Voorzieningen voor reizigers
● In Zaïre, evenals in andere landen van Afrika, was lopen voorheen de voornaamste manier van reizen. Daar men lange afstanden moest lopen, was het nodig dat men licht bepakt was en slechts het hoognodige meenam — water, een mat om op te slapen en misschien iets waarmee men zichzelf kon toedekken. Maar hoe stond het dan met voedsel en onderdak? Reizigers hoefden zich daarover geen zorgen te maken, aangezien zij wisten dat wanneer zij eenmaal in een dorp waren aangekomen, het dorpshoofd voor voedsel en onderdak zou zorgen. Dat was zo de gewoonte.
Als er evenwel geen dorp in de buurt was en de reiziger honger kreeg, was het heel goed mogelijk dat er toch voedsel beschikbaar was. Hoe dat zo? Wel, in bepaalde streken van het land was het de gewoonte dat het voedsel dat dicht langs de weg of het pad werd verbouwd, in de eerste plaats voor reizigers bestemd was. Zij mochten er zoveel van eten als zij wilden; vulden zij echter een vergaarbak om voedsel mee te nemen, dan was dit diefstal en kon de eigenaar een aanklacht tegen hen indienen. Een dergelijke voorziening komt veel overeen met die van de Mozaïsche wet, zoals bijvoorbeeld de voorziening in Deuteronomium 23:24: „Ingeval gij in de wijngaard van uw naaste komt, moet gij slechts zoveel druiven eten als genoeg voor u is tot verzadiging van uw ziel, maar gij moogt niets in een vergaarbak van u doen.”