doen om mensen te willen helpen, zodat zij hun ziekbed of sterfbed makkelijker kunnen dragen. Zo heb ik het altijd gevoeld.

De verpleging kent ook momenten van opwinding en vreugde, vooral wanneer een patiënt van een bijna zekere dood wordt gered. Ik kan me een geval herinneren uit de jaren dat ik pas in Jamaica als verpleegster was begonnen. Ik werkte in het ziekenhuis in Montego Bay toen een plaatselijke kleermaker ernstig gewond werd binnengebracht. Er was klaarblijkelijk een deur dichtgeslagen waardoor een lange naainaald, die hij in zijn overhemd had zitten, diep zijn borst was binnengedrongen.

Toen hij naar het ziekenhuis werd gebracht, hijgde hij naar adem. Snel werd er een röntgenonderzoek ingesteld, en dit openbaarde dat de naaldpunt het hart raakte maar er nog niet was binnen gedrongen. Onmiddellijk werd er met opereren begonnen. Boven het hart werd een incisie gemaakt en ik kon het blootgelegde hart zien. De naald werd weggenomen, en de man leefde! Het gaf me toen een geweldig opwindend gevoel deel te hebben uitgemaakt van het operatieteam dat zijn leven had gered! Sinds die keer heb ik vele malen die zelfde opwindende vreugde opnieuw ervaren.

Bij een andere gelegenheid werkte ik in de operatiekamer van hetzelfde ziekenhuis. Twee jongens, beiden in de leeftijd van tien jaar, waren op weg naar school door een vrachtwagen aangereden en door de klap tegen een aarden wal gesmeten. Van een van de jongens was de borstkas gespleten waardoor zijn hart en longen blootlagen, terwijl van de andere jongen een been ernstig beschadigd was.

Ik wachtte in de operatiekamer toen de broeders van de ambulance hen binnenbrachten. Ik begon hun kleren los te snijden om de wonden bloot te leggen. Het was schrikaanjagend om het hart van de ene jongen letterlijk te zien kloppen! Ik kon me niet voorstellen dat hij in leven zou blijven. Maar snel begonnen de doktoren aan een urenlange operatie. Zij maakten de borstholte schoon, naaiden de inwendige, gescheurde weefsels dicht, vulden de borstholte met grote hoeveelheden antibiotica en sloten daarna de reusachtige wond. Maandenlang heb ik die jongen verpleegd. En hij herstelde volledig!

Dankbaarheid van patiënten

Het is een werkelijke aanmoediging wanneer patiënten die hun gezondheid hebben herwonnen, na hun verpleging tot je zeggen: „U hebt mijn leven gered. Ik ben u geweldig dankbaar!” In de loop der jaren heb ik dit reeds van vele mensen gehoord. Dergelijke woorden zijn een grote hulp om de verpleging, ondanks de problemen waarmee ze gepaard gaat, toch als een dankbaar werk te blijven bezien.

Velen van de patiënten die ik heb verpleegd, blijven nog steeds met mij in contact. Eén joodse vrouw bijvoorbeeld vergeet me nooit te schrijven wanneer zij op vakantie is. Zij was een echte moeilijke patiënte. In de tijd van twee weken had zij achttien verpleegsters gehad! Niemand behalve ik hield het bij haar uit. Ik ben van mening dat je met patiënten ferm maar toch vriendelijk kunt omgaan, en gewoonlijk reageren zij daar gunstig op.

Ik voel werkelijk met mijn patiënten mee. Daarom houd ik ook erg van het werk onder bedlegerige patiënten; ik kan mezelf dan meer geven en de mensen laten voelen dat het leven werkelijk nog waard is geleefd te worden. Natuurlijk geeft niet iedereen blijk van zijn dankbaarheid, maar ik weet dat de mensen aandacht en vriendelijkheid zeer op prijs stellen, vooral wanneer zij ziek zijn.

Mijn moeder vertelde mij eens dat zij, toen zij in een bus in Jamaica reed, twee vrouwen over een verpleegster hoorde praten. Zij bespraken hoe vriendelijk ze was geweest toen zij in het ziekenhuis lagen en wat ze allemaal voor hen gedaan had. Toen noemde een van hen de naam van die verpleegster — mijn naam. Mijn moeder was zo verrast dat zij zich omdraaide en zei: „Dat is mijn dochter!”

