De werkelijke oplossing voor de aardbevolking
IS HET u opgevallen dat de „oplossingen” van de deskundigen slechts de symptomen bestrijden en de werkelijke ziekte volledig over het hoofd wordt gezien? Is het basisprobleem wel werkelijk overbevolking?
Of ligt het probleem misschien veeleer bij de zelfzuchtige verdeeldheid van dit economische, politieke en religieuze samenstel van dingen? Dat is wat sommigen beginnen te geloven. Zij zien de noodzaak in van andere regelingen dan die men thans voor het bestuur van de aarde heeft getroffen. In het boek Environmental Ethics (Milieu-ethiek) werd het voortbestaan van de mensheid op aarde als eerste afhankelijk gesteld van ’de een of andere vorm van wereldheerschappij waardoor de mensheid zichzelf als geheel zal kunnen besturen’.
Zullen de mensen echter ooit hun zelfzuchtige nationale belangen ten behoeve van het algemeen welzijn prijsgeven? Er bestaat weinig reden om dat te denken. Zo keurde de Verenigde Naties onlangs een voorstel goed, hierop neerkomend dat de grote machten in de wereld hun militaire begroting met 10 percent zouden verlagen en het daardoor vrijkomende geld zouden gebruiken voor hulp aan arme landen. Maar wat deden de grote machten? Ze negeerden het voorstel simpelweg. Ook binnen de grenzen van elk afzonderlijk land is zelfzucht heer en meester, met grote ongelijkheid als gevolg. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld bezit een vijfde van de bevolking 76 percent van alle rijkdom, terwijl het laagstgeklasseerde vijfde deel slechts de beschikking over één percent heeft! Als landen een dergelijke ongelijke verdeling binnen hun grenzen al niet kunnen uitbannen, welke reden is er dan om te geloven dat ze dat op wereldomvattende schaal wel zullen kunnen?
De werkelijke oplossing komt neer op een nieuw soort van wereldregering. Zo’n regering kan echter niet worden geleid door onvolmaakte, zelfzuchtige mensen. Er bestaat een schreeuwende behoefte aan een wereldregering met een onzelfzuchtige, onpartijdige bestuurder aan het hoofd. Wist u dat volgens de bijbel God zo’n wereld regering voor de mensheid op het oog heeft? Wij lezen: „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen allen hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Dan. 7:13, 14.
Voor u zo’n gedachte als onrealistisch of religieuze nonsens van de hand wijst, zou u eens moeten overdenken wat zo’n wereldregering met een regeerder die de eenheid van hemel en aarde op het oog heeft, zou betekenen. Aangezien Christus volmaakt is, zou het over de hele aarde eenheid betekenen wanneer alle dingen met hem in overeenstemming worden gebracht. Het zou betekenen dat er een eind komt aan alle verdeeldheid brengende krachten die het tot nu toe voor miljoenen mensen onmogelijk hebben gemaakt aan voldoende voedsel, kleding en onderdak te komen.
Er kan geen twijfel over bestaan dat onze planeet is ontworpen om zijn menselijke bevolking een plezierige en comfortabele woonplaats te verschaffen. De verfijnde schoonheid en de overvloedige gevarieerdheid van de schepping is duidelijk bedoeld voor intelligente schepselen die er waardering voor kunnen tonen, terwijl ook uit de hele bouw van het menselijk lichaam blijkt dat de mens is ontworpen voor het genieten van de natuurlijke aardse levensomstandigheden en om in overeenstemming te leven met de natuurlijke kringlopen op deze planeet. Zelfs de meest verstokte stadsbewoner kan af en toe niet ontkomen aan het verlangen naar bomen, bossen, velden en heuvels, al zou het alleen maar voor een moment in het plaatselijke park zijn.
De bijbel maakt duidelijk dat de slechte toestanden die nu aan de overbevolking worden geweten, er een teken van vormen dat heel binnenkort dit zelfzuchtige samenstel van dingen zal worden vervangen door een wereldregering onder één hoofd, Jezus Christus (Ps. 72:7, 8; Matth. 24:3, 7, 8, 14; Luk. 21:11, 25-28; Openb. 6:1-8). De tijd is rijp voor het herstel van de juiste staat van dingen onder die regering. Onder dat bestuur zal eindelijk de uitspraak van de Schepper betreffende de passende plaats van de mens in de natuurlijke omgeving van de aarde, werkelijkheid worden, namelijk toen hij tot de eerste menselijke ouders zei: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar” (Gen. 1:28). Heeft de mensheid de aarde ’gevuld’ en ’onderworpen’ op de wijze zoals met deze opdracht werd bedoeld?
’De aarde vullen’
In plaats van de aarde doelgericht te onderwerpen, hebben mensen een onverstandig gebruik van haar hulpbronnen gemaakt. Zij hebben een afbrekend werk verricht. Grote, op één plaats geconcentreerde industrieën hebben met hun produktiemethoden ingegrepen in de natuurlijke kringlopen door het milieu te overladen met afvalstoffen, terwijl men elders met een armzalig landbouwbeleid bezig is geweest, en nog is, de aarde te „verderven” en haar vermogen in gevaar te brengen om de toenemende wereldbevolking te voeden. — Openb. 11:18.
In plaats van de aarde te vullen, zijn miljoenen bij elkaar gekropen in grote, vuile steden, terwijl ook de ongelijke bevolkingsdichtheid van diverse landen op aarde wijst op een in gebreke blijven ’de aarde te vullen’. In het uitgestrekte Canada wonen bijvoorbeeld (gemiddeld genomen) iets meer dan twee mensen op iedere vierkante kilometer, en in Bangla Desh vijfhonderd — meer dan 200-maal zoveel! Het doel van de Schepper om de ’aarde te vullen’ zal logischerwijs een bepaalde verdeelmaatregel vergen. Hoe hij over dit soort van aangelegenheden denkt, blijkt onder meer uit zijn gebod aan degenen die in de vijftiende eeuw vóór de gewone tijdrekening het land Juda in bezit gingen nemen: „En gij moet . . . het land onder elkaar als bezit verdelen . . . Voor wie veel volk heeft, dient gij zijn erfdeel te vermeerderen, en voor wie weinig volk heeft, dient gij zijn erfdeel te verminderen.” — Num. 33:54; 26:53-56.
Natuurlijk zullen bepaalde, bijvoorbeeld bergachtige landstreken of gebieden met extreme weersomstandigheden niet zo’n grote bevolking kunnen voeden en herbergen als elders wel mogelijk is. Dat is duidelijk. Maar dat het thans de nationale, door mensen getrokken grenzen zijn waardoor de aarde niet rechtvaardig en eerlijk ’gevuld’ is, staat buiten kijf. Vandaar ook dat de regering die „de God des hemels [zal] oprichten . . . aan geen ander volk [zal] worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken [van de zelfzuchtig verdeelde regeringen dezer wereld] verbrijzelen en er een eind aan maken”. Met het geven van „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” aan zijn Zoon Jezus Christus, heeft God ten doel dat „de volken, nationale groepen en talen alle hem [verenigd zullen] dienen”. Wanneer dat doel is verwezenlijkt, zullen alle verdeeldheid brengende nationale grenzen verdwenen zijn! Gods koninkrijk onder Christus zal „niet te gronde gericht . . . worden” door hebzuchtige, inhalige vervuilers van de aarde. — Dan. 2:44; 7:13, 14.
Nooit meer zal het aan de aarde geweten worden dat ze haar bevolking niet kan onderhouden. Wanneer de mensen hun aangelegenheden in overeenstemming brengen met de natuurwetten en natuurlijke kringlopen, zal de aarde nog voor veel meer mensen kunnen zorgen dan ze thans al doet. Momenteel is weinig meer dan een tiende van het landoppervlak der aarde voor voedselproduktie in cultuur gebracht. Een vijfde deel bestaat uit grasland en weiden. „De rest”, meer dan twee derde van het landoppervlak, „is bedekt met wouden of niet voor produktiedoeleinden aangewend”, zo staat in de Encyclopœdia Britannica.
Welk een landbouwgebied kan er van een groot deel van dit land niet worden gemaakt! En de mensheid zal met dit doel voor ogen werken, onder leiding van Jezus Christus, degene die God ver terug bij de schepping van de aarde, heeft gebruikt als zijn „meesterwerker”. Als „meesterwerker” was hij speciaal „vrolijk over het produktieve land van [Gods] aarde” en was hij „ten zeerste gesteld” op de mensheid. (Spr. 8:22-31; vergelijk Kolossenzen 1:16, 17.) Stellig zal de mensheid de bewijzen van deze genegenheid van hem in volledige mate ervaren wanneer hij liefdevol regelingen zal gaan treffen om onze aarde in redelijke verhouding tot haar capaciteit te ’vullen’.
Zelfs nu reeds zijn christenen die kinderen wensen, schriftuurlijk gebonden aan de verplichting geen groter gezin te hebben dan waarvoor ze passend kunnen ’zorgen’ (1 Tim. 5:8). Tegen die tijd zal de aardbevolking dus slechts binnen de door de gemeenschap en het landbouwmilieu aangegeven grenzen mogen groeien, ten einde de leefomgeving geen schade toe te brengen of het nageslacht met de hongerdood te bedreigen.
Dan zullen de mensen zien hoe de aarde volledig in staat is in de behoeften van haar bevolking te voorzien. Sta eens stil bij wat er nu al in bepaalde verlaten streken met moderne landbouw- en irrigatiemethoden is bereikt. En stel u dan eens voor wat de aarde zal kunnen voortbrengen wanneer ze met de zegen van de Schepper, weelderig bloeit, zoals wordt geïllustreerd door de woorden van Jesaja: „De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. . . . Want in de wildernis zullen wateren zijn uitgebarsten, en stromen in de woestijnvlakte.” — Jes. 35:1-6.
Dan zal er, net als tijdens de vredige regering van koning Salomo, „volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn” (Ps. 72:16; vergelijk Jesaja 65:17, 20-24; 25:6). Dit is de enige werkelijke oplossing.
Momenteel zijn er in alle landen op aarde bij elkaar twee miljoen christenen die in overeenstemming leren te leven met deze spoedig te verwezenlijken oplossing. Een hoogleraar in de biologie aan de universiteit van Columbia, D. W. Ehrenfeld, maakte hier gewag van in zijn recent verschenen boek Conserving Life on Earth: „Onder de huidige judees-christelijke groeperingen schijnen er, met uitzondering van de Jehovah’s Getuigen, maar weinige te zijn die [in het geloof dat de natuur een onverbrekelijke eenheid vormt] een evenwichtige filosofie hebben opgebouwd omtrent de relatie waarin de mens tot zijn milieu staat (zie Ontwaakt! van oktober 1971).” Het zijn echter niet Jehovah’s getuigen zelf die deze „filosofie” hebben opgebouwd. Ze wordt aangetroffen in de bijbel, en zij zullen het een genoegen vinden ook u uit dit boek hierover in te lichten. — Jes. 2:2-4.