Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g81 22/10 blz. 20-24
  • Wat heeft Darwin werkelijk op de Galápagos Eilanden ontdekt?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat heeft Darwin werkelijk op de Galápagos Eilanden ontdekt?
  • Ontwaakt! 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Darwins zienswijze
  • Zijn uitgangspunten
  • Darwins vinken
  • Darwins schildpadden
  • Fundamentele gebreken
  • De menselijke schepping
  • Evolutie — Mythen en feiten
    Is het leven geschapen?
  • Een boek schokt de wereld
    Ontwaakt! 1995
  • Is evolutie een feit?
    Ontwaakt! 2006
  • Evolutie
    Ontwaakt! 2015
Meer weergeven
Ontwaakt! 1981
g81 22/10 blz. 20-24

Wat heeft Darwin werkelijk op de Galápagos Eilanden ontdekt?

BIJNA 150 jaar geleden bracht de Engelse natuuronderzoeker Charles Darwin een kort bezoek aan de Galápagos Eilanden. Op deze eilanden, zo’n 1000 kilometer ten westen van Ecuador in de Grote Oceaan, meende Darwin bewijsmateriaal voor zijn evolutietheorie gevonden te hebben.

Maar wat heeft hij werkelijk op de Galápagos Eilanden ontdekt? Een bewijs voor evolutie of een bewijs voor iets anders?

Darwins zienswijze

Darwin geloofde dat alle planten, dieren en mensen zich door middel van geleidelijke veranderingen in de loop van enorme tijdsperioden uit voorgaande, „lagere”, levensvormen hadden ontwikkeld. Hij kwam tot de conclusie dat alle levensvormen oorspronkelijk afstammen van een „paar vormen” van leven of slechts van één, en hij voegde hieraan toe: „Uit een zo eenvoudig begin is geleidelijk een eindeloze reeks van de schoonste en verwonderlijkste vormen ontstaan, en deze ontwikkeling gaat nog steeds door” (Het ontstaan der soorten). In deze tijd zijn degenen die in evolutie geloven, over het algemeen dezelfde fundamentele denkbeelden toegedaan en hun zienswijze komt er dus op neer dat de levensvormen niet door God werden geschapen maar zich geleidelijk ontwikkelden.

Wat Darwin tijdens zijn bezoek van slechts enkele weken aan de Galápagos Eilanden zag, was een „bron van inspiratie voor vele van zijn denkbeelden” over evolutie, aldus de Encyclopædia Britannica. En dit was wat hij waarnam: (1) dat de levensvormen op de Galápagos-archipel veel leken op die van het Zuidamerikaanse vasteland, waaruit hij de conclusie trok dat ze oorspronkelijk daarvandaan kwamen en niet op de Galápagos Eilanden geschapen waren; en (2) dat die levensvormen in de loop der jaren door variaties enigszins waren gaan verschillen van hun „neven” op het vasteland. In deze twee fundamentele waarnemingen zag hij een ondersteuning voor zijn geloof dat planten en dieren beetje bij beetje blijven veranderen, zodat ze zich ten slotte tot volkomen verschillende levensvormen ontwikkelen.

Over de Galápagos Eilanden zegt The World Book Encyclopedia: „Veel bewijsmateriaal voor de evolutie is afkomstig van planten en dieren op ver van de continenten gelegen eilanden. Op de Galápagos Eilanden bijvoorbeeld . . . komen 26 soorten landvogels voor die allemaal gelijkenis vertonen met soorten die in het westen van Zuid-Amerika worden aangetroffen. Maar 23 van deze soorten schijnen te zijn veranderd sinds ze de eilanden bereikt hebben, want de vogels op de Galápagos-archipel zijn aparte soorten. Overeenkomstige verschillen zijn te zien bij hagedissen en schildpadden, waarvan er elf soorten op even zo vele verschillende eilanden waren. Blijkbaar ontwikkelden ze zich daar vanwege veranderingen die plaatsvonden nadat hun voorouders van het Zuidamerikaanse vasteland hier terechtgekomen waren.”

Zijn uitgangspunten

De overeenkomsten met de dieren van het vasteland deden Darwin in Het ontstaan der soorten schrijven: „De Galápagos-archipel . . . draagt het onmiskenbare stempel van het Amerikaanse continent. Bij het aanschouwen van de bewoners van deze vulkanische Zuidzee-eilanden, verscheidene honderden mijlen van het vasteland vandaan, heeft de natuuronderzoeker het idee dat hij op Amerikaanse bodem staat. Hoe komt dit? Waarom zouden de soorten die worden ondersteld op de Galápagos-archipel, en nergens anders, te zijn geschapen, zo duidelijk het stempel dragen van verwantschap aan soorten die in Amerika zijn geschapen?” (Wij cursiveren.)

Darwin nam aan dat geloof in een schepping vereiste dat op verschillende plaatsen, speciaal op de ver van andere landmassa’s verwijderde oceanische eilanden, totaal verschillende planten en dieren zouden zijn geschapen. Over St. Helena, in het zuiden van de Atlantische Oceaan, zegt hij bijvoorbeeld: „Hij die de leer aanvaardt dat elke soort afzonderlijk is geschapen, zal moeten toegeven dat een voldoend aantal van de meest geschikte planten en dieren niet voor de oceanische eilanden is geschapen”, aangezien ze immers kennelijk uit andere gebieden zijn gekomen. (Wij cursiveren.)

Met betrekking tot de afwezigheid van kikvorsen op sommige oceaaneilanden zei hij dat het ontbreken ervan „op zo veel echte oceanische eilanden niet aan de daar heersende omstandigheden geweten kan worden: integendeel, deze eilanden lijken uitermate geschikt te zijn voor deze dieren; want men heeft kikvorsen op Madeira, op de Azoren en op Mauritius ingevoerd, en deze hebben zich daar vermenigvuldigd . . . Maar waarom ze daar niet zouden zijn geschapen, zoals volgens de theorie der afzonderlijke scheppingen het geval moest zijn, zou heel moeilijk te verklaren zijn.” (Wij cursiveren.)

Met betrekking tot de afwezigheid van veel andere zoogdieren op verscheidene oceaaneilanden verklaarde Darwin: „Men kan uit het oogpunt van een onafhankelijke schepping niet zeggen dat er geen tijd is geweest voor de schepping der zoogdieren; . . . Waarom, mag men vragen, heeft de veronderstelde scheppende macht wel vleermuizen, maar geen andere zoogdieren op deze afgelegen eilanden voortgebracht? Vanuit mijn gedachtengang is deze vraag gemakkelijk te beantwoorden; geen landzoogdier kan immers een wijde open zee oversteken, maar vleermuizen kunnen overvliegen.” (Wij cursiveren.)

Waren zijn uitgangspunten juist? Moet een Schepper op verschillende plaatsen, en speciaal op afgelegen eilanden, totaal verschillende levensvormen hebben geschapen? En waren de door Darwin waargenomen verschillen tussen levensvormen op afgelegen oceaaneilanden en hun tegenhangers op het vasteland zo groot dat men mocht spreken van een ontwikkeling van nieuwe soorten?

Darwins vinken

Eén vogelsoort in het bijzonder, een vink, trok Darwins aandacht. Bij zijn korte onderzoek op de Galápagos Eilanden scheen het hem toe dat zich op de eilanden van de archipel vele verschillende soorten vinken hadden ontwikkeld. De afwijkingen betroffen hoofdzakelijk de grootte en vorm van hun snavel. Darwin was van mening dat deze van elkaar verschillende snavels zich hadden ontwikkeld naar gelang de verschillende omstandigheden op de diverse eilanden. Zoals de Encyclopædia Britannica schreef: „De Darwinvinken hebben zich uit één gemeenschappelijke voorouder tot een veelheid van aanpassingsvormen ontwikkeld. Ze verschillen hoofdzakelijk in snavelvorm en -grootte.”

