Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g75 8/11 blz. 12-15
  • Mijn leven als befaamd kunstenares

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mijn leven als befaamd kunstenares
  • Ontwaakt! 1975
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De onverwachte verandering
  • Met reserve
  • Van droevige naar vrolijke ogen
  • Zou u graag een schilderij kopen?
    Ontwaakt! 1975
  • Mijn leven als kunstenares
    Ontwaakt! 2001
  • Zij brengen het geleerde in praktijk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Waarom worden alle soorten van mensen Jehovah’s getuigen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
Meer weergeven
Ontwaakt! 1975
g75 8/11 blz. 12-15

Mijn leven als befaamd kunstenares

MISSCHIEN hebt u wel eens een schilderij gezien van een weemoedig peinzend kind met ongewoon grote en droef kijkende ogen. Dat was dan waarschijnlijk een door mij gemaakt schilderij. Helaas moet ik zeggen dat ik me net zo ongelukkig voelde als de kinderen die ik schilderde.

Ik groeide op in het zuidelijke deel van de Verenigde Staten, dat gedeelte waarnaar vaak wordt verwezen als de „Bible Belt” of „Bijbelstreek”. Misschien was het die omgeving, of anders mijn methodistische grootmoeder, waardoor in mij een diep respect voor de bijbel werd geprent, ook al wist ik van dit boek heel weinig af. Ik werd opgevoed met een geloof in God, hoewel ook met heel wat onbeantwoorde vragen.

Als ziekelijk meisje, vaak alleen en erg schuw, ontwikkelde ik reeds vroeg een talent voor tekenen. Een onderzoekende natuur deed mij vragen naar de zin van het leven, waarom we hier zijn, waarom er pijn, verdriet en dood is en of God goed is. Altijd: „Waarom? Waarom? Waarom?”

Die vragen, zo geloof ik, weerspiegelden zich later in de ogen van mijn geschilderde kinderen, en zijn gedeeltelijk ook de oorzaak van de aantrekkingskracht die ze over de gehele aarde op mensen uitoefenen. Die ogen, altijd het middelpunt van mijn schilderingen, zijn vaak omschreven als „zielvol”. Ze schenen de geestelijke vervreemding te vertolken waarin de meeste mensen heden ten dage verkeren — hun verlangen naar iets wat de huidige samenleving niet kan bieden.

Mijn weg naar populariteit in de kunstenaarswereld ging niet over rozen. Twee ontwrichte huwelijken en veel angst waren mijn deel. Problemen in verband met mijn persoonlijke leven en het auteurschap van mijn schilderijen verwekten heel wat internationale roddelverhalen, rechtszaken, voorpagina-foto’s en zelfs krantekoppen. Jarenlang was ik ermee akkoord gegaan dat mijn tweede man mijn schilderijen als zijn werk verkocht. Maar op een dag, toen ik het bedrog niet langer kon voortzetten, verliet ik hem en mijn huis in Californië en vertrok naar Hawaii. Na een periode van neerslachtigheid en erg weinig schilderen probeerde ik een nieuw begin aan mijn leven te geven, terwijl ik na enige tijd ook opnieuw trouwde.

In 1970 kwam er een keerpunt in mijn leven toen een nieuwsverslaggever een „schildertest” — die voor de televisie uitgezonden zou worden — tussen mij en mijn voormalige man organiseerde, te houden in de San Francisco Union Square, om vast te stellen wie de schilder was van mijn schilderijen. Ik was de enige die kwam opdagen om de uitdaging aan te nemen. Het tijdschrift Life besprak deze gebeurtenis in een artikel ter correctie van een voorgaand artikel waarin mijn schilderijen ten onrechte aan mijn vorige man waren toegeschreven.

Twaalf jaar lang had ik meegedaan aan dit bedrog, iets wat ik altijd zal blijven betreuren. Het leerde mij echter wel dat noch faam, noch liefde, noch geld, noch wat maar ook de prijs van een slecht geweten waard is.

Ik liep nog steeds rond met vragen over het leven en over God; ze leidden mij op vreemde en gevaarlijke terreinen bij het zoeken naar antwoorden. Ik onderzocht het occulte, astrologie, handleeskunde en zelfs handschriftkunde, tevergeefs trachtend een antwoord te vinden. Mijn liefde voor de kunst dreef mij tot een onderzoek van tal van oude culturen en de filosofieën die ten grondslag hadden gelegen aan hun kunst. Ik las boekdelen vol over Oosterse filosofie en beproefde zelfs bovenzinnelijke meditatie.

Mijn geestelijke honger dreef mij tot een onderzoek van de diverse geloofsovertuigingen die werden beleden door de mensen met wie ik in aanraking kwam. Aan beide kanten van mijn familie en onder vrienden kwam ik in contact met diverse protestantse religies, met Methodisten, Mormonen, Lutheranen, Unitariërs en Christian Scientists. Toen ik de man trouwde die nu mijn echtgenoot is, onderzocht ik ook serieus zijn geloof, het katholicisme. Toch vond ik geen bevredigende antwoorden — altijd waren er dingen met elkaar in tegenspraak — en altijd ontbrak er iets.

Afgezien hiervan (dit gemis aan antwoorden op belangrijke levensvragen), begon mijn leven echter enige lijn te krijgen. Ik had nu bijna alles bereikt wat ik ooit had gewild. De meeste tijd besteedde ik aan dat wat ik het liefste deed — kinderen schilderen, meestal kleine meisjes met grote ogen. Ik had een fijne man getrouwd, bezat nu een gelukkig huwelijk, een lieftallige dochter en financiële zekerheid, en woonde bovendien op mijn geliefdste plekje op aarde: Hawaii. Maar soms vroeg ik mij toch af waarom ik niet volmaakt tevreden was, waarom ik zoveel rookte en bij tijd en wijle ook te veel dronk, en waarom ik zo gespannen was. Ik besefte niet hoe zelfzuchtig gericht mijn leven eigenlijk door al mijn streven naar persoonlijk geluk was geworden.

De onverwachte verandering

Jehovah’s getuigen kwamen vaak aan mijn deur, om de zoveel weken, maar ik nam zelden hun lectuur en schonk weinig aandacht aan hetgeen zij zeiden. Hoe weinig besefte ik dat binnen afzienbare tijd een klop op de deur mijn leven drastisch zou veranderen. Die bewuste ochtend stonden er twee Oosterse vrouwen bij mij op de stoep, een Chinese en een Japanse. Enige tijd daarvoor had mijn dochter me een artikel laten zien over de sabbat, waarin stond dat deze niet op zondag, maar op zaterdag viel, en ook hoe belangrijk het was deze in acht te nemen. Het had op ons alletwee zo’n indruk gemaakt dat we de kerk van de Zevendedagadventisten waren gaan bezoeken. Ik was zelfs opgehouden op zaterdag te schilderen, denkend dat dit een ernstige zonde was. Ik vroeg aan een van de vrouwen die aan mijn deur stonden welke dag de sabbatdag was, en was verbaasd toen zij antwoordde: „Zaterdag.” „Waarom neemt u die dag dan niet in acht?” zo vroeg ik.

Hoe ironisch eigenlijk dat ik, een Kaukasische, opgegroeid in de „Bible Belt”, inlichtingen vroeg aan twee Oosterse vrouwen die waarschijnlijk in een niet-christelijke omgeving waren opgegroeid.

De vrouw opende een veelgebruikte bijbel en las mij er rechtstreeks schriftplaatsen uit voor die verklaarden waarom van christenen niet langer wordt vereist dat zij de sabbat of de diverse andere verplichtingen van de Mozaïsche wet in acht nemen, tevens waarom de sabbatswet was gegeven en ook over de toekomstige Sabbat van 1000 jaar.

Haar kennis van de bijbel maakte zo’n diepe indruk op mij, dat ik zelf een verder onderzoek in de bijbel wilde instellen. Met graagte nam ik het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt, waarin, naar ze mij verzekerde, de grondleerstellingen van de bijbel stonden. De volgende week, toen de vrouwen terugkwamen, begonnen mijn dochter en ik een geregelde studie uit de bijbel. Dat was een van de belangrijkste beslissingen in mijn leven en leidde tot vergaande veranderingen in ons beider bestaan.