Mijn besluit om verpleegster te worden

Mijn belangstelling voor de verpleging is op een wat ongewone wijze ontstaan. Tijdens een vakantie in Montego Bay ging ik met een vriendin naar het ziekenhuis om een meisje te bezoeken dat daar lag om te herstellen van een blindedarmoperatie. Ze lag op een mooie plaats, met uitzicht op de baai. Ik zei tegen haar dat als ik ooit geopereerd zou moeten worden, ik naar dit ziekenhuis zou willen en op dezelfde plaats zou willen liggen als zij lag.

Wel dat was op een zondag. En de volgende zaterdag lag ik plotseling in het ziekenhuis met een acute blindedarmontsteking. Ik kreeg hetzelfde bed, in dezelfde kamer, en ik werd door dezelfde dokter behandeld, die bij mij dezelfde operatie verrichtte: de verwijdering van mijn appendix.

Terwijl ik daar na mijn operatie lag, kwam voor het eerst de gedachte bij mij op dat een verpleegster een interessant beroep had. Ik dacht bij mezelf: „Ik weet vrijwel niets af van de functies van de verschillende delen van mijn lichaam.” Ik wilde er meer over weten; dus besloot ik verpleegster te worden.

De verpleegstersopleiding

Direct nadat ik van de middelbare school kwam, gaf ik mij op voor de verpleegstersopleiding. We konden kiezen naar welke plaats we toe wilden voor de opleiding, dus koos ik dat mooie ziekenhuis in Montego Bay uit en ik werd daar aangenomen.

Onze opleiding geschiedde voornamelijk in de praktijk. De eerste weken kwamen wij op zaal te werken. Als leerling-verpleegster droegen wij ter onderscheiding van de gewone verpleegsters, die allen in het wit waren gekleed, een blauw uniform met een wit schort en zwarte kousen.

We moesten ’s morgens om zes uur in het ziekenhuis zijn en werkten dan tot zes uur ’s avonds — met overdag een korte onderbreking. De avonduren werden besteed aan de theoretische studie van de verpleging. Maar afgezien van twee à drie uur theorie waren onze dagen vrijwel geheel gevuld met normaal verpleegsterswerk.

Ervaren verpleegsters leerden ons hoe wij patiënten moesten wassen en verschonen en hoe wij een klysma moesten geven, injecties moesten toedienen, de bloeddruk moesten opnemen, enzovoort; daarna moesten wij het onder hun waakzaam toeziend oog zelf doen. Wij leerden zelfs handelingen verrichten die in de Verenigde Staten alleen aan doktoren zijn voorbehouden. Als iemand bijvoorbeeld een open snijwond had in zijn arm of been, riepen wij geen dokter maar naaiden de wond zelf dicht. Slechts als het een hoofdwond of een andere ernstige wond betrof, moest er een dokter worden gewaarschuwd.

Op het ogenblik leren meisjes op veel plaatsen de verpleging voornamelijk uit boeken; zij leren de theorie maar krijgen vaak erg weinig praktijk. Ik heb wel gediplomeerde verpleegsters meegemaakt die zelfs niet wisten hoe ze een injectie moesten geven. Eén verpleegster die haar opleiding aan een hogere onderwijsinstelling had ontvangen, en die de kenmerken van acht verschillende soorten van klysma’s kon opnoemen, gaf zelfs toe dat zij er nog nooit een had gegeven!

Beproevingen en spanningen

Er bestaat een groot verschil tussen lezen over de verpleging in een boek en het werkelijk beoefenen ervan. Ik zal nooit vergeten hoe, ik meen in de tweede week van mijn opleiding, een verpleegster mij de opdracht gaf het kunstgebit terug te zetten in de mond van een vrouw die pas gestorven was. Ik dacht dat ik zou sterven. Ik begon te huilen. Maar ik móest het van haar doen.

Onze eerste autopsie of lijkschouwing was ook een afschuwelijke ervaring. Wij waren er die nacht allemaal naar van. Ik kon niet meer eten en niet meer slapen. Het beeld van de dokter die de inwendige organen omhooghield om ons in de gelegenheid te stellen ze te identificeren, stond me nog veel te levendig voor de geest! Maar ik had zo graag wat meer over anatomie willen leren; en, ik moet zeggen, leren deed ik!

Voor mijn tweede opleidingsjaar werd ik overgeplaatst naar het algemene ziekenhuis in Kingston, de hoofdstad van Jamaica. Daar werkte ik op een zaal met patiënten die leden aan tropische ziekten; voor het merendeel kreeg ik tyfuslijders te verzorgen. Het derde en laatste jaar van onze opleiding ging snel voorbij. Of wij voortaan als volwaardige verpleegsters beschouwd zouden worden, hing af of wij door ons laatste examen zouden komen. Bij één onderdeel van het examen moesten we voor een jury van doktoren plaatsnemen en elke vraag beantwoorden die zij ons stelden. Ook moest ik als praktische proef urine op suiker onderzoeken, terwijl enkele doktoren toekeken hoe ik het deed! Ik was zo zenuwachtig dat mijn handen beefden, maar ik bracht het tot een goed einde. Ik was nu een gediplomeerd verpleegster.

Opleiding tot vroedvrouw

Voordat ik echter als verpleegster ging werken, volgde ik nog een zesmaandse opleiding in de verloskunde aan het Kingston’s Victoria Jubilee Ziekenhuis. We moesten minstens veertig bevallingen zelfstandig hebben geleid en een stevig examen afleggen voordat wij bevoegd waren als vroedvrouw op te treden.

Ik zal nooit mijn eerste bevalling vergeten. Het was verschrikkelijk! Ik dacht dat ik een levende tweeling ter wereld zou helpen brengen, maar zij waren uitgeteerd. Ik hield ze in mijn handen — ze waren dood. Ik was helemaal van streek.

Tijdens onze opleiding werden wij vertrouwd gemaakt met alle mogelijke abnormale bevallingen. Zo komt een baby bijvoorbeeld niet altijd eerst met zijn hoofd naar buiten, wat normaal is, maar ook wel eens eerst met zijn voeten, met een van zijn handen of via een andere hoek. Wij leerden hoe wij in zulke gevallen moesten handelen, en ik heb daarna heel wat van deze baby’s met succes ter wereld geholpen, zonder enige complicatie. Ook raakt soms de navelstreng rond de hals van de baby verstrikt, en er werd ons geleerd wat wij in zo’n geval moesten doen.

Wij leerden echter vooral hoe een kind tijdens het baringsproces gemanoeuvreerd moet worden om inscheuring van de bekkenbodem van de moeder te voorkomen. Veel doktoren hebben de gewoonte een inknipping te maken, de baby te verlossen en de inknipping daarna weer te hechten. Zij doen een bevalling met deze operatie, episiotomie genaamd, omdat dit gemakkelijker is. Een geoefende vroedvrouw kan echter in bijna alle gevallen een baby verlossen zonder deze operatie te verrichten, die dient om de uitgang van het geboortekanaal te vergroten. Na honderden vrouwen te hebben verlost, kan ik op de vingers van één hand het aantal keren tellen dat ik een episiotomie heb moeten uitvoeren.

Verscheidene jaren ben ik op Jamaica in de verpleging werkzaam geweest, als vroedvrouw, bij de opleiding van leerling-verpleegsters en voor het verrichten van andere ziekenhuiswerkzaamheden. Toen, in 1958, kwam ik in New York.

Gebrek aan voorzichtigheid en zorg

Tot voor drie jaar, toen ik kliniekwerk ben gaan doen, heb ik in verscheidene ziekenhuizen van Brooklyn in de gewone ziekenverpleging gewerkt. Hoewel natuurlijk iedereen wel eens een fout maakt, ben ik in die tijd verscheidene malen geschrokken van het gebrek aan voorzichtigheid en zorg, waaraan zowel doktoren als verpleegsters zich schuldig maakten. Ik weet van een aantal gevallen waarbij patiënten die waren geopereerd nog instrumenten of verband in hun lichaam hadden.

