Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g74 8/5 blz. 3-9
  • De toenemende oliecrisis

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De toenemende oliecrisis
  • Ontwaakt! 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Raken de olievoorraden uitgeput?
  • Andere energiebronnen?
  • Het dilemma
  • Grote aanvoer noodzakelijk
  • Ontstellende kosten
  • Olie — sleutel tot wereldheerschappij
    Ontwaakt! 1974
  • Olieproblemen schokken de wereldeconomie
    Ontwaakt! 1974
  • Olie — Hoe komen we eraan?
    Ontwaakt! 2003
  • Vanwaar de behoefte aan nieuwe energie?
    Ontwaakt! 2005
Meer weergeven
Ontwaakt! 1974
g74 8/5 blz. 3-9

De toenemende oliecrisis

HET „levenssap” van elk industrieland. Dat is: OLIE, ofte wel nauwkeuriger, aardolie. Zonder olie zou het in vele huizen ’s winters koud blijven. Er zou geen benzine zijn voor auto’s, vrachtwagens en tractoren, of brandstof voor vliegtuigen.

Een menigte elektrische apparatuur zou zonder olie niet functioneren. Lampen, ovens, wasmachines, radio’s en televisietoestellen zouden nutteloos zijn. Immers, de meeste elektriciteit die de wereld gebruikt, wordt opgewekt door met olie gestookte generatoren.

De meeste machines zijn voor hun werking afhankelijk van smeermiddelen die worden onttrokken aan olie. Zonder olie zou bovendien de produktie van een grote verscheidenheid van stoffen worden aangetast, waaronder begrepen: verven, plastics, kunstvezels, rubber, kunstmeststoffen e.a. Voor de fabricage ervan maakt men gebruik van olieprodukten.

Werkelijk, als er geen olie meer beschikbaar zou zijn, zou het tot stilstand komen van de industriële economieën in de wereld slechts een kwestie van maanden zijn. Zelfs ernstige tekorten kunnen al bijzonder schadelijk zijn, getuige de gevolgen van de produktiebeperking die de Arabische olieleveranciers t.a.v. andere landen in het leven riepen.

Welke geïndustrialiseerde landen werden in het bijzonder getroffen? Een Amerikaanse functionaris verklaarde: „Een energiecrisis van ongekende afmetingen heeft thans de gehele wereld in haar greep. Het zwaarst gedupeerd zijn de ontwikkelde, geïndustrialiseerde landen die voor hun olieaanvoer hoofdzakelijk van het Midden-Oosten afhankelijk zijn, tot welke categorie behoren: de Verenigde Staten, Japan en de Westeuropese landen.”

Maar wat is de oorzaak van de crisis? Kunnen we, geheel los van de Arabische boycot, stellen dat er in de wereld een uitputting van de olievoorraden dreigt? Zou er zonder de Arabische maatregelen nog wel een tekort bestaan? Waarom hebben vooral Japan en de Westerse landen en niet de communistische onder de crisis te lijden?

Raken de olievoorraden uitgeput?

Ten eerste de vraag: dreigt er uitputting van de olievoorraden? Neen, voor zover het het heden betreft, heerst er op deze planeet geen tekort aan olie. Begrijpelijk is natuurlijk dat wanneer het huidige verbruik met dezelfde snelheid voortgaat, er op een kwade dag wel een nijpend gebrek zal ontstaan. Maar dat is momenteel niet het geval; de bekende reserves zijn nog voor een aanzienlijk aantal jaren meer dan voldoende.

Niettemin is er toch een oliecrisis. Eén oorzaak hiervan is gelegen in de beschikbaarheid van de olie. Op sommige plaatsen kan de olie niet zo snel gewonnen en tot produkten geraffineerd worden als ze wordt verbruikt. Elk land dat meer olie gebruikt dan het produceert, zit met een probleem. Soms geschiedt het verbruik in de wereld zo snel dat de diverse bronnen de vraag maar met moeite kunnen bijhouden. Het tijdschrift Time berichtte: „De wereldconsumptie van olie neemt 8% per jaar toe, terwijl het Amerikaanse verbruik, dat thans bijna 40% van het totaal omvat, met 8,7% stijgt.”

Daarmee zijn we meteen bij een fundamenteler probleem aangeland: de grootste olieverbruikende landen hebben merendeels zelf geen grote voorraden binnen hun grenzen. Ze zijn veelal ’olie-arm’, niet in het bezit van voldoende reserves in de bodem die ze kunnen aanspreken. De Westeuropese landen zijn nauwelijks in het bezit van enige olievoorraad. En de Verenigde Staten hebben veel minder dan ze nodig hebben, nu hun bestaande olievelden ten gevolge van jarenlange overexploitatie geleidelijk in produktiecapaciteit achteruitgaan.

Er is dus genoeg olie onder de grond om grote verbruikers als de Verenigde Staten, West-Europa en Japan nog tientallen jaren te kunnen voorzien, alleen: ze gebruiken haar zo snel en hebben in verhouding tot hun behoefte zulke geringe reserves in hun bodem, dat ze met het probleem van aanvoer hebben te kampen, aanvoer van die plekken waar wel voldoende olie is. En aan dat probleem zitten heel wat haken en ogen.

Andere energiebronnen?

Zijn er echter geen andere energiebronnen die de geïndustrialiseerde landen van het Westen en Japan kunnen aanwenden in plaats van olie? Waarom geen gebruik gemaakt van atoomenergie, aardgas, kolen, waterkracht of mogelijk zelfs zonne-energie?

Zulke andere energiebronnen zijn reeds in gebruik of in studie genomen. Maar geen van alle zou de eerstkomende 10 à 15 jaar het „energiegat” kunnen dichten. De vraag naar energie stijgt zo snel dat deze andere bronnen momenteel eenvoudig niet voldoende kunnen verschaffen. Ze kunnen het olieverbruik slechts aanvullen, maar niet vervangen.

Neem bijvoorbeeld de kernenergie, toegejuicht als onze energiebron van de toekomst. Hoe optimistisch de verwachtingen daaromtrent ook zijn geweest, ze zijn het nu niet meer. Geleerden verwachten thans dat kernenergie hoogstens tien tot twintig jaar uitkomst zal bieden. Daarbij komt nog dat kernenergie hoofdzakelijk wordt aangewend voor de aandrijving van generatoren in elektriciteitscentrales. Zijn er echter auto’s, tractoren en vliegtuigen met kernvoortstuwing mogelijk? Op korte termijn zeker nog niet. Hoewel dus met kernenergie elektriciteit is op te wekken, zoals thans reeds op betrekkelijk kleine schaal geschiedt, is het huidige en in de toekomst nog ernstiger wordende energieprobleem er niet mee op te lossen. Bovendien zal het probleem van stralingsgevaar de toepassing ervan mogelijk nog verder indammen.

Hoe staat het met steenkool? Steenkool is er op tal van plaatsen in overvloed. Ze kan als brandstof worden gebruikt in elektriciteitscentrales, terwijl er nog tal van andere toepassingsmogelijkheden zijn; men denke slechts aan de verwarming van woningen. Maar voor gebruik in auto’s e.d. zal ze tot een vloeibare brandstof moeten worden omgevormd. En dat is duur. Olie is dan goedkoper. Bovendien staat steenkool algemeen bekend als een „vuile” brandstof, als een grotere vervuiler dan de „schonere” olie. Vandaar dat het in sommige landen waar stringente vervuilingsnormen worden gehanteerd, onmogelijk is nog steenkool te gebruiken.

Maar bevinden er zich in het westen van de Verenigde Staten geen grote hoeveelheden oliehoudend leisteen? En is Canada niet in het bezit van oliehoudend zand? Er zouden honderden miljarden liters olie uit te winnen zijn. Ja, dat kan wel zijn, maar de kosten waarmee dat gepaard zou gaan, liggen natuurlijk veel hoger dan het bedrag dat nodig is om olie rechtstreeks uit de grond te halen. Hele industrieën zouden tot ontwikkeling moeten worden gebracht om de benodigde grote hoeveelheden te kunnen produceren. Het is niet al te waarschijnlijk dat men te eniger tijd hiertoe kan of wil overgaan, om aan de toenemende brandstofvraag te voldoen.

Hoe staat het met waterkracht? Met de bouw van dammen in grote rivieren beoogt men de kracht van water ten nutte aan te wenden voor de mens. Maar waterkracht dient voornamelijk als energiebron voor de opwekking van elektriciteit. Het naar beneden stromende water brengt turbines aan het draaien, die gekoppeld zijn aan generatoren voor de produktie van elektrische energie. De toepassingsmogelijkheden van zo’n energiebron zijn evenwel beperkt; auto’s kunnen er niet op lopen. Tevens is in veel landen ook het gebruik zelf van rivieren en dammen voor elektriciteitsopwekking aan beperkingen onderhevig. Dat is ook de reden waarom waterkracht thans slechts een bescheiden plaats inneemt onder de energiebronnen en in de nabije toekomst, naarmate de energievraag verder zal stijgen, een in verhouding nog geringere energiebijdrage zal leveren en derhalve nog verder aan betekenis zal inboeten.

Aardgas is eveneens een gewilde energiebron, Maar de landen van West-Europa en Japan hebben er maar weinig van. En wat de Verenigde Staten betreft, het is niet waarschijnlijk dat de produktie van aardgas daar veel verder zal stijgen, aangezien nieuwe aardgasvelden steeds moeilijker te vinden zijn. Toch zijn het vooral deze bovengenoemde landen die met een snel toenemende vraag naar brandstof hebben te kampen.

Zou de toepassing van zonne-energie, zoals die ons bereikt via de van de zon afkomstige straling, het antwoord op het probleem kunnen vormen? In de toekomst — misschien. Maar zeker niet op tijd om thans aan de toenemende crisis het hoofd te bieden.

Dus, om nog eens te herhalen — er is oliehoudend leisteen, oliehoudend zand, waterkracht, aardgas, steenkool, zonne-energie, en, zo u wilt, zelfs hout — toch biedt geen van deze energiebronnen enige uitkomst voor de onmiddellijke toekomst; de olie blijkt in deze crisistijd op korte termijn onvervangbaar. De geïndustrialiseerde landen zijn eenvoudig te zeer gebonden aan het gebruik van olie om de eerstkomende tien tot vijftien jaar de grote, snelle en zeer dure sprong naar een andere brandstof te maken, zelfs al was dit op de een of andere wijze mogelijk.

Het dilemma

Kan de voldoend beschikbare olie echter niet sneller worden gewonnen om aan de vraag te voldoen? Er bestaat absoluut geen garantie dat dit mogelijk is. Immers, de landen die olie nodig hebben — Japan, de Verenigde Staten en de Westeuropese staten — hebben daar geen enkele zeggenschap over. Dàt is het probleem.

Zoals reeds eerder is opgemerkt, heeft Japan zelf vrijwel geen olie. West-Europa produceert heel weinig, hoewel de olievelden die thans in de Noordzee worden aangeboord, wel enige soelaas zullen bieden. Maar deze Noordzee-velden zullen naar verwachting de komende tien jaar slechts een fractie opleveren van de hoeveelheid waarnaar vraag zal bestaan. De Amerikaanse olievelden hebben de top van hun produktiecapaciteit bereikt. En de olie wordt sneller verbruikt dan in nieuwe oliegebieden kan worden gevonden. Zelfs de nieuwe olievelden in Alaska zullen te weinig opleveren om in de jaren zeventig grote verschuivingen op de oliemarkt te veroorzaken. De Alaska-produktie is door de toenemende vraag al bij voorbaat gedoemd als sneeuw voor de zon te verdwijnen.

Vandaar de uitspraak van een woordvoerder van een belangrijke oliemaatschappij: „De V.S. . . . zullen vanaf nu tot omstreeks 1985 staan voor een kritieke situatie in de olie- en gasvoorziening.” Waaraan nog werd toegevoegd: „We staan wat dit kritieke voorzieningsprobleem betreft de komende 12 tot 15 jaar niet alleen. Europa en Japan staan voor dezelfde moeilijkheid.” En de New York Times meldde:

„In de jaren zeventig is een nieuw gevaar ontstaan dat een gemeenschappelijke dreiging vormt voor de industriële maatschappijen van West-Europa, Noord-Amerika en Japan. . . .

De energiecrisis is thans in alle belangrijke industriesteden algemeen onderwerp van gesprek. . . .

Een commissie van het Europese Parlement heeft de waarschuwing geuit dat tegen 1980 in de ’heel letterlijke zin van het woord’ de lampen wel eens zouden kunnen doven, indien er niet onmiddellijk afdoende maatregelen worden getroffen om tot een coördinatie van energiebronnen te komen.”

Grote aanvoer noodzakelijk

Voor de geïndustrialiseerde landen komt het er dus, welbeschouwd, op neer dat ze verplicht zijn grote hoeveelheden olie in te voeren. En in de onmiddellijke toekomst zal hun invoer nog veel hoger moeten worden. U.S. News & World Report stelde: „Slechts met import zijn onze lampen brandende en onze machines draaiende te houden.”

Japan heeft bijvoorbeeld per dag 5.000.000 barrels olie (vaten van 159 liter) nodig. Bijkans deze hele hoeveelheid moet worden ingevoerd! Van deze invoer is bijna 90 percent afkomstig uit het Midden-Oosten. Voor 1980 wordt het Japanse verbruik geraamd op 13.000.000 barrels per dag. Ook hiervan zal bijna alles moeten worden ingevoerd, voor het merendeel uit het Midden-Oosten.

Het Westeuropese verbruik ligt op ongeveer 15.000.000 barrels per dag, bijna volledig bestaande uit ingevoerde olie. Ongeveer 80 percent van de import is afkomstig uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Blijft het Europese olieverbruik in dezelfde mate toenemen, dan zal volgens de experts de Europese olieconsumptie tegen 1980 zijn gestegen tot 26.000.000 barrels per dag, grotendeels bestaande uit geïmporteerde olie. De olievelden in de Noordzee, die thans zijn aangeboord, zullen volgens de meeste schattingen tegen 1980 slechts een 3.000.000 barrels per dag kunnen leveren. De rest zou voornamelijk uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika moeten komen.

De Verenigde Staten produceerden in 1973 minder dan 11.000.000 barrels olie per dag. Het verbruik lag echter boven de 17.000.000 barrels per dag! Elke dag moesten er dus 6.000.000 barrels worden ingevoerd om het verschil op te heffen, 35 percent van alle olie die op de Amerikaanse markt kwam. Gelijktijdig verwacht men in de toekomst een daling van de eigen produktie naarmate de eigen olievelden ten gevolge van het lange gebruik ’afgeboord’ raken.

Voor de Verenigde Staten betekent dit dat de toestand aan het eind van de jaren zeventig, indien er geen verandering komt, nog veel precairder zal zijn geworden. Tegen 1980 zal volgens de ramingen van autoriteiten de nationale dagconsumptie in de 27.000.000 barrels lopen. Van die hoeveelheid zal ongeveer 15.000.000 geïmporteerd moeten worden — meer dan 55 percent! Men spreekt over een daling van de produktie in de ’onderste’ 48 staten tot een niveau van 10.000.000 barrels per dag in 1980. Tegen die tijd zullen, naar schatting, de olievelden in Alaska 2.000.000 barrels per dag leveren, waarmee er een tekort blijft van 15.000.000 barrels. Dit tekort zal grotendeels moeten worden aangevuld uit de grootste wereldreserves — die in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Tijdens de winter 1972-73 was het in Amerika moeilijk om aan voldoende stookolie te komen; daaraan bestond een tekort. Het gevolg hiervan was dat soms fabrieken en zelfs scholen tijdelijk hun deuren moesten sluiten. Ook autobenzine was in de zomer van 1973 voor sommigen moeilijk verkrijgbaar. In Europa bestonden soortgelijke problemen. Dus reeds vóór de Arabische olieboycot was de feitelijke situatie al zoals beschreven stond in de Herald-Examiner van Los Angeles: „De V.S., die tegenwoordig geen reserve-produktiecapaciteit meer bezitten, raken in toenemende mate afhankelijk van buitenlandse olie.” Aan dit gegeven voegde de New York Times nog toe:

„Bij de industrie en de regering is men het er unaniem over eens dat de bronnen van het westelijk halfrond hun levering aan de Verenigde Staten niet meer belangrijk kunnen vergroten en dat het gros van de toekomstige extra olieaanvoer van de bronnen op het oostelijk halfrond, in het Midden-Oosten en Afrika, zal moeten komen.”

Canada, een belangrijke olieleverancier van de Verenigde Staten, heeft ook te kampen met problemen. Mogelijk zal daarom ook dit land spoedig zijn olie- en gasexport moeten beperken. In de Toronto Star stond:

„Canada loopt het gevaar naar het tijdperk van paard en wagen en smoezelig kolenfornuis terug te keren, tenzij we onze [olie] voorraden beschermen tegen snelle uitputting door de energie-hongerige Verenigde Staten, zo waarschuwt geofysicus J. Tuzo, een van ’s werelds eminentste geleerden.

Slinkende voorraden olie en aardgas dreigen de Noordamerikaanse beschaving over tien jaar in een hopeloze crisis te storten, zo luidt zijn mening . . .

’Er bestaat zo’n onverzadigbare en snel stijgende vraag naar olie en gas dat de arctische oliereserves op lange termijn duidelijk geen oplossing kunnen bieden’, schrijft Wilson.”

Dus of Noord-Amerika, Japan en West-Europa het nu leuk vinden of niet, ze zullen meer olie uit andere landen moeten importeren, in reusachtige hoeveelheden. Dit schept diverse moeilijke problemen. Een ervan is gelegen in het feit dat de grote, winbare olievoorraden die zijn aangetoond, zich op twee plaatsen bevinden die voor deze landen in het algemeen zeer ongunstig liggen.

De ene voorraad bevindt zich in de bodem van de Arabische en moslimlanden van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de andere in de Sovjet-Unie. Dit betekent dat de communistische en Arabische resp. moslimlanden de grootste oliebronnen op aarde in bezit hebben. En we hebben sinds de laatste Arabisch-Israëlische oorlog gezien wat er met die bronnen kan gebeuren.

De ligging van deze oliereserves stelt de landen die olie kopen, echter niet alleen voor politieke maar ook voor enorme financiële problemen. Hoe dat zo?

Ontstellende kosten

De Verenigde Staten, West-Europa en Japan besteden alreeds gigantische sommen aan de aankoop van olie. Jaarlijks betalen ze miljarden dollars voor olie, voornamelijk aan de producerende landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Zelfs al was de olieprijs hetzelfde gebleven, dan nog zouden de geïndustrialiseerde landen een fortuin kwijt zijn geweest aan de toenemende hoeveelheid olie die ze nodig hebben om hun tekorten aan te vullen. De olieprijs is echter niet hetzelfde gebleven! Ze is scherp gestegen en bedraagt thans meer dan het dubbele van een paar jaar geleden. En iedereen verwacht dat de prijs nog hoger zal worden, aangezien de vraag naar olie met sprongen toeneemt.

Daarom ook dat autoriteiten het er unaniem over eens zijn dat wat er ook gebeurt, de prijs van energie in al haar vormen, maar met name van olie, onherroepelijk zal blijven stijgen. De dagen van goedkope brandstof, van lage benzineprijzen, zijn voorbij.

Wegens de veel hogere kosten en toenemende importbehoeften, moeten de olieverbruikende landen voortdurend meer geld uittrekken voor de aankoop van olie. Dit maakt de tekorten op hun internationale betalingsbalans alleen maar groter. Met andere woorden, ze geven meer uit dan ze ontvangen. Met een dergelijke toenemende besteding van grote geldbedragen kan een versnelling van de reeds ernstige inflatie in die landen niet uitblijven. De prijs van tal van goederen en diensten gaat omhoog, niet alleen van olie. De oorzaak hiervan is niet zo moeilijk te achterhalen. Mensen die olieprodukten gebruiken, betalen hogere prijzen. En zij zullen eventueel hogere lonen vragen om die produkten te bekostigen. Hogere lonen brengt fabrikanten ertoe de prijs van hun produkten te verhogen. Dat is de wijze waarop hogere olieprijzen de vlammen van een al reeds ernstige inflatie nog verder kunnen aanwakkeren.

De Verenigde Staten, hoeksteen van de westerse economie, hebben al ernstige problemen met hun betalingsbalans. Jarenlang heeft Amerika in het buitenland meer besteed dan ontvangen, en zich zodoende bij andere landen steeds verder in de schulden gestoken. De betalingen die het zal moeten doen ten behoeve van de toenemende olie-invoer, zullen de situatie alleen maar verslechteren.

Ter illustratie het volgende: hebben de Verenigde Staten naar schatting in 1973 voor ongeveer $7 miljard olie ingevoerd, economen verwachten dat dit bedrag in 1975 tot $15 miljard zal zijn gestegen. Tegen 1980 zouden, aldus James Akins, de Amerikaanse ambassadeur in Saoedi-Arabië, de kosten van de geïmporteerde olie „een gelduitvoer van over de 40 miljard dollar per jaar veroorzaken”. Zulke ontzagwekkende bedragen zouden zeer moeilijk te realiseren zijn. Maar weinig deskundigen geloven dat de Verenigde Staten genoeg produkten zullen kunnen exporteren om dat allemaal te bekostigen. Met dit in gedachten wordt het duidelijk waarom het olieprobleem de naam ’crisis’ heeft gekregen.

Voor Canada, Japan en West-Europa loopt de situatie niet veel uiteen. Alle betrokken landen zullen steeds moeilijker de ontstellende hoeveelheden olie kunnen betalen die ze in de komende jaren zullen moeten importeren.

Maar wat als ze onmachtig zijn te betalen of wanneer er om de een of andere reden tot een produktiebeperking wordt besloten? Dan zal de industriële levenswijze van Noord-Amerika, Japan en West-Europa, zoals wij haar vandaag aan de dag kennen, drastisch gewijzigd moeten worden.

Aangezien de Sovjet-Unie grote oliereserves heeft, wordt ze niet met zulke tekorten geconfronteerd. Ze kan met haar eigen olie en die van de kleinere Roemeense olievelden, de communistische landen van Oost-Europa van voldoende brandstof voorzien. De Sovjet-Unie en haar vrienden verkeren dus in een degelijke positie, evenals de Arabische en moslimlanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika te zamen met hun vrienden.

Maar dat is niet het geval met Noord-Amerika, Japan en West-Europa. Voldoende olie te krijgen is voor deze gebieden nu al een probleem, en dat probleem kan in de volgende jaren alleen maar groter worden. Voor elke afzonderlijke persoon in de betrokken landen zullen de feitelijke consequenties niet uitblijven. Zijn leven zal hoe dan ook wijzigingen ondergaan. De kosten van levensonderhoud en het hele leefpatroon in die landen zullen nooit meer worden als voorheen.

[Grafiek op blz. 6]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

OLIEPRODUKTIE EN -VERBRUIK

IN MILJOENEN BARRELS OLIE PER DAG

20

15

10

5

PRODUKTIE

VERBRUIK

PRODUKTIE

VERBRUIK

PRODUKTIE

VERBRUIK

West-Europa

Japan

V.S.

[Kaart op blz. 5]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

WAAR ZICH DE GROOTSTE OLIERESERVES VAN DE WERELD BEVINDEN

SOVJET-UNIE

ALGERIË

LIBIË

IRAK

IRAN

KOEWEIT

SAOEDI-ARABIË

Rode Zee

Golf van Aden

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen