„Satans Slaven” vinden een nieuwe meester
IEMAND die nu met de vriendelijke Tony Banuet spreekt, kan zich gewoon moeilijk voorstellen dat de eigenaar van die vriendelijke glimlach eens de leider van een motorbende was. Tony was een straatvechter, een rover en een „dope”-smokkelaar. Het dossier dat de politie over hem heeft, beslaat vijftien jaar, en hij heeft herhaalde malen in de gevangenis gezeten. Zijn proeftijd loopt nog tot 1983.
Natuurlijk bezit Tony niet dezelfde persoonlijkheid die hij een paar jaar geleden had, en dat geldt ook voor drie andere leden van zijn vroegere motorbende. Eens waren zij zo verbitterd op de wereld dat het hun werkelijk niets kon schelen of zij leefden of stierven. Zij hadden geen vertrouwen in het heden, en geen hoop voor de toekomst. Dat is nu allemaal veranderd. Zij hebben echte vrienden en een nieuw leven gevonden.
Hun verhaal gaat terug tot de jaren ’50. Toen Tony (die zij „Loco” [„Getikt”] noemden) ongeveer vijftien jaar was, verbreidde een beweging van straatbenden, „Pachucos” genaamd, zich via het zuidwesten van de Verenigde Staten naar Tijuana, een Mexicaanse stad waar Tony en zijn broer Rudy woonden en die even ten zuiden van de grens met Californië ligt.
Deze benden verdeelden steden in gebieden die zij verdedigden. Zij vochten met knuppels, knotsen en kettingen. Bendeleden hadden als kenteken een speciale tatoeëring op de rug van de hand, vlak bij de duim. Zij hadden meisjes die messen of scheermesjes in het haar droegen. Tony zegt: „Gedurende heel mijn tienertijd was ik een Pachuco. Onze bende bestond uit ongeveer 25 leden.”
Tony was in de Verenigde Staten geboren. In plaats van in het leger te worden ingelijfd, ging hij liever bij de marine, waar hij, zoals hij zegt, ’tot over mijn oren in de drugs verzeild raakte’. Hij vervolgt: „Ik werd gepakt voor het smokkelen en verkopen van marihuana, en de marine stopte me op Hawaii voor een jaar in de bak. Toen ik eruit kwam, ging ik terug naar Mexico en sloot me bij een motorbende aan. Ik pleegde een inbraak in een kantoor in San Diego en stal cheques, die ik vervalste en verzilverde. Jaren later werd ik hiervoor gearresteerd, en ik kwam voor een jaar in de gevangenis terecht. Daarna kreeg ik een proeftijd en heb ik iedere maand een gedeelte van wat ik had gestolen, terug moeten betalen. Ik moet nog $385 betalen.
In de gevangenis raakte ik bevriend met leden van de Hell’s Angels, een motorbende, en ik besloot een nieuwe bende te organiseren, ’Satans Slaven’ genaamd, waarmee wij in Las Vegas begonnen. Later opereerden wij in Tijuana. Wij leefden als vogelvrijverklaarden. Ons motto was: ’Rijd hard, sterf snel.’ Wij zaten om de haverklap in de gevangenis. Eenmaal liep ik een messteek in mijn arm op, eenmaal kreeg ik een schot in mijn rechtervoet, ik liep een schedelbreuk op door een klap met een breekijzer, en ik kreeg driemaal een ernstig ongeluk met de motorfiets — elke keer terwijl ik ’high’ was als gevolg van drugs. Wij werden overal van beschuldigd, van heroïnesmokkel tot poging tot moord, maar soms werden wij geholpen door geld en door advocaten. Rudy en andere bendeleden hebben ’gezeten’ wegens heroïnehandel.
Ondertussen staken wij veel tijd en geld in een konijnenfokkerij, ver van de politie, ongeveer een uur rijden vanaf de hoofdweg, in de bergen ten zuidoosten van Tijuana. Lui die in moeilijkheden raakten, kwamen daar een paar weken werken en gingen dan weer weg. Velen die naar die fokkerij kwamen, belandden uiteindelijk in de gevangenis — sommigen in de Verenigde Staten, sommigen in Mexico.
Wij droegen leren jacks en Duitse helmen. Wij hadden messen en vuurwapens bij ons, en droegen de naam van onze club achter op onze vesten. Onze polsbanden waren van leer, met metalen klinknagels, zodat wij onze armen konden gebruiken om messen af te weren.”
De vroegere levenswijze vaarwel zeggen
„Op een keer wilde ik een jonge Amerikaanse staatsburger in Tijuana, die lid van onze club wilde worden, ertoe overhalen mij te helpen wat geld te innen van een dealer in de Verenigde Staten. De jongeman was niet thuis. Ik wachtte en zag hem nog steeds niet, maar zijn vader, Francisco Durazo, een van Jehovah’s Getuigen, sprak met mij over Jehovah (Ps. 83:18). Dit was de eerste keer dat ik Gods naam hoorde en dat ik iets over zijn beloften van een nieuw samenstel te weten kwam. Nadat ik was weggegaan, ontmoette ik twee vrienden en wij gingen de grens over om de kwestie met de dealer te regelen. Wij raakten in moeilijkheden en werden gevangengezet wegens bedreiging met een dodelijk wapen. De beschuldigingen werden ingetrokken, maar ik begon te denken: ’Ik heb er schoon genoeg van steeds maar weer in de gevangenis terecht te komen. Misschien zit er toch wel iets in wat Francisco zei.’
Zodra ik weer in Mexico was, ging ik naar hem toe. Hij vertelde me heel veel: Hoe de bijbel was geschreven, dat dit boek laat zien dat wij dicht bij het einde van dit samenstel van dingen zijn, en dat God spoedig iets aan de moeilijkheden op aarde zal doen. Wat hij zei, leek logisch, dus toen hij vroeg of hij de bijbel met mij mocht bestuderen, zei ik Ja. Wij begonnen die dag in het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt.
Niet lang daarna vertelde ik mijn vrienden wat ik te weten was gekomen. Sommigen aanvaardden het, anderen niet. Mijn broer Susuky woonde in Encinitas (Californië, VS), en ik ging naar hem toe om hem erover te vertellen — dat Jehovah God is, en dat er iets groots gaat gebeuren.
Toen wij weer in Tijuana waren, vertelden de Getuigen ons dat wij onze oude persoonlijkheid weg moesten doen. Nadat wij een paar maanden hadden gestudeerd, besloot Rudy zijn vroegere levenswijze vaarwel te zeggen. Hij ging terug naar Encinitas, vond een baan en maakte plannen om gedoopt te worden. Bij mij duurde het wat langer, maar op een dag realiseerde ik mij dat wij niet eeuwig de tijd hebben om er een begin mee te maken God te dienen. Ik verbrak de slechte omgang, ging naar Encinitas, en na nog eens twee maanden gestudeerd te hebben, vond ik een baan als vrachtwagenchauffeur. Tot aan die tijd had ik mijn hele leven niet meer dan tien maanden gewerkt.”
Op de dag van zijn doop, op een in 1978 gehouden districtscongres in Los Angeles, zei Tony: „Nu ben ik pas gelukkig. Ik heb geen kopzorgen meer. De regering houdt me niet in de gaten. Ik hoef niet elke dag een mes bij me te hebben. Ik heb geen vuurwapen meer nodig. Ik heb betere mensen gevonden om mee om te gaan — mensen die eerlijk zijn, die geen leugenaars zijn. Ik ben nu vastbesloten om Jehovah te dienen en andere mensen te onderwijzen.”
Susuky vertelt zijn verhaal
Tony’s broer Rudy (die zij „Susuky” noemen) vertelt wat de verandering voor hem betekende. Hij zegt:
„Ongeveer elf jaar lang trok ik met Tony en de motorbende op. Ik werd gepakt bij het verkopen van heroïne, en zat vier jaar in de gevangenis in Tehachapi (Californië).
Sinds de hippiebeweging van de jaren ’60 heb ik belangstelling voor de bijbel. Ik droeg al die tijd een bijbel bij mij, al die jaren dat ik op de motor reed. Ik had de gewoonte er hardop uit te lezen. Ik wist dat het boek iets had, maar ik begreep het niet.
Toen Tony mij over de naam van God vertelde en over de dingen die hij tijdens zijn eerste studie met Francisco in Tijuana had geleerd, spraken wij er dag en nacht over. Die week begon ik te studeren. Nadat wij een paar maanden hadden gestudeerd, begon ik mij zorgen te maken over onze slechte omgang. Het begon me dwars te zitten dat wij ’s zondags naar de vergadering gingen en door de week nog steeds ’stoned’ werden, of andere dingen deden die niet in overeenstemming waren met wat wij leerden.
Toen gingen mijn zoon Aramis en ik terug naar Encinitas, en ik kreeg een baan als lasser. Ik lag helemaal met mezelf overhoop, maar de Getuigen hielpen mij. Ik begon andere kleren te dragen, met de Getuigen om te gaan, met hen samen te eten. Het was een ander soort van leven. Ik ging op dinsdag, donderdag en zondag naar de vergadering, en sprak ook met mensen aan de deur over de hoop op Gods koninkrijk en over het goede dat de bijbel in hun leven tot stand kan brengen.
Tony hield van de waarheid, maar hij zat nog steeds aan de vroegere dingen vast. Wij hadden heel wat geld en werk in de konijnenfokkerij gestoken, maar ik zei tegen hem: ’Houd er toch mee op! Jehovah betekent meer dan alleen maar ’s zondags naar de vergadering gaan. Jehovah betekent omgang met de broeders, . . . iedere dag praten met de broeders.’ Op een dag toen hij met longontsteking in bed lag, zei hij: ’Zal ik je eens wat vertellen? Zodra ik beter ben, ga ik mijn spullen van de fokkerij halen, en dan vergeet ik de hele boel.’ Ik was blij dat hij wegging van die plaats waar zo veel slechte omgang was.
Kennis van de bijbel heeft veel voor ons gedaan. Kennis heeft zowel mij als mijn zoon en mijn omgeving geholpen. Mijn houding is veranderd. Ik ben veranderd. Alles is veranderd. Wij zijn Jehovah dankbaar dat hij ons zijn Woord heeft laten horen, en wij bidden dat wij er naar mogen blijven leven.”
Crystals verhaal
Hoe staat het met de meisjes die met deze motorbende meereden? Twee van hen hebben het goede nieuws van Gods koninkrijk aanvaard en hebben grote veranderingen in hun leven aangebracht.
Kathleen Galen (die zij „Crystal” noemen) verteld hoe zij in deze situatie verzeild raakte:
„Ik ben in de stad New York geboren. Mijn vader verliet ons toen ik zeven jaar was, en ik werd erg opstandig. Ik bleef bij mijn moeder. Wij konden absoluut niet met elkaar overweg en hadden totaal geen contact. Ik hield niet van school. Ik ging het huis uit toen ik dertien jaar was, en met tussenpozen zwierf ik twee jaar lang rond in de straten van New York, op zoek naar een vriend of wat dan ook. Ik sliep in trappenhuizen. Ik had honger. Ik ben in elkaar geslagen. Ik had het heel moeilijk. Uiteindelijk, na twee jaar, ging ik terug naar huis en probeerde met mijn moeder op te schieten. Ze was niet opgewassen tegen de problemen met de politie, de scholen, en alle andere moeilijkheden die ik veroorzaakte. Vlak voordat ik vijftien jaar werd, stuurde zij mij naar mijn vader in Las Vegas.
Ik kon niet met zijn vrouw en mijn nieuwe zusters opschieten. Ik paste nergens bij. Ik besloot dat zelfmoord de gemakkelijkste uitweg was. Ik beraamde er heel zorgvuldig plannen voor. Toen mijn vader aan het avondeten zat, zei ik dat ik ging slapen. In plaats daarvan ging ik naar de slaapkamer en nam ongeveer 55 pillen in, die ik had omdat ik pas mijn sleutelbeen had gebroken. Mijn halfzusje van ongeveer vijf jaar vond mij op de vloer, waar ik al een paar uur gelegen had.
Drie en een halve dag lag ik bewusteloos in het ziekenhuis. Ik had altijd gedacht dat de doden ergens naar toe gingen, dus toen ik mijn ogen opendeed, dacht ik dat ik daar was, waar dat dan ook zijn mag. Ik zag mijn vader, zijn vrouw, mijn broer en mijn tante die uit New York was overgevlogen, en ik dacht: ’O nee! ik heb zelfmoord gepleegd om van alles af te zijn, en nu zijn zij hier ook!’
Maar toen zag ik de apparaten, de slangen in mijn neus, en alle andere dingen in de ziekenhuiskamer, en wist ik dat het me niet was gelukt. Ik reageerde heftig, sloeg de verpleegsters en vocht, en zij legden mij een paar weken op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. Eerst lag ik ruggelings vastgebonden — mijn benen, mijn buik en mijn armen — omdat ik zo wild was. Na de eerste week werd ik kalmer en maakten ze mij los. De psychiater zei me dat het niet normaal was dat iemand zich van het leven wilde beroven. Ik vertelde hem dat het alleen maar kwam door gebrek aan liefde, en dat dit leven leeg was.
Ik zei tegen mijn vader dat er geen tralies voor de ramen waren, en dat ik zou ontsnappen als hij mij hier niet uit haalde. Hij haalde mij eruit. Toen vroeg hij mij wat ik wilde doen. Ik zei hem dat ik dat niet wist — ik paste gewoon nergens bij. Hij zei dat als ik het in zijn huis niet fijn vond, ik altijd naar een andere plaats kon uitkijken. Nu had ik werkelijk het gevoel dat ik nergens naar toe kon, en dat ik niemand had tot wie ik mij kon wenden.
Een broer van een van mijn vrienden zei: ’Die jongens van de motorclub gaan naar Tijuana, misschien kun jij met hen meerijden.’ Ik ging naar hen toe en vroeg of ik tot Californië met hen mee kon rijden. Tony zei dat als ik naar Tijuana wilde en bij hen wilde blijven, dat best kon.
Ik trok zeven jaar lang met Tony en Rudy op. Ik was Tony’s rugdekking. Of wij nu op de motor reden, een café binnengingen, of ergens zaten, ik was altijd vlak achter hem, zodat niemand hem van achteren kon pakken.
Ik had nooit kunnen denken hoezeer mijn leven zou veranderen toen Tony naar mij toe kwam en vroeg: ’Wist jij dat Jehovah de God van de bijbel is?’ Ik zei: ’Nee’, en hij begon me te vertellen wat hij allemaal leerde. Heel mijn leven had ik naar een echte vriend gezocht. Ik besefte dat Jehovah die vriend was. Ik stopte met het roken van marihuana en met hoererij, maar waar ik het langst tegen moest vechten, was de verschrikkelijke haat die ik tegen alles en iedereen koesterde. Met Jehovah’s hulp, en na verloop van tijd, was ik in staat te veranderen en de haat kwijt te raken.
Je kunt je niet voorstellen wat een verandering de bijbel in mijn leven heeft gebracht. De bijbel zegt dat de vrucht van Gods geest ’liefde, vreugde, vrede . . . zachtaardigheid, zelfbeheersing’ is. Ik ben Jehovah dankbaar voor wat zijn geest voor mij heeft gedaan.” — Gal. 5:22, 23.
Barbara’s veranderde leven
Barbara Banuet, een vierde lid van deze groep, ging de eerste keer dat de anderen gingen, mee naar de vergadering van Jehovah’s Getuigen om te zien waar het over ging. „Wij waren gekleed in onze leren motorjacks”, zegt zij, „maar na de vergadering kwam iedereen om ons heen staan en zij lachten vriendelijk. Ze zeiden: ’Hallo, hoe gaat het?’ Het leek net een grote familie, ik werd er werkelijk door aangemoedigd. Je kon de liefde voelen. In geen enkele kerk waar ik was geweest, had ik ooit zo iets gezien.”
Barbara zegt dat zij haar hele leven mensen ruzie had horen maken, en dat zij als klein meisje wenste dat er een plaats op deze wereld was waar zij heen kon gaan, en „waar niemand ruzie maakte, en iedereen als broeders en zusters leefde”. Zij zegt: „Toen de Getuigen mij lieten zien dat volgens de bijbel dàt nu juist gaat gebeuren, wilde ik er meer over weten.”
Als u iets van Barbara’s achtergrond weet, zult u begrijpen waarom dit zo veel voor haar betekende. Zij legt uit: „Pa en ma scheidden toen ik vijf jaar was. Ma moest zestien uur per dag werken om vier kinderen te onderhouden. Zij besteedde ons voor vier jaar uit aan een zeer strenge dame die zevendedagadventiste was en die in haar oprechtheid zei dat wij zondaars waren en dat zondaars in de hel zouden branden. Dit is een idee dat heel wat indruk maakt op een klein kind dat niet weet waarover je praat.
Ik dacht altijd: Als God iedereen liefheeft, waarom zou hij dan mensen in de hel willen laten branden? Ik kan me herinneren dat ik dacht: Als ik een zondaar ben, is er geen uitweg, en zal ik nooit gered worden. Dus leefde ik net als alle andere mensen, zonder hoop dat mijn leven in het reine gebracht zou worden. Ik zag niemand om mij heen die het soort van leven leidde dat ik zou wensen. Ik kon mezelf niet als een huisvrouw zien die tegen de kinderen schreeuwt, maar ik ben tweemaal getrouwd geweest. Mijn tweede man kwam in de gevangenis terecht, en zelfs daar probeerde hij mij te slaan als ik op bezoek kwam en als hij zag dat er niemand keek. Toen ik hier ten slotte genoeg van had, haalde Rudy, die ik al lang kende, mij er toe over om bij hem te blijven en met hem samen te wonen. Zo kwam ik in de bende.
Wij reden altijd heel Tijuana door, terwijl wij zoveel mogelijk moeilijkheden veroorzaakten en zoveel mogelijk mensen bang maakten. Ik gaf er werkelijk niets om of ik leefde of niet. Ik was altijd ’high’ als gevolg van drugs.
Wat een verandering heeft de bijbel in mijn leven gebracht! Dit boek kan je persoonlijkheid veranderen. De bijbel zegt dat je ’de oude persoonlijkheid, die met je vroegere levenswandel overeenkomt, weg moet doen’, en ’de nieuwe persoonlijkheid, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit, aan moet doen’ (Ef. 4:22-24). De bijbel vertelt je hoe je in elke aangelegenheid van je leven moet handelen, hoe je je kinderen moet opvoeden, hoe je je man of je vrouw moet behandelen. De bijbel heeft mij geleerd hoe ik mijn dochter moet opvoeden en hoe ik geduld met haar moet hebben. Ik probeer haar te helpen beseffen dat zij, als ze lief is, dit niet voor mij doet maar voor Jehovah. Zij handelt niet zo omdat ik haar dat zeg, maar omdat de bijbel het zegt.
Het is werkelijk een zegen de waarheid te hebben leren kennen, en in staat te zijn haar op deze manier op te voeden.”
Hoe is het verder met hen gegaan?
Hoe is het verder gegaan met deze vroegere bendeleden die zich er niet langer op beroemen dat zij „Satans Slaven” zijn, maar zich erover verheugen dat zij dienstknechten van God zijn?
Tony en Barbara trouwden met elkaar. Rudy en Crystal zijn met andere Getuigen getrouwd. Zij allen zeggen dat hun nieuwe levenswijze hun veel goed heeft gedaan, en dat ook de kinderen er voordeel van hebben getrokken. Rudy heeft bijbelstudies geleid met gedetineerden in de gevangenis van Jean (Nevada, VS), en met een agent van de „highway patrol”. Crystal zegt: „Ik weet niet waar ik zou zijn als Jehovah niet op ons pad was gekomen.” Rudy geeft een samenvatting van hun gevoelens wanneer hij zegt: „Wij hebben de wereld gezien en zijn niet van plan ernaar terug te gaan.”
Wij bidden dat zij, en alle andere personen die nu hun leven op een godvruchtige manier trachten in te richten, dit zullen blijven doen.
[Illustratie op blz. 16]
TONY
RUDY