Zo heb ik ongeveer vijf of zes jaar geleden in Brooklyn een patiënte verzorgd. Toen zij weer thuis was, na een buikoperatie, klaagde zij over hevige pijn. Haar man werd boos en zei dat ze prima in orde was, maar ze bleef klagen. Men bracht haar daarom terug naar het ziekenhuis, waar er röntgenfoto’s van haar werden genomen. In haar lichaam bevond zich nog de tang van de dokter!

Naar mijn mening gaan bepaalde doktoren beslist zorgeloos en onachtzaam te werk. Zo wordt er bijvoorbeeld van hen verwacht dat zij de patiënt vóór het uitvoeren van een operatie aan een aantal onderzoekingen onderwerpen en onder andere een elektrocardiogram laten maken en een röntgenonderzoek laten verrichten. Maar ik weet van gevallen waarin dat niet werd gedaan, met ernstige gevolgen.

Eén patiënte die ik in een ziekenhuis in Brooklyn verpleegde, was gevallen en had haar elleboog gebroken. Dat was alles. Men bracht haar naar de operatiekamer om de elleboog te zetten. Nadat zij onder narcose was gebracht, trad plotseling hartstilstand op en in allerijl moest er ter plaatse een open-hartoperatie worden verricht. Na enkele dagen stierf zij, zonder nog tot bewustzijn te zijn gekomen. Als zij echter vóór die tijd was onderzocht, zou men haar hartconditie hebben gekend en voorzorgsmaatregelen hebben kunnen nemen.

Dergelijke dingen gebeuren vaker dan men vermoedt. Ik weet dit omdat ik het zelf heb meegemaakt, en ook vriendinnen van mij die hier in ziekenhuizen in New York werken. Het is droevig om het te moeten zeggen, maar veel doktoren en verpleegsters schijnen zich tegenwoordig eenvoudig niet meer te bekommeren om het welzijn van hun patiënten. In plaats daarvan gaat hun belangstelling voornamelijk uit naar het geld dat zij kunnen verdienen — hun salaris.

Heel wat keren heb ik bij het aflossen van verpleegsters hun aandacht moeten vestigen op de toestand waarin zij een patiënt hadden achtergelaten. De patiënt lag er dan niet prettig bij; zijn bed was niet verschoond, hij was er niet even uit geweest, hij was niet gewassen, etc. Vaak hadden zij alleen maar een nat washandje over zijn gezicht gehaald. En dat is geen verpleging!

Ik word er de laatste jaren naar van als ik de onachtzaamheid zie waarmee verpleegsters te werk gaan, wat — daar ben ik van overtuigd — al tot de dood van heel wat patiënten heeft geleid die anders nog in leven zouden zijn. Ik heb meegemaakt dat patiënten die in moeilijkheden verkeerden vele malen op de bel hadden gedrukt maar dat de verpleegsters aan hun bureau bleven zitten zonder te reageren. Ze schijnen alleen maar belangstelling te hebben voor hun rokertje en hun persoonlijke gemakken.

Natuurlijk weet ik dat dit niet in alle ziekenhuizen zo is. Niet alle doktoren en verpleegsters leggen zo’n houding aan de dag. Integendeel ik ben van mening dat de meesten niet zo zijn. Maar er bestaat tegenwoordig absoluut een tendens in de richting van het vooropstellen van eigenbelangen in plaats van de belangen van de patiënten, en ik heb ook andere verpleegsters en doktoren hun bezorgdheid hierover horen uitspreken.

Abortussen en bloedtransfusies

Ik geloof dat het op grote schaal doden van ongeboren baby’s zoals dit nu in Newyorkse ziekenhuizen plaatsvindt, een ander voorbeeld is van de hedendaagse ontaarding. Wat er gebeurt is zo walgelijk dat sommige stadsziekenhuizen moeite hebben om verpleegsters te krijgen voor hun abortusklinieken.

De recente abortuswet van de staat New York staat abortus nog vierentwintig weken na de bevruchting toe, tegen welke tijd de foetus al makkelijk herkenbaar is als een menselijk wezen met verschillende lichaamsleden. Sommige geaborteerde foetussen hebben zelfs geleefd! Maar tegen de verpleegsters is gezegd dat ze allemaal moeten sterven. Een gediplomeerd verpleegster heeft enkele behartigenswaardige dingen over deze kwestie geschreven in een tijdschrift voor verpleegsters. Zij verklaarde daarin:

„Afgezien van morele overwegingen wordt een ongeboren kind op dit moment door de wet als een persoon beschouwd: hij heeft erfrechten, en kan een wettelijke aanklacht indienen als hij vóór de geboorte geestelijke of lichamelijke schade heeft opgelopen . . . Een vrouw heeft dus niet meer recht om haar ongeboren kind te doden, dan zij heeft om hem na de geboorte te slaan, te mishandelen, of te doden.” — American Journal of Nursing, december 1970.

In de kliniek waar ik werk komen wekelijks tientallen meisjes om abortus te laten verrichten. Sommigen hebben binnen een paar maanden wel twee abortussen achter de rug! Ik geloof dat de doktoren hieraan de meeste schuld hebben, aangezien zij deze meisjes zouden kunnen weigeren. Maar het is een bloeiend winstobject, en ik geloof dat de doktoren hoofdzakelijk in het geld geïnteresseerd zijn. Persoonlijk wil ik niets te maken hebben met abortussen; zelfs de administratie ervan wil ik niet bijhouden. Mijn geweten staat me dat niet toe.

In verband met bloedtransfusies neem ik een overeenkomstig standpunt in. Ik heb patiënten ziek zien worden van hepatitis door het bloed dat zij hadden ontvangen. Sommigen zijn nooit meer hersteld. Er sterven ook patiënten door overvulling van het aderstelsel en andere nadelige gevolgen van bloedtransfusie. Daarom weet ik dat bloedtransfusies in plaats van levenreddend, doodaanbrengend kunnen zijn. Sommige doktoren die ik ken, beginnen steeds minder bloed te gebruiken. Ik geloof werkelijk dat het zowel tot iemands geestelijke als lichamelijke gezondheid zal bijdragen als hij Gods gebod gehoorzaamt om zich ’te onthouden van bloed’. — Hand. 15:28, 29.

Wat ik door de verpleging ben gaan beseffen

Ik heb in de verpleging heel wat geleerd. Ten eerste ben ik gaan beseffen hoe prachtig het menselijk lichaam ontworpen is. Het moet beslist het werk van een Grote Schepper zijn. Al heel vroeg in mijn verpleegsterscarrière gebeurde er iets waardoor ik hierover aan het denken werd gezet.

Ik werkte op een avond in de operatiekamer van een ziekenhuis op Jamaica toen een klein meisje door haar verschrikte ouders werd binnengebracht. Zij had een Engelse „halfpenny” ingeslikt en deze was in haar strottehoofd blijven steken. Uit een röntgenonderzoek bleek dat er zich slijm vormde rond de munt, en daar hij niet via haar mond kon worden verwijderd, was er een onmiddellijke operatie nodig. Maar precies op het moment dat wij zouden beginnen, viel de elektriciteit uit. De dokter ging hierna bij het licht van een zaklantaarn, die ik moest vasthouden, verder met zijn moeilijke operatie.

Terwijl ik toekeek voelde ik onweerstaanbaar bewondering in mij opkomen. Ik kan me nog herinneren dat ik toen dacht: ’Kijk eens naar die vingers. Hoe vaardig gaan ze te werk! Werkelijk, zouden wij God niet moeten vrezen?’ Dank zij die door God ontworpen vingers van de dokter werd het kleine meisje gered.

Maar vaak kunnen doktoren en ook verpleegsters niets doen om een patiënt in leven te houden. Ik heb vele malen reeds dat hulpeloze gevoel ervaren als de dood weer een nieuw slachtoffer eiste. Vaak vroeg ik mij dan af: ’Waarom moeten mensen lijden ondergaan en sterven? Is het werkelijk Gods bedoeling dat mensen zo aan hun eind komen?’

Ik ben zo blij dat ik ertoe kwam naar een antwoord te zoeken, en dat ik erbij geholpen ben te weten te komen dat God het grootse voornemen heeft om een nieuw samenstel van dingen op te richten, waarin geen „dood . . . noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn . . . meer [zullen] zijn” (Openb. 21:3, 4). Vooral als verpleegster zie ik uit naar de vervulling van die belofte.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen