Hebt u zich ooit afgevraagd —
Als God liefde is waarom laat hij dan het kwaad toe?
DAT is een gerechtvaardigde vraag, die een antwoord verdient. Maar alvorens deze vraag te beantwoorden, is het goed dat wij onze kijk met betrekking tot het kwaad en de toelating ervan verruimen. Het is niet realistisch de vraag te beperken tot het aandeel dat God in deze aangelegenheid heeft. In hoeverre speelt de mens een rol daarin? Velen die bezwaar maken tegen Gods toelating van het kwaad zijn personen die het kwaad niet alleen toelaten, maar zich er ook zelf schuldig aan maken.
En wanneer zij door hun slechte praktijken straf over zichzelf brengen, waarom jammeren zij dan in protest: „God, waarom ik?” Alsof zij daarmee willen zeggen dat als iemand anders het slachtoffer is, het dan wel in orde is. Deze menselijke neiging om de schuld op God te schuiven, wordt opgemerkt in de bijbel: „De eigen dwaasheid van de mens verwoest zijn leven, en vervolgens koestert hij een wrok tegen de HEER.” — Spr. 19:3, New English Bible.
Eigenbelang leidt in vele landen tot hongersnood. Liefde voor geld veroorzaakt dat de industrie het milieu verontreinigt, waardoor ziekte en sterfgevallen zeer toenemen. Door oorlogen te ontketenen, worden miljoenen mensen gedood en nog eens miljoenen verminkt. Door sociale onrechtvaardigheid en economische ongelijkheid te zaaien, halen de mensen een recordoogst aan misdaad binnen. Hun „nieuwe moraal” richt huwelijken te gronde, doet gezinnen uiteenvallen en verbreidt geslachtsziekten. Door te veel te eten, worden zij zwaarlijvig en schaden zij hun gezondheid. Door te veel te drinken, lopen zij levercirrose op. Met hun zware rookgewoonten vragen zij om longkanker.
ALS GOD NU EENS EEN EIND AAN HÚN SLECHTE PRAKTIJKEN ZOU MAKEN?
Zouden degenen die erover klagen dat God het kwaad toelaat, het toejuichen wanneer hij een eind aan hún slechte praktijken zou maken? Als hij hun de sigaretten uit de vingers zou pakken, en de derde of vierde borrel uit hun dronken handen zou nemen, zouden zij zich dan verheugen omdat er een einde was gekomen aan de daardoor veroorzaakte longkanker en leverkwalen? En als God hun wapenfabrieken zou vernietigen, hun voedselvoorraden onder de hongerigen zou verdelen en hun overtollige rijkdom aan de armen en behoeftigen zou uitdelen — zouden zij daar dan blij om zijn?
God verbiedt de handelwijze die de oorzaak vormt van de meeste slechte dingen waaronder wij thans gebukt gaan. Het ligt in de macht van de mensen er een eind aan te maken, doch vele mensen doen er zelf aan mee. De feiten dwingen ons tot de conclusie te komen dat het merendeel van de mensheid niet zozeer een eind wenst te zien komen aan het kwaad, als wel aan de gevolgen ervan. Zij willen het kwaad wel zaaien, maar de vruchten ervan niet oogsten. Als zij de gevolgen ervan kunnen ontlopen, storten velen zich gretig in kwaaddoen. Wanneer in een stad het licht uitvalt, zodat de politie niet veel kan doen, viert plundering hoogtij. Wanneer belastingfraude gepleegd kan worden zonder dat men kans loopt ontdekt te worden, begaan miljoenen dat misdrijf. Het is de angst voor straf, niet de afkeer van het kwaad, die velen op het rechte pad houdt. Zoals de bijbel uiteenzet: „Omdat het vonnis over een slecht werk niet spoedig is voltrokken, daarom is het hart der mensenzonen in hen er volkomen op gericht kwaad te doen.” — Pred. 8:11.
WAAROM TOT ONZE TIJD TOEGELATEN?
Wanneer een vader zijn zoon een bezitting of een verantwoordelijkheid geeft, heeft hij er natuurlijk belangstelling voor te zien hoe zijn zoon zorg zal dragen voor hetgeen hem is toevertrouwd. Op soortgelijke wijze heeft Jehovah God de mens als verzorger van de aarde aangesteld. De mens schoot te kort en was ongehoorzaam aan God. Nadien wierp Satan de uitdaging op dat God geen personen op aarde kon plaatsen die hem trouw zouden blijven.
Dat deze strijdvraag bestond, blijkt uit hetgeen God tot Satan zei met betrekking tot Job: „Hij aanbidt mij en zorgt ervoor dat hij niets kwaads doet.” Satan antwoordde uitdagend: „Zou Job u aanbidden als dat hem niets opleverde? U hebt hem altijd beschermd.” Satan kreeg toestemming om Job tot het uiterste kwaad te berokkenen, alleen mocht hij hem niet doden, maar hij slaagde er niet in Jobs rechtschapenheid jegens God te breken (Job 1:6-12; 2:1-10, Good News Bible). God heeft Satan zelfs tot op de huidige dag de tijd gegeven om zijn uitdaging waar te maken.
Maar behalve dat er een antwoord op Satans uitdaging wordt verschaft, zijn er nog andere doeleinden gediend door lijden over de mensheid toe te laten. Duizenden jaren van menselijke heerschappij hebben aangetoond dat de mens niet in staat is zichzelf onafhankelijk van God te regeren. De geïnspireerde profeet schreef dat „het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jer. 10:23). Door beproevingen te ondergaan, leerde de natie Israël dat zij Gods leiding nodig hadden (Ps. 107:11-13). Ook wij moeten leren inzien dat Gods koninkrijk de enige manier is om ons van het kwaad te verlossen.
De enige hoop voor de mens is te mogen leven op een paradijsaarde, waar God ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen, en de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer zal zijn’ (Openb. 21:4). Onze waardering voor een leven zonder tranen, rouw, geschreeuw, pijn of dood zal stellig ten zeerste zijn vergroot doordat wij deze tragische omstandigheden hebben meegemaakt in een wereld waarin het kwaad werd toegelaten. Wij nemen de goede dingen als iets vanzelfsprekends aan. Pas wanneer wij ze verliezen, gaan wij ze waarderen.
HOE ZAL GOD EEN EIND AAN HET KWAAD MAKEN?
Om een eind aan oorlogen te maken, moeten de oorlogsophitsers verdwijnen. Om een eind aan hongersnood te maken, moeten de profiteurs verdwijnen. Om een eind aan de vervuiling te maken, moeten de vervuilers verdwijnen. Om een eind aan de misdaad te maken, moeten misdadigers en de slechte omstandigheden waardoor zij worden gekweekt, verdwijnen. Om een eind te maken aan de immoraliteit waardoor gezinnen te gronde worden gericht en ziekten worden veroorzaakt, moeten de bedrijvers van immoraliteit verdwijnen. Zesduizend jaar lang zijn hervormers, maatschappelijk werkers, politici en reclasseringsinstellingen er niet in geslaagd misstanden te herstellen en het kwaad uit te roeien.
Gods toelating van het kwaad zal eindigen doordat hij Satan en alle mensen die erop staan kwaad te bedrijven, zal verwijderen. Velen die klagen dat God het kwaad toelaat, klagen ook over de wijze waarop hij er een eind aan zal maken. Maar zoals een tuin niet kan bestaan wanneer het onkruid welig tiert, zomin kan een vredig paradijs bestaan wanneer de boosdoeners welig tieren. Gods methode is de praktische methode: „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden; en wat de verraderlijken betreft, zij zullen ervan worden weggerukt.” — Spr. 2:21, 22.
[Illustratie op blz. 3]
Krantekoppen illustreren welke weg de mens is ingeslagen: vervuiling, brandstichting, wetteloosheid, pornografie, onwettige seks, omkoping, drugs, prostitutie, verkrachting