Ronald Daeumler, een bioloog en natuurgids die onlangs twee jaar op de Galápagos Eilanden doorbracht, merkte echter op: „Eerlijk gezegd was ik verbaasd dat dit nu Darwins meest overtuigende argument was om aan te tonen dat evolutie een mogelijke verklaring was voor het ontstaan der soorten. Hij redeneerde dat als de vink in staat was om, zoals hij het noemde, een nieuwe snavel te ontwikkelen, het dan aannemelijk was dat hij zich ook tot een ander dier zou kunnen ontwikkelen als hem maar voldoende tijd gegund werd. Vormt deze gedachtengang nu werkelijk het fundament voor de theorie die zo vele miljoenen mensen ertoe gebracht heeft het denkbeeld van een intelligente schepper te verwerpen? Was dit het krachtigste feit dat Darwins eilanden ter ondersteuning van de evolutie konden verschaffen?

Als gids wilde ik natuurlijk de verschillende vinken kunnen identificeren. Maar aangezien men spreekt van verschillende soorten, had ik mij die identificatie als een erg gemakkelijk proces voorgesteld. Toen ik mij er echter in ging verdiepen, kwam ik tot het besef dat de verschillen tussen deze zogenaamde soorten zo klein waren dat vele slechts door het wegen of opmeten van verschillende organen, zoals het hart of de hersenen, geïdentificeerd konden worden. Eén auteur zei dan ook: ’Alleen een zeer wijs man of een dwaas denkt dat hij al de vinken die hij ziet, kan identificeren.’”

Daeumler merkt dan op: „Maar hebben de Galápagosvinken werkelijk veranderingen ondergaan die evolutionair genoemd mogen worden, veranderingen waardoor ze in de loop der tijd van vink in iets anders zouden veranderen? Of zijn deze vinken eenvoudig variaties en aanpassingen zoals die bij alle verschillende grondvormen van dieren voorkomen? Voor mij waren de feiten duidelijk: deze vinken waren nog steeds vinken en niets anders, en het verstrijken van lange tijdsperioden zou er niet toe leiden dat ze andere dieren zouden worden.”

Darwins schildpadden

De reuzenschildpad van de eilanden wordt de „galápago” genoemd en hieraan ontlenen de eilanden hun naam. Volgens Darwin leidde hun isolatie op de verschillende eilanden van de archipel ertoe dat ze zich geleidelijk tot verschillende soorten ontwikkelden.

Ronald Daeumler geeft echter als commentaar: „Wanneer ik een groep toeristen naar het Darwin Station bracht, kregen zij daar van een wetenschapsman een uiteenzetting over de eilanden. Gewoonlijk vertelde deze dan ook hoe de schildpad zich op ieder eiland anders heeft ontwikkeld en er aldus afzonderlijke soorten zijn ontstaan. De ironie wilde echter dat men de toeristen daarna meenam naar een omheinde ruimte waarin een aantal schildpadden liepen. Daar werd dan uitgelegd dat mensen deze schildpadden van de eilanden hadden meegenomen toen ze nog klein waren, maar dat deze zelfde mensen ze daarna, jaren later, voor bescherming naar het Darwin Station hadden gebracht. De geleerde legde dan echter uit dat deze dieren niet naar hun geboorte-eiland waren teruggebracht omdat het niet vaststond tot welke soorten de verschillende dieren behoorden, en dus ook niet vastgesteld kon worden van welk eiland ze afkomstig waren.

Maar als ze zich tot verschillende soorten hadden ontwikkeld, zouden er dan niet genoeg verschillen moeten zijn om heel goed te kunnen vaststellen van welk eiland de schildpadden afkomstig waren? Het was mij erg duidelijk dat wat veel geleerden nieuwe soorten noemden, alsof er een of ander evolutionair proces had plaatsgevonden, eenvoudig kleine variaties waren zoals die door alle diersoorten voortgebracht kunnen worden.

Zelfs Craig McFarlan, in mijn tijd de leider van het Darwin Station en een van de deskundigste mensen op het gebied van reuzenschildpadden, verklaarde dat er geen afdoend bewijs is om te kunnen zeggen of de schildpadden eigenlijk wel verschillende soorten zijn, of dat het wellicht slechts ondersoorten zijn. Welke classificatie de wetenschapsman ook kiest om ze in onder te brengen, één ding is zeker: het zijn nog steeds schildpadden en ze evolueren niet tot iets anders!”

Fundamentele gebreken

Hoewel Darwin in dieren als de vinken en schildpadden treffende voorbeelden van evolutie zag, vertoonde zijn redenatie ernstige gebreken. Hij had de conclusie getrokken dat geloof in een schepping betekent dat men moet geloven dat elke in de biologisch-wetenschappelijke classificatie bestaande soort of „species” afzonderlijk is geschapen, en ook op een bepaalde plaats is geschapen; een tweede conclusie was dat geringe variaties betekenen dat zich een evolutieproces voltrekt.

Geen van deze denkbeelden is juist. Nergens zegt het bijbelse scheppingsverslag dat iedere species afzonderlijk is geschapen. Nergens wordt gezegd dat elke species op een bepaalde plaats is geschapen. En nergens staat dat er geen variatie binnen de grondvormen zou kunnen optreden.

De bijbel laat zien dat planten, dieren en mens en steeds „naar hun soort” voortbrengen (Gen. 1:11, 21, 24, 25). Dit bijbelse „soort”-begrip laat ruimte voor een grote variatie binnen de grenzen van de „soort”, maar er is geen vermenging met andere „soorten” mogelijk. Zo zouden er bijvoorbeeld vele variëteiten van schildpadden en vinken kunnen zijn — daar deze dieren met het vermogen tot een dergelijke variatie zijn geschapen — maar altijd zouden het schildpadden en vinken blijven.

De menselijke schepping

De schepping van de mens en zijn verspreiding daarna over de gehele aarde, inclusief de geïsoleerde oceaaneilanden, vertoont overeenstemming met hetgeen er met andere levensvormen gebeurde.

Na de vloed van Noachs dagen begonnen de mensen zich vanuit Klein-Azië over de gehele aarde te verspreiden. Na verloop van tijd raakten sommige groepen meer geïsoleerd dan andere. In de loop der eeuwen werden bepaalde variaties of kenmerken geprononceerder, zodat na verloop van tijd de Zuidzee-eilanden hoofdzakelijk bewoond werden door een Polynesische of Melanesische ’variëteit’, terwijl in Afrika de zwarte ’variëteit’ naar voren kwam, en in Azië de gele. Maar allen behoorden nog steeds tot de menselijke fundamentele „soort”. Zij bewijzen dit door hun vermogen om met elkaar te huwen en nageslacht voort te brengen, terwijl van elkaar verschillende fundamentele soorten, zoals bijvoorbeeld honden en katten, nooit kunnen paren en nageslacht krijgen.

Bijna geen twee mensen zien er precies hetzelfde uit. Maar zou iemand willen zeggen dat mensen, omdat zij een verschillend gevormde neus hebben, in verschillende richtingen evolueren? Evenmin dienen wij de conclusie te trekken dat er evolutie plaatsvindt, louter en alleen omdat wij verschillende snavels kunnen waarnemen bij de Galápagosvinken, of variaties bij de schildpadden.

De heer Daeumler kwam tot de conclusie: „Ik ging onbevooroordeeld naar de Galápagos Eilanden om voor mijzelf, zonder druk van anderen, de dingen te bestuderen en te observeren. Ik wilde erachter komen of dit zogenaamde ’laboratorium van de evolutie’ een wetenschappelijk feit of een verdichtsel was. Na twee jaar, waarin ik enkele van de belangwekkendste en vreugdevolste ervaringen van mijn leven opdeed, ben ik er meer dan ooit van overtuigd dat de evolutionaire verklaringen voor het ontstaan der soorten geen wetenschappelijke basis hebben. Alleen een superieure intelligentie zou verantwoordelijk kunnen zijn voor de ongelofelijke variatie in levende wezens op de Galápagos Eilanden, die zich alle vermenigvuldigen ’naar hun soort’, maar daarbij toch ruimte hebben voor een variatie die de menselijke familie fascineert en vreugde verschaft.”

[Illustraties op blz. 21]

Binnen hun soort kunnen levensvormen een grote variatie vertonen, maar ze kunnen zich niet ontwikkelen tot een andere soort

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen