Wanneer mevrouw Spin haar web weeft
SCHOONHEID is er alleen wanneer men haar wil zien, zo wordt wel gezegd. En zeker geldt dat in verband met mevrouw Spin.
Wanneer zij in contact komt met een van die reuzen van de aarde — een man of een vrouw — zijn het gewoonlijk slechts ragebollen, bezems en andere vliegende voorwerpen die haar rond de kop suizen. Haar kunstige vakwerk, een van die wonderen van de „wereld van het kleine”, wordt spinrag genoemd en fanatiek weggebezemd.
Natuurlijk zijn er wel mensen die spreken over de schoonheid van met dauw bedekte spinnewebben op een vroege zomerochtend. En sommigen weten zelfs dat mevrouw Spin in de regel een goede vriendin van de mensen is, die er mede voor zorgt dat de insektenstand binnen de perken blijft.
Maar zouden niet nog veel meer mensen hun vijandige gedachten ten aanzien van mevrouw Spin wijzigen als zij iets meer van haar bouwkundige kwaliteiten zouden afweten? Want ondanks haar acht harige poten en matroneachtige figuur, zal de kunstzinnige schoonheid van haar werk hun toch niet kunnen ontgaan. Laten we gezamenlijk eens enkele ontwerpen van deze lady-architecten in ogenschouw nemen.
Web-patronen
Bij een eerste oogopslag lijkt het web van sommige spinnen wellicht op weinig meer dan een wirwar van dunne draden. Maar bij een nauwkeuriger beschouwing blijken ze vaak van grote genialiteit te getuigen.
Mevrouw Hangmatspin bijvoorbeeld (het is altijd Mevrouw, want mannetjes weven geen webben) spant tal van „tuien” kriskras tussen takken en gebladerte en daaronder bouwt ze dan een dichtgeweven, zijdeachtig net. Insekten vliegen tegen de „bedrading” aan en vallen in het eronder gespannen net.
Andere bouwen een komvormig net, en weer andere — net omgekeerd — een ronde koepel waaronder ze huizen. Gevangen insekten worden door deze weefsels heengetrokken en daarna gaat mevrouw Spin — vaak een zeer bezige huisvrouw — weer onmiddellijk tot reparatie van haar zijden „tafelkleed” over.
Maar niet alle webben vormen bewegingloze vallen. Er is een spin die webben als lasso’s maakt. Het kleine elastische web wordt strak tussen de twijgen van een altijd groene boom gespannen en door het „cowboy-meisje” op zijn plaats gehouden totdat een niets vermoedende mug ertegenaan botst. Pats! Ze laat haar lijn wat schieten en het web springt vooruit en omstrengelt de indringer! Met een enkele reeks van zulke loslaat-bewegingen is de mug volledig ingekapseld.
Hoewel niet alle spinnesoorten webben weven, zijn er onder de 29.000 bekende soorten wel heel wat van zulke ontwerpers bekend. Maar een „familie” onder hen geniet wel een heel bijzondere faam als de artiesten bij uitstek. We doelen op de groep van de wielvormige-webben-wevers of kortweg de wielspinnen. Deze bouwen, volgens een autoriteit, „de prachtigste en ingewikkeldste webben van allemaal”.
Zou u graag zo’n wielspin aan het werk willen zien ? Laten we dan eens de „koningin van de spinne-architecten”, de kruisspin, gadeslaan, terwijl ze ijverig aan haar volgende project begint.
Mevrouw Kruisspin spint haar web
U zult in het begin goed moeten opletten, want ze verricht haar werk snel en beslist. Het eerste wat ze moet doen, is het aanleggen van een hoofd- of „bruglijn” waaraan ze de andere hoofddraden van haar web kan bevestigen.
U verbaast u misschien over de plek die zij heeft uitgekozen — recht boven een kleine waterstroom! Waarom geen gemakkelijker plaats uitgezocht? Maak u niet ongerust, kennelijk weet ze hoe waardevol het is om een web in een „aanvliegroute” van insekten te spannen.
Alles goed en wel, zult u zeggen, maar hoe krijgt ze haar eerste draad over de stroom? Kijk, ziet u hoe ze daar op die tak staat en haar buik in de lucht heft? Ze gooit een zijden draad uit, die met de bries als een vlieger opgenomen zal worden, terwijl ze blijft „vieren”. De draad met één poot vasthoudend, voelt ze wanneer hij aan de andere zijde van de beek aan iets blijft vasthaken. Nu ze haar doel heeft bereikt, trekt ze de lijn strak aan en heeft zo haar „brug” over het water.
Hoe snel worden nu vanaf deze bruglijn de andere hoofddraden uitgespannen, die aldus een rechthoekig basisframe vormen (dat later door extra spandraden tot een veelzijdig patroon zal worden uitgetrokken)! Merk nu op hoe ze naar het midden van de bovenste draad van deze rechthoek wandelt en zich vandaar aan een zijden draad naar het midden van de onderlijn laat zakken.
Na de rechthoek aldus gehalveerd te hebben, gaat ze naar het centrum van deze verdeellijn en maakt daar weer een draad vast. „Hoe vindt ze het midden zonder een meetlint?” vraagt u wellicht. Een heel goede vraag, maar een antwoord daarop heeft nog niemand kunnen geven!
In elk geval laat mevrouw Kruisspin vanuit dit midden zorgvuldig haar lijn vieren en loopt ermee naar de bovendraad. Na op deze lijn vanaf het midden een kort stukje te hebben gelopen, stopt ze en hecht de nieuwe lijn vast. (Zie diagram No. 1.) De eerste „spaak” van het meetkundige wiel is gereed.
Voor elke spaak keert ze terug naar het centrumpunt of de as van haar web en spant, al lopend langs de reeds gesponnen draden, een nieuwe lijn uit. Merk ook dat deze kleine ingenieure één spaak aan de linkerkant bevestigt en dan de volgende rechts aanlegt — om en om om de spanning op het web in evenwicht te houden, totdat alle spaken zijn aangebracht! Alle vijfentwintig (of meer) spaken liggen op wonderbaarlijk gelijke afstand van elkaar, zeker als men de werksnelheid en de werkomstandigheden in aanmerking neemt.
Na het midden met enkele spiraallijnen versterkt te hebben, lijkt het erop alsof mevrouw Spin de belangstelling voor haar werk verloren heeft. Vlak bij het centrum beginnend, legt ze een slordige, wijde spiraallijn over de spaken. Raffelwerk? Neen, deze spiraaldraad is weinig meer dan een „steiger” — een platform met behulp waarvan de moeilijke „laatste hand” aan het werk gelegd kan worden. Deze draad wordt gelijk weer afgebroken naarmate hij niet meer nodig is.
Nu begint de spin vlak bij de rand van de rechthoek over de spaken een nette spiraaldraad naar het centrum te leggen. Voor de vervaardiging van deze cirkelende draad is ze overgestapt op een elastische kleverige substantie. Jarenlang heeft dit kleverige weefsel de natuurgeleerden voor een raadsel geplaatst. Op elk segment namelijk lagen lijmbolletjes op precies gelijke afstanden van elkaar.
Hoe kon dat kleine schepseltje die afstand zo precies uitmeten? Eindelijk werd het raadsel ontsluierd. Nadat mevrouw Spin haar met lijmstof bestreken draad tussen twee spaken heeft gelegd, „tokkelt” ze erop als op een vioolsnaar en door de trilling verdeelt de lijm zich in druppeltjes die op gelijke afstand van elkaar liggen!
Mevrouw Kruisspin beweegt zich dus langzaam in concentrische cirkels van spaak tot spaak, aldus 13.000 van deze korte kleverige lijntjes spannend: vastmaken, inlijmen, tokkelen — vastmaken, inlijmen, tokkelen . . . Ten slotte is ze na enkele laatste handelingen klaar voor de laatste stap: het aanleggen van de „telefoonlijn”.
Deze „telefoonlijn” loopt van haar web naar haar schuilplaats — vaak onder een nabijgelegen blad. Mevrouw Kruisspin kan niet goed zien, dus is ze grotendeels op haar uitstekende voelzintuig aangewezen. Wanneer een insekt in het web vliegt en daar blijft plakken, brengt zijn gespartel het net in beweging en worden er trillingen langs de „telefoonlijn” gezonden, die mevrouw Spin ervan in kennis stellen dat er eten te halen is.
Omdat zulke trillingen dus het signaal voor een maaltijd zijn, trommelt meneer Spin als hij op vrijage komt, eerst altijd maar wijselijk een klein „deuntje” op de rand van het web. Een „serenade” die hem ervoor behoedt door zijn bijziende geliefde opgeslokt te worden!
De techniek en het vakmanschap van mevrouw Kruisspin in aanmerking genomen, vindt u het wellicht moeilijk te geloven dat de gehele operatie minder dan een uur in beslag heeft genomen. Kunt u zich een man voorstellen die in één uur tijd over een brede rivier een net spant — waarbij hij zijn eigen touw, lijm en „telefoonsysteem” vervaardigt?
Nog verwonderlijker is het dat de kruisspin er niet over prakkizeert om reparaties aan haar net te verrichten, ook niet wanneer insekten het stuk hebben getrokken. Ze neemt gewoon het hele web uit zijn raamwerk en maakt een nieuw! Gewoonlijk doet ze dit eenmaal in de vierentwintig uur. Hoe is dit mogelijk? Waar haalt ze al dat spinsel vandaan?
Haar „spinapparatuur”
Hoewel alle spinnen spinklieren of „draadfabriekjes” bezitten, hebben sommige er meer dan andere. Van de zeven verschillende typen die mogelijk zijn, bezitten de meeste spinnen drie tot vijf soorten. Elk soort produceert een ander soort van spinsel. Maar hoe houdt mevrouw Spin de produktie en verwerking van deze spinsels in de hand?
Wel, onder haar achterlijf bevinden zich gewoonlijk zes tubevormige organen die men de naam van spintepels heeft gegeven, en waaruit de verschillende spinsels komen. Maar dit zijn niet eenvoudig zes beweegbare buizen.
Elke spintepel is een klein orgaan dat uit meer dan honderd kleine tubes bestaat — die allemaal afzonderlijk geregeld kunnen worden! In een commentaar op de draden die door dit ingewikkelde „spinapparaat” worden geproduceerd, verklaarde een bioloog: „De spinmachine van de spin is verre superieur aan de machinerie die de mens voor het ’spinnen’ of het slaan van brugkabels bezit, want de spin kan de grootte en sterkte van haar kabels naar behoefte wijzigen door haar spintepels eenvoudig wat wijder uit elkaar te spreiden of dichter naar elkaar toe te brengen.”
Het „intelligentie”-probleem
’Verbazend’, roept de geleerde uit die haar bouw bestudeert. Maar als hij een voorstander is van de evolutiegedachte, dan scheept mevrouw Spin hem op met een ernstig probleem.
Hoe is dit kleine diertje (ze is geen insekt aangezien insekten slechts zes poten hebben, en zij er acht heeft) in staat geweest olieklieren te „ontdekken” en deze in haar „voetzolen” te „evolueren”, zodat ze niet aan haar eigen lijm blijft kleven? Wie leerde haar bouw- en meetkunde?
’Instinct’, zegt iemand nu. En inderdaad, het vermogen om webben te maken, berust op instinct, want tal van babyspinnen maken „perfecte miniatuurwebben, niet groter dan een postzegel”. Maar nog steeds staan we dan voor de vraag hoe zo’n klein schepseltje door „evolutie” aan zulk een uitgebreide hoeveelheid bouwkundige kennis is gekomen.
’Wel, dat is in de loop van de eeuwen gebeurd’, antwoorden de geleerden. Maar zoals een van hen daarbij eerlijk aantekende: „Er zijn geen wetenschappelijke gronden om aan te nemen dat de levensgewoonten van de spinnen grote veranderingen hebben ondergaan.” Met elke nieuwe ontdekking die men in verband met mevrouw Spin doet, rijst dus steeds opnieuw de vraag: Hoe kan het dat zij een „intelligentie” ten toon spreidt die men bij veel grotere en zogenaamd „ontwikkelder” organismen mist?
Voor andere mensen bestaat er geen probleem. Zij aanvaarden het beknopte antwoord dat in de bijbel in Genesis 1:25 wordt aangetroffen: „En God ging ertoe over . . . al het zich bewegend gedierte van de aardbodem naar zijn soort [te maken].”
Uiteindelijk zult u dus een beslissing moeten nemen. Wanneer u de volgende keer weer het gaasachtige net van mevrouw Spin ziet, vraag uzelf dan af: Welke Meesterarchitect heeft haar zo leren weven?
[Diagram op blz. 26]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
HET SPINNEN VAN EEN WIELVORMIG WEB
bruglijn
hoofddraden
eerste spaak
centrumlijn
(1) Hoofddraden hangen aan de bruglijn
(2) „Spaken” geconstrueerd (vereenvoudigd)
(3) Compleet web (vereenvoudigd)