Bij dit onderzoek van de bijbel was de leerstelling van de Drieëenheid mijn eerste en grootste struikelblok. Omdat ik geloofde dat Jezus God was, een deel van de Drieëenheid, was een bestrijding van die overtuiging voor mij, hetzelfde alsof er een vloerkleed onder mij vandaan werd getrokken. Het beangstigde mij te moeten denken dat die leerstelling niet waar was. En omdat mijn geloof erin niet staande gehouden kon worden in het licht van hetgeen ik in de bijbel las, voelde ik me plotseling eenzamer dan ik me ooit gevoeld had. Ik wist niet meer tot wie ik moest bidden en was overmand door twijfels, zo zelfs dat ik me afvroeg of er eigenlijk wel een God bestond.

Met reserve

Langzamerhand raakte ik echter door de bijbel overtuigd dat Jehovah de Almachtige God was, de Vader (en niet de Zoon), en naarmate ik met mijn studie vorderde, begon ik mijn stukgeslagen geloof weer op te bouwen, ditmaal op het juiste fundament. Maar hoe meer mijn kennis en geloof toenamen, hoe sterker ook de druk van buitenaf werd. Mijn man dreigde me te zullen verlaten, en andere nauwe bloedverwanten toonden zich zeer ontzet. Toen ik ging beseffen wat er van een ware christen werd verlangd, begon ik een uitweg te zoeken, in de mening dat ik nooit tot vreemden zou kunnen getuigen of van huis tot huis zou kunnen gaan om met anderen over God te praten.

Mijn dochter, die toen in een nabijgelegen stad studie ontving, maakte veel snellere vorderingen. Haar vooruitgang was zelfs een van de dingen die mij ging tegenhouden. Zij geloofde zo volledig in wat ze leerde dat ze zendelinge wilde worden. De gedachte dat mijn dochter naar een ver en vreemd land zou gaan, joeg me angst aan, en ik besloot dat ik haar tegen zo’n drastisch besluit moest beschermen. Ik begon naar een fout te zoeken. Als ik in de geloofsleer van deze organisatie iets kon vinden dat niet door de bijbel werd ondersteund, zo wist ik, zou ik mijn dochter kunnen overtuigen.

Met mijn hang naar details werd het een lang en grondig onderzoek. Uiteindelijk had ik tien verschillende vertalingen van de bijbel in mijn bezit, drie concordanties en tal van bijbelse woordenboeken en andere verwijswerken. Van mijn man ontving ik een vreemde „hulp”, want vaak nam hij boeken en brochures mee naar huis waarin de Getuigen werden afgekraakt. Ik bestudeerde ze vlijtig en woog zorgvuldig af wat erin stond. Maar nooit vond ik de fout.

Integendeel, de onjuistheid van de Drieëenheidsleer, alsmede het feit dat de Getuigen de naam van de Vader, de ware God, weten en bekendmaken, alsmede hun liefde voor elkaar en de nauwgezetheid waarmee zij zich aan de bijbel hielden, overtuigden mij ervan dat ik de ware religie had gevonden. Ongewild kwam ik diep onder de indruk van het contrast dat er tussen Jehovah’s getuigen en de andere religies bestond met betrekking tot financiële aangelegenheden.

Na verloop van tijd werden mijn dochter en ik, te zamen met veertig anderen, gedoopt. Dat was op 5 augustus 1972, in het prachtige blauwe water van de Grote Oceaan — een dag die ik nooit zal vergeten. Mijn dochter kwam daarna weer terug naar huis zodat ze hier op Hawaii de gehele dag als Getuige kan werken. Mijn man is nog steeds bij ons en verbaast zich erover hoe anders wij zijn geworden.

Van droevige naar vrolijke ogen

Sinds ik door middel van de doop mijn leven aan God heb opgedragen, hebben zich heel wat veranderingen in mijn leven voltrokken. Ophouden met roken was een van de eerste. Ik verloor zowel de behoefte als het verlangen ernaar. Het was een gewoonte die me tweeëntwintig jaar lang een pakje of meer per dag had gekost. Wanhopig had ik getracht ermee te breken, omdat ik wel wist hoe schadelijk het was, maar vergeefs. Maar naarmate mijn geloof groeide bleek de schriftplaats in 2 Korinthiërs 7:1 de noodzakelijke krachtige stimulans te verschaffen. Met de hulp van Jehovah, afgesmeekt in gebed, en mijn geloof in zijn belofte van Maleachi 3:10, kon ik ten slotte volledig met de gewoonte breken. En verbazend genoeg ervoer ik geen enkel onthoudingsverschijnsel of onprettige nawerking!

Andere veranderingen waren van ingrijpende psychologische aard. Van een schuw, onzeker, introvert en met zichzelf bezig vrouwtje die lange uren van eenzaamheid opzocht en nodig had om te kunnen schilderen en bij te komen van de spanningen in haar leven, werd ik een veel prettiger en hartelijker persoonlijkheid. Ik ben nu uren bezig met wat ik gewoonlijk tot in de grond van mijn hart verafschuwde — spreken met mensen — maar nu geniet ik van elke minuut dat ik dit mag doen!

Nog een verandering betreft mijn schilderen. Ik schilder nog maar een vierde van de tijd die ik vroeger aan mijn schilderijen besteedde, en toch — hoe gek het ook klinkt — presteer ik dezelfde hoeveelheid werk. De verkoop en de kritiek onthullen ook dat mijn schilderijen zelfs beter worden. Schilderen was altijd een obsessie voor mij. Ik werd tot schilderen gedreven omdat het mijn therapie was, een uitlaatklep, een vorm van ontspanning — mijn leven was er volledig op geconcentreerd. En nog steeds houd ik er ontzettend van, dat wel, maar de verslaving eraan en mijn afhankelijkheid ervan zijn verdwenen. En wat de kwaliteit van mijn schilderijen betreft, het is eigenlijk niet vreemd dat die na mijn groei in kennis van Jehovah God, de Bron van alle creativiteit, is toegenomen, ondanks de mindere hoeveelheid tijd die ik nu aan mijn werk besteed.

Thans breng ik een groot deel van mijn vroegere schildertijd door in Gods dienst — met het bestuderen van de bijbel, het onderwijzen van anderen en het wekelijks bezoeken van vijf bijbelse vergaderingen. De afgelopen twee en een half jaar zijn achttien personen begonnen met mij de bijbel te bestuderen. Acht van hen zijn nu actieve studenten, één is gereed om gedoopt te worden, en een ander is reeds gedoopt. En van hun familieleden en kennissen zijn nog eens dertien personen met andere Getuigen aan het studeren geslagen. Ik vind het een grote vreugde en een geweldig voorrecht anderen te mogen helpen meer over Jehovah te weten te komen.

In het begin was het niet gemakkelijk stukjes van mijn geliefde periodes van eenzaamheid op te geven, mijn eigen levensroutine vaarwel te zeggen en ook een groot deel van mijn schildertijd aan andere dingen te besteden en het doen van Jehovah’s wil boven al het andere te plaatsen. Maar ik was bereid het te proberen en met behulp van gebed en vertrouwen op Jehovah’s steun, ontdekte ik dat elke stap die ik op deze weg deed, gemakkelijker en lonender begon te worden. Het bewijs van zijn goedkeuring en hulp overweldigde me bijna — niet alleen wat de geestelijke maar ook wat de materiële zegeningen betreft.

Als ik op mijn leven terugblik, dan blijven mijn gedachten rusten bij het eerste olieverfschilderij dat ik als elfjarig meisje maakte. Het lijkt symbolisch voor mijn leven te zijn geworden. Het bestond uit twee afbeeldingen van hetzelfde meisje — bedroefd, met tranen in haar ogen, op de achtergrond, en met blije, stralende ogen op de voorgrond. In het verleden vormden de symbolisch grote, droevige ogen die ik schilderde, een weerspiegeling van de verbijsterende tegenstrijdigheden die ik in de wereld om mij heen waarnam en die in mij zoveel vraagtekens opriepen. Nu heb ik in de bijbel de oorzaken ontdekt van deze tegenstrijdigheden die mij zo kwelden, evenals de antwoorden op mijn vragen.

Na nauwkeurig te weten te zijn gekomen wie God is en wat zijn voornemen is met betrekking tot de mensheid, verwierf ik de zekerheid Gods goedkeuring te bezitten, te zamen met de innerlijke vrede en rust die met deze zekerheid gepaard gaan. Dat heeft ook zijn weerslag gehad op mijn schilderijen, zelfs in die mate dat anderen het hebben opgemerkt. De droevige, verloren blik in de grote ogen heeft nu plaats gemaakt voor een gelukkiger kijk. Mijn man noemde zelfs een van mijn laatste gelukkig ogende kinderen: „De Oog-Getuige”! — Ingezonden.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen