Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g73 8/11 blz. 5-9
  • Het voortbestaan van het leven op aarde — Een wonder

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Het voortbestaan van het leven op aarde — Een wonder
  • Ontwaakt! 1973
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Voorzieningen in de ruimte
  • Een wonderbaarlijke voorziening: water
  • De onderlinge afhankelijkheid van de levensvormen
  • Wonderen op het moment van de geboorte van een kind
  • Het getuigenis van een unieke planeet
    Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
  • Onze atmosferische „oceaan”
    Ontwaakt! 1976
  • Iemand die zich werkelijk om de mensheid bekommert
    Ontwaakt! 1975
  • Het regent weer!
    Ontwaakt! 2004
Meer weergeven
Ontwaakt! 1973
g73 8/11 blz. 5-9

Het voortbestaan van het leven op aarde — Een wonder

KLINKT het u vreemd in de oren het voortbestaan van het leven een wonder te noemen? Wij zijn geneigd het leven op aarde — het leven van planten, dieren en mensen — als tamelijk vanzelfsprekend aan te nemen. De meeste mensen zouden echter verbaasd zijn als zij zouden beseffen wat er allemaal bij de voortzetting van het leven op aarde — waarbij inbegrepen ook uw leven — betrokken is. Schenk eens aandacht aan enkele redenen waarom het voortbestaan van het leven op deze planeet terecht een wonder kan worden genoemd en u zult het leven dat u bezit, veel meer gaan waarderen.

Voorzieningen in de ruimte

Het leven op aarde is afhankelijk van licht en warmte van de zon. Naar wordt aangenomen zet de zon per seconde vier miljoen ton materie in energie om en kan ze hier miljarden jaren mee doorgaan. Slechts één twee miljardste deel van deze reusachtige hoeveelheid energie bereikt ten slotte de aarde; toch is dat voor de voortzetting van het leven voldoende. Is het slechts bij toeval dat zo’n grote energie-oven als de zon bestaat?

De continue energiestroom die van de zon afkomstig is, bevat ook straling die voor het leven gevaarlijk is. De atmosfeer van de aarde omgeeft haar echter als een beschermend schild. Zo bevindt er zich op twintig kilometer hoogte boven het aardoppervlak een dunne laag ozongas, die het grootste deel van de schadelijke straling absorbeert. Zou deze ozonlaag de ruimte indrijven, dan zou, daaraan hoeft niet getwijfeld te worden, het plantaardig, dierlijk en menselijk leven op aarde spoedig aan de invloed van de schadelijke straling ten onder gaan. Dit feit bewoog Dr. F. E. Miller (van het Smithsonian-instituut) ertoe op te merken dat het een „wonder” is zoals ons leven hier op deze planeet afhangt van de dunne laag ozon in onze atmosfeer.

Wil het leven op aarde blijven voortbestaan, dan moet het niet alleen beschermd worden tegen dodelijke straling, maar ook tegen meteoroïdebombardementen. En dit gebeurt ook. De meeste meteoroïden bereiken nooit de grond, doordat ze bij hun afdaling in de atmosfeer verbranden. In een warme laag van de atmosfeer gaan ze met een explosie ten onder of vallen in fijn stof uiteen. Stel u voor wat er zou gebeuren als de meeste meteoroïden daar niet zouden verbranden! Miljoenen meteoorstenen van diverse afmetingen zouden de aarde op alle mogelijke plaatsen treffen en een ontzaglijke schade aan het leven en de schoonheid van de aarde toebrengen.

De atmosfeer functioneert niet alleen als een schild, maar voorziet tevens in de gassen die van essentieel belang zijn voor het voortbestaan van het leven op aarde. Geofysicus A. Beiser beschreef de lucht eens als „een constant mengsel bestaande uit 78 percent stikstof, 21 percent zuurstof, 0,9 percent argon, 0,03 percent koolzuur, met sporen van een zestal andere gassen, plus nog een variabele hoeveelheid waterdamp”. Nu zijn sommige van deze gassen op zichzelf in hoge mate dodelijk, maar in juiste verhouding gecombineerd met de andere bestanddelen van de dampkring, zijn ze zonder gevaar in te ademen. Zou anderszins de hoeveelheid zuurstof in de lucht veel groter zijn dan nu het geval is, dan zouden brandbare materialen bijzonder ontvlambaar zijn en branden bijgevolg buitengewoon moeilijk te blussen.

Zou louter door toeval een combinatie van gassen kunnen zijn ontstaan die precies geschikt is voor het leven op aarde? Wijst het bestaan ervan, evenals de wijze waarop het leven tegen dodelijke straling en vallende meteoroïden wordt beschermd, er niet veeleer op dat een intelligent wezen — wie dit dan ook mag zijn — alle voorzieningen voor het voortduren van het leven op aarde getroffen heeft?

Een wonderbaarlijke voorziening: water

Zonder water zou plantaardig, dierlijk en menselijk leven onmogelijk zijn. Gelukkig is er op onze planeet een overvloed van water beschikbaar. Water is ontegenzeglijk een ongewone vloeistof. Elke molecule water is opgebouwd uit twee atomen waterstof en één atoom zuurstof. Waterstof is het ontvlambaarste gas dat men kent, terwijl zuurstof nodig is voor verbranding. Nochtans gebeurt het ongelooflijke dat wanneer twee atomen waterstof zich met één atoom zuurstof verbinden, er een van de beste brandblusmiddelen ontstaat die men zich maar kan indenken — water.

Ook het effect van kou op water laat duidelijk zien dat we hier te maken hebben met een unieke vloeistof. Als het oppervlaktewater van meren of zeeën afkoelt, wordt dit zwaarder, zakt naar beneden en dringt zodoende het lichtere, warmere water naar boven. Wanneer het water als geheel echter een temperatuur van omstreeks 4° Celsius heeft bereikt, gebeurt er iets wonderbaarlijks — het bovenbeschreven proces vindt in omgekeerde richting plaats! Water onder de 4 °C wordt lichter naarmate het het vriespunt van 0 °C nadert, zodat het oppervlaktewater nu niet meer zakt maar als een laag op het warmere water eronder blijft liggen. Deze bovenlaag verandert bij verdere afkoeling in ijs, en aangezien ijs lichter is dan water, blijft het drijven en vormt aldus een bescherming voor het plante- en dierenleven dat zich eronder bevindt. Zonder dit natuurverschijnsel zouden alle meren en zelfs alle oceanen ten slotte veranderen in harde ijsklompen, die van deze aarde een „diepvrieskast” zouden maken, waarin geen plant, dier of mens zou kunnen leven.

Verbazend is ook te zien hoe gebieden ver van rivieren, meren of zeeën vandaan, worden voorzien van levenonderhoudend water. Constant gaan ten gevolge van de zonnewarmte duizenden liters water over in waterdamp. Deze damp, die lichter is dan lucht, stijgt op en vormt wolken in de atmosfeer. Door zonne-energie opgewekte wind en luchtstromingen nemen deze wolken mee. Wanneer de lucht in deze wolken afkoelt, condenseert de waterdamp tot kleine waterdruppels, die zich vasthechten aan stofdeeltjes — atmosferisch stof, afkomstig van verschillende bronnen, onder meer uiteengevallen meteoroïden. De druppeltjes voegen zich vervolgens samen, vormen grotere druppels, en . . . het regent!

Regendruppels groeien slechts uit tot een bepaalde grootte en beginnen dan te vallen. Wat zou er gebeuren als dit niet zo was en ze een kolossale omvang zouden kunnen aannemen? Dat zou rampzalig zijn. A. L. Brown merkt in zijn boek Footprints of God het volgende op: „Zonder de voorziening van milde regenbuien, zou de vegetatie worden vernield, zouden de veldgewassen de grond worden ingeslagen, bladeren en vruchten van de bomen worden gereten, velden tot diepe geulen worden omgeploegd en zou de grond wegspoelen. Elke passerende wolk zou een schrikbeeld zijn. Hoe zegenrijk is echter de bestaande regeling! In plaats van met verwoestende stortvloeden naar beneden te komen, valt het water in milde, vruchtbare druppels naar de aarde, alsof de wolken net als zeven van kleine gaatjes zijn voorzien. De druppels vallen en maar zelden wordt een blad of grassprietje beschadigd of een tere bloem vernield.” — Blz. 110, 111.

Wijzen deze bijzonderheden in verband met de levensbelangrijke watervoorraad op aarde er niet op dat dit alles zijn oorsprong moet hebben gevonden bij een Meesterontwerper?

De onderlinge afhankelijkheid van de levensvormen

Beslist, als wij de aarde om ons heen beschouwen, kan het niet anders of wij komen ook onder de indruk van het feit dat de ene levensvorm van de andere levensvorm afhankelijk is.

Groene planten produceren bijvoorbeeld koolhydraten — voor mens en dier onontbeerlijke voedingsstoffen. Hoe planten dit doen, is voor geleerden nog altijd een raadsel. Zo merkte plantenfysioloog L. C. Walker eens op: „De grootste vraag voor de plantkundige is, hoe uit de ingrediënten die elke groene plant hiervoor gebruikt, synthetisch een koolhydraat vervaardigd kan worden. Bladgroen kan in het laboratorium worden bereid. De gassen uit de atmosfeer kunnen in elke denkbare verhouding met elkaar worden vermengd en er kan in lichtenergie als katalysator worden voorzien. Maar toch ontstaat er geen koolhydraat. Als het geheim zou zijn ontsluierd, zou de mens waarschijnlijk de wereld kunnen voeden met een fabriek ter grootte van een middelformaat schoolgebouw.”

De planten produceren niet alleen koolhydraten, maar als „afvalprodukt” van dit proces ook zuurstof — het voor mens en dier levensbelangrijke gas — terwijl ze koolzuur opnemen. Met hun produktieproces zuiveren ze dus voortdurend de lucht. Welk een verschil met de fabrieken van de mens, die verantwoordelijk zijn geweest voor de vervuiling van de atmosfeer!

Ook in de wijze waarop bacteriën, insekten, vogels en andere dieren hun bijdrage leveren tot de instandhouding van de bodemvruchtbaarheid, is een onderlinge afhankelijkheid waar te nemen. De excrementen of uitwerpselen van diverse dieren verrijken de bodem met waardevolle voedingsstoffen, zoals bijvoorbeeld oplosbare stikstofverbindingen. Bepaalde bodembacteriën zetten deze stikstofverbindingen om in stoffen die de planten kunnen gebruiken voor hun groei. Daarnaast neemt de dikte van de bovengrond voortdurend toe naarmate gravende wormen en insekten meer deeltjes van de ondergrond naar de oppervlakte brengen.

Is er niet iets wonderbaarlijks aan al deze onderling afhankelijke relaties?

Wonderen op het moment van de geboorte van een kind

Denk ook eens na over de manier waarop wij, mensen, ter wereld komen. Beschouw bijvoorbeeld eens twee veranderingen die zich bij de geboorte in ons hart en bloedvatenstelsel voltrekken.

Een normaal volwassen hart kan worden vergeleken met een dubbele pomp die twee gescheiden circulatiesystemen verzorgt. De linkerkant bevat zuurstofrijk bloed, de rechterkant zuurstofarm bloed. De volledige scheiding van de twee hartboezems verhindert de vermenging van zuurstofarm bloed met het zuurstofrijke bloed dat van de longen afkomstig is.

Een ongeboren kind heeft echter geen twee gescheiden bloedsomlopen nodig. Waarom niet? Omdat door middel van de placenta het bloed van de moeder — hoewel gescheiden van het bloed van het kind — alle afvalstoffen van het lichaam van het kind afvoert en het kind tevens van de benodigde zuurstof en voedingsstoffen voorziet. Aangezien de longen van het ongeboren kind nog niet functioneren, mag het bloed niet gescheiden stromen, maar moet samenvloeien. Hoe wordt dit tot stand gebracht? Wel, het circulatiesysteem van het ongeboren kind bevat twee „kortsluitingen”; er is een opening in het tussenschot van het hart (septum), waardoor het bloed zich in de twee hartboezems kan vermengen, terwijl er ook een verbinding is, door middel van een buis, tussen de twee hoofdslagaders die uit het hart ontspringen. Zouden bovengenoemde opening en verbindingsader evenwel na de geboorte intact blijven, dan zou dit voor het kind de dood betekenen.

Hoe de vereiste veranderingen in hart en bloedvatenstelsel tot stand komen en hoe de precieze „timing” in verband met dit proces geschiedt, zijn wonderen die geleerden voor een raadsel plaatsen. Weefselkleppen rond de opening van het hart sluiten zich bij de geboorte onmiddellijk. Na verloop van tijd groeit er nieuw weefsel over de opening, zodat deze voorgoed wordt verzegeld. De verbindingsader bevat in zijn wand een stevige laag gladde spiercellen die zich bij de geboorte samentrekken, zodat de ader wordt afgesloten en het bloed gedwongen is naar de longen te gaan. Na verloop van tijd degenereert het samengetrokken spierweefsel en verdwijnt. Bij verreweg de meeste geboorten die elke minuut plaatsvinden, worden deze schitterende aanpassingen zonder enige stoornis tot stand gebracht. En wij blijven leven doordat ze tot stand werden gebracht. Natuurlijk komt het in zeldzame gevallen wel eens voor dat deze aanpassingen achterwege blijven; vaak is het thans mogelijk deze aangeboren gebreken operatief te behandelen.

Werkelijk, het voortbestaan van het leven op aarde is een wonder. En duidt het feit dat het leven tot op de dag van vandaag is blijven bestaan, niet op het bestaan van een Levengever? De bijbel identificeert Hem als God (Gen. 1:1). Toont bovendien de wonderbare wijze waarop hij voorzieningen heeft getroffen voor de voortzetting van het leven, niet aan dat hij actief belang stelt in zijn schepping? Geeft dit ons niet de verzekering dat hij de mensheid nooit zal toestaan deze aarde tot een onbewoonbare woestenij te maken? (Openb. 11:18) Is het ook niet redelijk te concluderen dat hij een groots voornemen met de mensheid moet hebben?

Hoeveel redenen hebben wij derhalve niet om er ernstig naar te streven in een goede verhouding tot hem te geraken en in de verwezenlijking van zijn voornemen te delen!

[Diagram op blz. 6]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Damp koelt af, vormt wolken

Wolken koelen af, veroorzaken neerslag

Regen

Verdamping van neerlag

Verdamping uit rivieren en meren

Neerslag sijpelt in de grond

Onzichtbare waterdamp

Uitwaseming van het land en vochtafgifte van de planten

Verdamping uit de oceanen

Grondwater stroomt naar meren en oceanen

Water, onmisbaar voor al het aardse leven, wordt door zonne-energie uit rivieren en meren opgeheven en valt in milde druppels op het land

[Illustratie op blz. 8]

Vóór de geboorte heeft elk kind een opening in zijn hart — nodig om in leven te blijven. Op wonderbaarlijke wijze wordt deze opening op het moment van de geboorte door een weefselklep afgesloten; dit is nodig, wil het kind buiten de baarmoeder in leven kunnen blijven

[Illustratie op blz. 5]

200 MILJOEN METEOROÏDEN BOMBARDEREN DAGELIJKS DE ATMOSFEER; DE LAATSTE BESCHERMT ONS DOOR ZE TE VERPULVEREN

DE OZONLAAG ABSORBEERT DE DODELIJKE STRALING VAN DE ZON, MAAR LAAT DIE WELKE NODIG IS VOOR HET LICHT, PASSEREN

LUCHT MET DE JUISTE COMBINATIE VAN GASSEN VOOR DE ADEMHALING VAN DE MENS

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen