Wat was er zo verwerpelijk aan Jezus?
IN DE eerste eeuw van de gewone tijdrekening bevond het joodse volk zich onder de tirannie van het heidense Romeinse Rijk. Voor het eerst bestonden er hooggespannen verwachtingen dat God nu een bevrijder voor zijn volk zou verwekken, de beloofde Messias. De moderne joodse geschiedkundige Abba Hillel Silver schreef: „De eerste eeuw . . . vooral de generatie vóór de vernietiging [van Jeruzalem in 70 G.T.], beleefde een opmerkelijke uitbarsting van messianistische emotionaliteit.”
De eerste-eeuwse historicus Flavius Josephus berichtte ook over dit verschijnsel, en zei over een groep mannen die in die tijd opstond: „Bedriegers en misleiders, die voorwendend onder goddelijke inspiratie te handelen revolutionaire veranderingen wilden, leidden [de menigte] de wildernis in en gaven hun te verwachten dat zij daar goddelijke tekenen van bevrijding zouden ontvangen.”
Velen van degenen die in de eerste eeuw de Messias beweerden te zijn, slaagden erin een grote aanhang te krijgen, maar alleen Jezus van Nazareth heeft nu nog volgelingen. En toch kon de joodse natie hem destijds in de eerste eeuw niet als de beloofde Messias aanvaarden. Belangrijke vragen zijn dan ook: Waarom geloofden slechts betrekkelijk weinig joden dat Jezus de Messias was? Wat vond de meerderheid verwerpelijk aan hem?
Rabbi Hyman G. Enelow zegt erover: „De ideeën die in de joodse gedachtengang met de Messias verbonden waren . . . werden niet door Jezus gerealiseerd.” Eenvoudig gesteld: Jezus werd dus niet in wijde kring aanvaard, omdat hij niet de algemeen heersende verwachtingen verwezenlijkte. Zoals wij reeds hebben gezien, beschreef de profeet Jesaja de Messias als een toekomstige koning die eeuwige vrede, gerechtigheid en rechtvaardigheid tot stand zou brengen. Bijbelprofetieën zoals deze hielpen eraan mee de verwachtingen van de joden te vormen. Aangezien de Messias koning over Israël zou zijn, mocht er toch verwacht worden dat een heidense macht die ten tijde van zijn komst heerschappij over Israël uitoefende, die soevereiniteit zou afstaan.
Uiteindelijk echter ging men algemeen geloven dat de Messias de joden zou voorgaan in het afwerpen van de heidense overheersing. De Encyclopaedia Judaica schrijft: „De joden in de Romeinse periode geloofden dat [de Messias] door God zou worden verwekt om het juk van de heidenen te verbreken en te heersen over een hersteld koninkrijk van Israël.”
Sporen van deze algemeen heersende opvatting vindt men in geschriften uit die periode. Zo schrijft Josephus bijvoorbeeld over de joden die in 66 G.T. tegen Rome in opstand kwamen: „Wat hen meer dan iets anders tot oorlog aanzette, was een voor tweeërlei uitleg vatbaar orakel, ook in hun heilige schriften te vinden, dat in die tijd iemand uit hun land heerser over de hele wereld zou worden.”
Dit wordt ook bevestigd door het soort van personen die in hun Messiaanse aanspraken het volk achter zich wisten te krijgen. De geschiedenis verhaalt dat degenen die in die tijd beweerden de Messias te zijn, met uitzondering van Jezus van Nazareth, allemaal politieke revolutionairen waren. The Book of Jewish Knowledge verklaart: „Het uitzonderlijke aan deze eerste-eeuwse aanspraken op Messiaanse belangrijkheid was dat elke pretendent fungeerde als een verzamelpunt voor een joodse opstand tegen het Romeinse bewind. In tegenstelling tot Jezus . . . waren de andere ’messiassen’ van die periode zonder uitzondering militante stokebranden en patriotten.”
Het is dan ook duidelijk dat onder de joden in de eerste eeuw nog niet het latere denkbeeld bestond van een lijdende of stervende Messias. De joodse geleerde Joseph Klausner concludeert: „Het hele idee van een Messias die ter dood gebracht moest worden, was iets wat in Jezus’ tijd onmogelijk te bevatten was . . . voor de joden.” Zelfs die weinige joden die geloofden dat Jezus de Messias was, verwachtten niet dat hij lijden zou ondergaan of ter dood gebracht zou worden. — Matth. 16:21, 22.
Joden die wellicht waren aangetrokken door Jezus’ onderwijs, zouden daarom stellig zijn verontrust door het feit dat hij de Romeinse overheersing niet afwierp en niet als koning over Israël ging regeren maar in plaats daarvan door het Romeinse bestuur werd terechtgesteld. Klausner legt uit: „De gekruisigde Jezus was een teleurstelling voor de meesten van degenen die hem tijdens zijn leven hadden gevolgd.” Geen wonder dat de vroege christelijke zendeling Paulus van Tarsus sprak van de „aan de paal gehangen Christus, voor de joden een oorzaak tot struikelen”! — 1 Kor. 1:23.
Maar in weerwil van het grote contrast tussen Jezus’ leven en de joodse verwachtingen raakten duizenden joden die destijds leefden, er toch van overtuigd dat Jezus de Messias was. Welke verklaring is hiervoor?
[Illustraties op blz. 5]
Joodse verwachtingen DIT? of DIT?