Hebben Adam en Eva werkelijk bestaan?
ZEG „Antonius” en menige geschiedeniskenner zal rap aanvullen: „en Cleopatra.” Zeg „Hans” en de sprookjeslezers zullen antwoorden: „en Grietje.” Zeg „Adam” en bijna ieder van ons zal reageren met: „en Eva.”
Maar terwijl Antonius en Cleopatra echte mensen waren, was dat niet het geval met Hans en Grietje. En Adam en Eva dan? Wat zou u zeggen — hebben zij werkelijk bestaan of zijn ze slechts een verzinsel?
Eenvoudig, maar wetenschappelijk
Toegegeven, het Genesisverslag over Adam en Eva is zeer eenvoudig. Het vermeldt dat God het lichaam van de man uit de elementen van de aarde schiep en er daarna toe overging „in zijn neusgaten de levensadem te blazen”. Later werd, met een deel van het lichaam van de man als basis, een vrouw geschapen, die door de man met recht beschreven kon worden als „been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees”. — Gen. 2:7, 23.
Mag de eenvoud van het verslag nu een reden zijn voor vooringenomenheid? Als iets klopt met de feiten, behoeft het toch niet ingewikkeld te zijn om waar te zijn? En veel geleerden zeggen dat de bewering in Genesis dat alle mensen slechts één en niet meer dan één oorsprong hadden, een feit is. (Zie het kader op de bladzijde hiernaast, „De gemeenschappelijke oorsprong van de mensheid — wetenschappelijk bevestigd”.)
Valt het te rijmen met evolutie?
Veel mensen verwerpen het Adam-en-Eva-verhaal omdat zij van mening zijn dat zij in evolutie een overtuigender verklaring hebben gevonden voor het ontstaan van het menselijk leven.
Sommigen van deze mensen ontkennen niet noodzakelijkerwijs het bestaan van God. Zij vinden vaak dat het heel goed mogelijk is het bijbelverslag te rijmen met evolutionaire denkbeelden.
Het Oostenrijkse Prager-Stemberger Commentaar op de Bijbel bijvoorbeeld onderschrijft deze mening met de woorden: „Of de mens aan het einde van een bepaald evolutieproces is verschenen en of die ’eerste mens’ een enkeling was of een groep — op beide vragen geeft de Genesis-tekst geen definitief antwoord.” Sommige religieuze geleerden, zelfs „verscheidene hoogleraren aan Southern Baptist-seminaries”, zijn het daar volgens een recent nieuwsblad mee eens. Zij opperen de gedachte dat „Adam en Eva wel eens symbolen zouden kunnen zijn voor het oorspronkelijke mensdom in plaats van de eerste menselijke wezens”. Maar waarom probeert men het bijbelse scheppingsverslag met evolutie te rijmen?
Dit komt misschien door de manier waarop veel geleerden de evolutie brengen — als een vaststaand feit. Zo beweert de Russische geleerde N. V. Timofeeff-Ressovsky bijvoorbeeld: „Het bestaan van evolutie . . . in de wereld om ons heen behoeft niet langer bewezen te worden.”
En geconfronteerd met een als feit gepresenteerde evolutie, zoekt de oprechte bijbelstudent een redelijke verklaring. ’Als Adam en Eva niet werkelijk hebben bestaan’, zo kan hij redeneren, ’maar slechts een fictieve voorstelling zijn van de vroege mens, dan zou de bewering in de bijbel dat God het leven oorspronkelijk geschapen heeft, heel wel te rijmen zijn met de wetenschappelijke bewering dat de mens is geëvolueerd.’
Dat mag dan redelijk klinken, maar is het waar? Als evolutionisten eerlijk zijn, moeten zij toegeven dat zij er niet in zijn geslaagd hun theorie te bewijzen, hoewel zij er hardnekkig in geloven. Een van hen geeft in een artikel in het Duitse tijdschrift Natur toe dat „onze verklaringen voor evolutie onvoldoende zijn. . . . Voorlopig is de achtergrond van evolutie . . . nog een onopgelost raadsel”. Hij citeert Adolf Portmann, een Zwitsers dierkundige, die erkent dat zijn levenslange onderzoek geen enkele wezenlijke verklaring heeft opgeleverd.
Veel oprechte mensen hebben echter geconstateerd dat de bijbel wel verklaringen biedt. Zij hebben bemerkt dat de bijbel steeds nauwkeurig en betrouwbaar is. Dit helpt ons te begrijpen waarom veel oprechte bijbelonderzoekers weigeren aan het verslag over Adam en Eva een andere interpretatie te geven ten einde het te laten kloppen met de onbewezen evolutietheorie.
Een kwestie van logica
Laten wij nu eens aannemen dat Adam en Eva niet werkelijk hebben bestaan. Hoe zouden wij de bijbelse verwijzingen naar hen dan moeten opvatten? Bekijk eens een paar voorbeelden in het kader op bladzijde 17, „Een onvermijdelijke kettingreactie”.
Met de verwerping van het verslag over Adam en Eva in Genesis krijgt u een kettingreactie die uitloopt op een bijna totale verwerping van alles wat de bijbel leert. Verwerpt u echter de bijbel, dan blijft u met een paar nogal lastige vragen zitten, vragen die alleen de bijbel bevredigend kan beantwoorden. Bijvoorbeeld:
I. WAAROM BEDRIJVEN MENSEN SLECHTE DINGEN?
Het bijbelverslag over Adam en Eva zegt dat hun een drievoudige opdracht werd gegeven: de aarde te bevolken; ze te bewerken en te verfraaien; liefdevol te zorgen voor de dierlijke bewoners (Gen. 1:28). Naast deze opdracht werd hun één beperking opgelegd, als een beproeving op hun gehoorzaamheid aan God, want gehoorzaamheid aan zijn instructies zou absoluut noodzakelijk zijn wilden zij hun taken met succes kunnen verrichten.
Maar Adam en Eva gaven er ongehoorzaam de voorkeur aan de dingen op hun eigen manier te doen, en God en zijn instructies te negeren. Het gevolg? Romeinen 5:12 verklaart: ’Door bemiddeling van één mens is de zonde de wereld binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.’ Volgens de bijbel is de basisreden waarom mensen kwaad bedrijven dus overerving — wij hebben zondige, verkeerde neigingen geërfd van onze eerste ouders, Adam en Eva.
Als wij nu het bijbelverslag over Adam en Eva niet als feit aanvaarden, hoe geven wij er dan een bevredigende verklaring voor dat mensen, terwijl zij toch vrede en geluk wensen, slechte dingen blijven bedrijven?
II. WAAROM WORDEN MENSEN ZIEK EN STERVEN ZIJ TENSLOTTE?
Kan de wetenschap die vraag beantwoorden? In zijn commentaar op de bevindingen van de wetenschap erkende een verslaggever dat professor Friedhelm Schneider van Tübingen heeft vastgesteld dat de zienswijze dat „de dood als een fysieke noodzakelijkheid met het begrip leven is verbonden, door niets wordt ondersteund”.
De bijbel legt echter uit dat de opstandige handelwijze van Adam en Eva ertoe leidde dat zij Gods gunst verloren en daarmee ook de gelegenheid verspeelden voor eeuwig in een aards paradijs te leven. Het volmaakte lichaam dat God hun had gegeven, begon achteruit te gaan, totdat het uiteindelijk stierf. Zij waren nu onderhevig aan ziekte en dood en konden slechts kinderen voortbrengen die net zo gehandicapt waren. „Wie kan een reine uit een onreine voortbrengen?” vroeg Job eens, en antwoordde vervolgens: „Er is er niet één” (Job 14:4). Daar elke generatie verder verwijderd is van het volmaakte begin van de mensheid, groeit de onvolmaaktheid.
Als wij het bijbelse verslag over Adam en Eva niet aanvaarden, hoe verklaren wij dan dat de mens, ondanks de technologische en wetenschappelijke vooruitgang, nog steeds ziek wordt en sterft?
III. WAAROM HEEFT GOD HET KWAAD ZO LANG TOEGELATEN?
In feite hebben Adam en Eva Gods heerschappij afgewezen en gekozen voor een heerschappij van mensen. Waartoe heeft dit geleid? Zo’n 3000 jaar later verklaarde koning Salomo in Prediker 8:6-9: „De rampspoed van de mensheid [is] overvloedig . . . over hen . . . gedurende de tijd dat de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel.”
Ex-bondskanselier Helmut Schmidt van Duitsland onderschreef de waarheid van die woorden toen hij in juni 1981 in een televisie-interview zei: „Wij mensen . . . hebben de wereld altijd slechts ten dele geregeerd, en meestal heel slecht. . . . Wij hebben ze nooit in algehele vrede geregeerd.”
God heeft de mens toegestaan zichzelf 6000 jaar te besturen, en hiermee is genoegzaam gedemonstreerd dat de mens niet in staat is „zijn schrede te richten”; heerschappij door God verdient de voorkeur (Jer. 10:23). God is dan ook in het gelijk gesteld. Het is overduidelijk dat de keuze die Adam en Eva deden, rampzalig was.
Maar welke redelijke verklaring is er buiten het Genesisverslag over Adam en Eva voor de lange tijd dat God het kwaad heeft toegelaten?
IV. IS ER ENIGE HOOP VOOR DE TOEKOMST?
Ja, er is hoop. Onmiddellijk nadat Adam en Eva in opstand kwamen, beloofde God dat niet alles verloren was. Hij voorzei een „zaad” dat uiteindelijk rechtvaardige toestanden zou herstellen en het kwaad zou uitbannen. (Zie Genesis 3:15; Romeinen 16:20; Openbaring 12:7-12; 20:1-3.) Dit „zaad” bleek Jezus Christus te zijn, die de mensheid loskocht en de weg baande voor het herstel van een Godsregering tot welzijn van gehoorzame mensen. Wanneer zal dit gebeuren?
De bijbelse chronologie en de wereldtoestanden geven aan dat God binnenkort zal optreden. Zijn opgerichte koninkrijk, dat Jehovah’s Getuigen intensief prediken als de enige hoop voor de mensheid, zal de gehoorzame mensheid opnieuw het vooruitzicht geven op eeuwig leven in de volmaakte staat waarin Adam en Eva oorspronkelijk verkeerden. Zouden wij verwerpen wat de bijbel over Adam en Eva zegt, welke hoop zouden wij, gezien de verslechterende wereldtoestanden, dan nog hebben voor de toekomst?
Deze boodschap over Gods toekomende wereldregering en de daarmee gepaard gaande zegeningen is geen verzonnen Hans-en-Grietje-verhaal. De toekomstige geschiedschrijving zal ervan getuigen, even zeker als de oude geschiedschrijving dit doet van het bestaan van Antonius en Cleopatra. Ja, ze zal evenzeer een realiteit worden als Adam en Eva dit waren! Waarom zou u geen contact opnemen met Jehovah’s Getuigen en u er nader van op de hoogte stellen?
[Inzet op blz. 14]
Als evolutionisten eerlijk zijn, moeten zij toegeven dat zij er niet in zijn geslaagd hun theorie te bewijzen
[Kader op blz. 15]
DE GEMEENSCHAPPELIJKE OORSPRONG VAN DE MENSHEID — WETENSCHAPPELIJK BEVESTIGD
● „De anatomie van mensen van alle rassen is gelijk; zij hebben allemaal dezelfde eiwitstructuur en allemaal dezelfde voorouders.” — Antropoloog Dr. Georg Glowatzki.
● „Alle volken der aarde vormen één familie en hebben een gemeenschappelijke oorsprong.” — „The Races of Mankind”, door de antropologen Ruth Benedict en Gene Weltfish.
● „Als wij maar ver genoeg, honderden generaties, teruggaan, zouden wij allen op dezelfde plaats terechtkomen . . . het door de wetenschap verschafte bewijsmateriaal [geeft] aan dat de mensen van thans een gemeenschappelijke stamvader hebben.” — Publikatie van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
● „Alle variëteiten van de mens behoren tot dezelfde soort en hebben dezelfde vroege afstamming. Dit is een conclusie waarop alle bewijzen dienaangaande van de vergelijkende anatomie, paleontologie, serologie en genetica duiden. Op genetische gronden alleen al is het vrijwel onmogelijk zich in te denken dat de variëteiten van de mens afgescheiden van elkaar zijn ontstaan.” — Antropoloog M. F. Ashley Montagu.
● „De wetenschap bevestigt thans wat de meeste religies reeds lang prediken: Mensen van alle rassen . . . stammen af van dezelfde eerste mens.” — Wetenschappelijk schrijver Amram Scheinfeld.
[Kader op blz. 17]
EEN ONVERMIJDELIJKE KETTINGREACTIE
WAT ZEGT DE BIJBEL?
● „[Jezus] gaf ten antwoord: ’Hebt gij niet gelezen [in Genesis 1:27; 2:24] dat hij die hen van het begin af heeft geschapen, hen als man en als vrouw heeft gemaakt en gezegd heeft: „Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw”?’” — Matth. 19:4, 5.
Jezus Christus wordt algemeen erkend als iemand die zich aan de hoogste maatstaven van eerlijkheid en moraliteit hield. Als het Genesisverslag over Adam en Eva slechts allegorisch is, zou Jezus het dan als vaststaand feit hebben geciteerd? Ondenkbaar!
● „Jezus was . . ., naar men meende, de zoon . . . van Jozef, zoon van Eli, zoon van Matthat, . . . zoon van David, zoon van Isaï, . . . zoon van Abraham, . . . zoon van Sem, zoon van Noach, . . . zoon van Adam, zoon van God.” — Luk. 3:23-38.
Waar gaat Lukas’ opsomming van Jezus’ voorouders over van mythische personen op mensen die werkelijk hebben geleefd? Wie is de eerste echte man in de lijst, als het Adam niet is?
● ’Door bemiddeling van één mens is de zonde de wereld binnengekomen . . . aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid.’ „De dood [heeft] als koning geregeerd van Adam tot Mozes.” — Rom. 5:12, 14.
Als Adam „het oorspronkelijke mensdom” was, had de apostel Paulus dan niet moeten spreken van „verscheidene mensen” in plaats van „één mens”? En als Adam een verzinsel is, hoe staat het dan met Mozes? Dat Mozes heeft bestaan, betwijfelt niemand.
LIGT HET NIET VOOR DE HAND DAT, ZOALS DE BIJBEL AANGEEFT, ADAM EN EVA WERKELIJK HEBBEN BESTAAN?
[Illustratie op blz. 16]
De 6000 jaar dat mensen zichzelf hebben mogen besturen, hebben duidelijk gemaakt dat de mens niet in staat is „zijn schrede te richten”
[Illustratie op blz. 18]
Onder Gods koninkrijk zal de mensheid het vooruitzicht hebben voor eeuwig op een paradijs te leven