Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g77 8/5 blz. 25-26
  • Herten — Schepselen van gratie en schoonheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Herten — Schepselen van gratie en schoonheid
  • Ontwaakt! 1977
  • Vergelijkbare artikelen
  • Hert
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Hert
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • De grootste en de kleinste
    Ontwaakt! 1978
  • De rol van de jager in het dierenrijk
    Ontwaakt! 1983
Meer weergeven
Ontwaakt! 1977
g77 8/5 blz. 25-26

Herten — Schepselen van gratie en schoonheid

HERTEN zijn bijzonder gracieuze en prachtige dieren. Met grote, vriendelijke ogen blikken zij de wereld in. Hun korte glimmende haar ligt glad tegen hun huid aan en draagt daardoor sterk tot de gestroomlijnde vorm van hun lichaam bij. Of ze nu staan, rennen of springen, nooit zien deze slanke, langpotige dieren er bizar of vreemd uit.

Het gewei is een opvallend kenmerk van een hert, waar gewoonlijk alleen het mannetje mee getooid gaat. De enige uitzonderingen op deze regel vormen de kariboe en het rendier, waarvan ook het vrouwtje in het bezit is van een gewei. De Chinese waterree en het Aziatische muskushert hebben daarentegen helemaal geen gewei.

In tegenstelling tot de horens bij andere dieren, die uit harde lagen huid bestaan, is een hertegewei uit beenderweefsel gevormd. Herten in gematigde zones werpen bij het begin van de winter hun gewei af en vertonen bij het begin van de zomer de eerste groei van een nieuw gewei. In tropische gebieden vallen die aangroei- en afwerpperiodes ook in andere tijden.

Nieuwe geweien zijn zacht en bedekt met een fluwelige huid vol korte, fijne haartjes. Deze huid wordt de „bast” genoemd. Uiteindelijk stopt de bloedstroom door de huid; de huid droogt op en het dier ’veegt’ de losse huidstukken tegen de grond en tegen bomen en struiken af.

Hoe jonger het dier, hoe kleiner het gewei. Het eerste gewei zal beginnen te groeien wanneer het hert één à twee jaar is.

Welk doel dient het gewei? Veel natuuronderzoekers zijn van mening dat het hoofdzakelijk is bestemd voor de gevechten om de vrouwtjes en tevens een rol speelt om de rang van het hert vast te stellen. Toch blijkt dat jongere herten er geen enkel probleem mee hebben oudere herten zonder gewei als een hogere in rang te herkennen. Er zijn ook aanwijzingen dat bij ernstige gevechten het gewei nauwelijks een rol van betekenis speelt. Wellicht heeft het gewei dan ook andere bestaansredenen.

Commentaar gevend op een populaire theorie, verklaart The International Wildlife Encyclopedia: „Waarnemingen bij edelherten hebben het vermoeden doen rijzen dat zij ’s zomers last hebben van de warmte. Ze zijn ’s nachts actief en mogen soms tijdenlang graag in de modder rondrollen. De theorie van Stonehouse is dat de geweien in de zomer, als de dan nog aanwezige huid rijk is doorbloed, als radiators dienen, en uit metingen blijkt ook dat de oppervlaktetemperatuur van het gewei stijgt wanneer de herten actief zijn. Tijdens de zomer, wanneer de herten zich rijkelijk kunnen voeden, bouwen ze een dikke vetlaag op, zodat een orgaan om overtollige warmte af te voeren, niet overbodig is. Hinden hebben zulke radiatoren niet nodig omdat bij hen voldoende energie wordt afgevoerd naar de zich ontwikkelende foetus of naar de melkklieren. Geweien hebben als vecht- of imponeerorgaan in feite een vreemde vorm, zodat bovenstaande theorie een redelijker verklaring van hun functie biedt, waarbij de waarde als vecht- of imponeermiddel op de tweede plaats komt.” — Deel 14, blz. 1928.

De snelheid en het springvermogen van herten is bijzonder opmerkelijk. Sterke spieren in de bovendelen van de poten stellen hen in staat reusachtige sprongen te maken en snel weg te rennen. Een zwartstaarthert kan een afstand van 7,5 meter met één sprong overbruggen. Tevens is het in staat 2,4 meter hoog te springen en een snelheid van 56 kilometer per uur te bereiken. Witstaartherten heeft men wel sprongen van 12 meter zien maken, en men acht ze tot nog verdere sprongen in staat.

Gezien de gratie en snelheid die herten bezitten, hoeft het geen verbazing te wekken dat de schone Sulammitische als volgt over haar herder sprak: „Mijn beminde gelijkt een gazelle of het hertejong.” „Snel weg, mijn beminde, en maak u als een gazelle of als een hertejong op de bergen met specerijen.” — Hoogl. 2:9; 8:14.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen