De Eerste Wereldoorlog — voorspel tot de slotfase van ’s mensen bestaan? (Deel I)
Dit is het eerste van drie artikelen die in opeenvolgende uitgaven zullen verschijnen.
„REGELRECHT naar Parijs” luidde de pochende leus die met grote letters op de zijkant van de wagon was gekalkt. Krakend onder zijn last van geestdriftige Duitse soldaten snelde de trein naar het oorlogsfront. Een snelle overwinning — voor de Kaiser en het vaderland — leek zeker! Het was augustus 1914.
Duitsland kwam in de greep van een uitzinnige geestvervoering toen Kaiser Wilhelm II vanaf het balkon van zijn paleis verklaarde: „Partijen en confessies bestaan niet meer; ik zie alleen maar Duitsers; vandaag zijn wij allen broeders, meer niet. Als onze buurman niet anders wil, als hij ons de vrede misgunt, dan hoop ik bij God dat ons betrouwbare Duitse zwaard zegevierend uit deze moeilijke strijd te voorschijn mag komen.” In slechts enkele dagen tijd reageerden 1.200.000 Duitse mannen op deze oproep om onder de wapens te komen. „Vrede was zo saai, zo ontzettend saai!” schreef een vrijwilliger.
Weinigen voorzagen echter hoe gruwelijk een moderne oorlog zou zijn. Nog minder voorzag men dat de oorlog geen snelle krachtmeting in militaire vaardigheden zou zijn maar een uitputtingsslag, een langdurige nachtmerrie van afmatting en verhongering zou worden. Voordat het oorlogszwaard weer in de schede werd gestoken, zouden de slagvelden verzadigd zijn met het bloed van miljoenen. Nationale grenzen zouden onherkenbaar zijn veranderd. En trotse naties zouden de bittere vernedering van een nederlaag ondergaan.
Politici en geleerden zouden vele fraaie volzinnen aan de oorlog besteden en hem ’een keerpunt in de geschiedenis’ noemen en erover spreken als ’de oorlog die een eind ging maken aan alle oorlogen’. Boekdelen zouden erover worden geschreven. Felle debatten — bijna net zo hevig als de gevechten in de loopgraven — zouden worden gevoerd over de vraag wiens schuld het was. En bange mensen, zoekend naar iets dat hen kon geruststellen, zouden gretig het oor lenen aan voorspellingen van vrede. Maar de voorspellingen zouden niet worden bewaarheid, want opnieuw zou er een wereldoorlog uitbreken die als erfenis het vooruitzicht op een vernietigende kernoorlog zou nalaten.
Hoewel het wrede begin van de Eerste Wereldoorlog bijna 70 jaar achter ons ligt, kunnen wij het ons niet veroorloven deze oorlog te vergeten. Internationale wedijver en spanningen bedreigen nu niets minder dan het voortbestaan van de mensheid. Was deze eerste wereldoorlog wellicht slechts de repetitie voor een nucleaire wereldramp — het voorspel voor de slotfase van ’s mensen bestaan? Of heeft de mens van zijn fouten geleerd? Misschien kunnen wij enkele bevredigende antwoorden krijgen door te onderzoeken hoe deze oorlog kon ontstaan.
De kiemen van een wereldomvattende oorlog
De zaden van de zogenoemde Grote Oorlog werden in de jaren 1800 gezaaid. Tegen het eind van dat tijdperk hadden imperialistische naties de wereld zo grondig onderling verdeeld, dat er weinig te veroveren overbleef. ’Gebiedsuitbreiding is noodzakelijk voor ons voortbestaan en onze welvaart’, beweerden de veroveraars. Maar het imperialisme kweekte ook spanning. En toen Duitsland in 1871 zijn politieke en militaire macht consolideerde door de stichting van het tweede Duitse Rijk, werden de spanningen binnen Europa nog heviger. Duitslands rivalen zagen zich tegenover een verenigd front gesteld en voelden zich verplicht zich te bewapenen ten einde een machtsevenwicht te handhaven. De verbitterde bewapeningswedloop die eruit voortvloeide, had echter de stuwende kracht van de industriële revolutie achter zich. Nieuwe technologieën brachten nieuwe angstaanjagende wapens voort die het karakter van de strijd definitief zouden veranderen.
Rond de eeuwwisseling zag men ook de oprichting van nationale onafhankelijkheidsbewegingen. Etnische groepen zoals de Fransen in het door Duitsland beheerste Elzas-Lotharingen en de Joegoslaven die verstrooid waren over geheel Oostenrijk-Hongarije en Servië, voelden zich gevangen binnen nationale grenzen die geen rekening hielden met taal en cultuur. Hun rusteloze verlangen naar eenheid en politieke vrijheid was een constante bron van wrijving tussen hen en hun regeringen.
Een verdere factor was de in populariteit toenemende evolutietheorie. Sommigen zagen in het denkbeeld van de natuurlijke selectie (de strijd om het bestaan waarbij de best toegeruste zegeviert) een manier om de politieke conflicten te verklaren. In het boek Juli 1914 laat de Duitse historicus Imanuel Geiss zien wat de resultaten waren van die denkwijze: „Gevoed door vooraanstaande Duitse geschiedschrijvers had zich in de geest van de Duitsers het denkbeeld verankerd dat . . . Duitsland de keus had tussen stilstand, waardoor het zijn positie als een belangrijke Europese natie zou verliezen, of zelf ook een wereldmacht te worden. De achtergrond [voor deze zienswijze] werd verschaft door de aan de biologie ontleende theorie van het sociaal darwinisme, dat vooral in Duitsland opgeld deed en dat een rationele en vredige wereld verwierp als een onmogelijkheid en een utopie en daarvoor een strijd van elk tegen allen in de plaats stelde.” (Wij cursiveren.) Deze verwrongen ideologie bevorderde de gedachte dat oorlog onvermijdelijk was.
De kampen vormen zich
Voorafgaande aan de Grote Oorlog deden de naties onbewust nog een stap in de richting van oorlog — zij haastten zich om militaire allianties te sluiten. Het Duitse Rijk vormde in 1879 een alliantie met Oostenrijk-Hongarije die in 1882 werd uitgebreid met de opname van Italië. Het werd de Triple Alliantie genoemd. Maar de Duitse diplomaten slaagden er niet in om een soortgelijk verdrag te sluiten met Engeland, Rusland of Frankrijk. Geconfronteerd met een eerzuchtig Duitsland werden deze naties gedwongen hun verschillen opzij te zetten en een gemeenschappelijk doel na te streven: de handhaving van hun eigen machtsposities.
Vooral Engeland, dat er prat op ging de suprematie ter zee te bezitten, voelde zich bedreigd door Duitslands snelle uitbreiding van de vloot. In 1904 kwam Engeland derhalve tot een overeenkomst met Frankrijk, de Entente Cordiale. Drie jaar later werd deze uitgebreid tot de Triple Entente waarin ook Rusland was opgenomen, dat zich in 1894 reeds met Frankrijk had verbonden.
Zo kwamen dus de strijdlustigen, zonder dat er ook maar één schot was afgevuurd, onherroepelijk in kampen tegenover elkaar te staan. Waren deze allianties niet gesloten, dan zou oorlog op zijn minst zijn vertraagd door langdurige onderhandelingen. Maar nu er geen twijfel over bestond wie wie zou ondersteunen, zouden zulke onderhandelingen vergeefs, en totaal uitzichtloos blijken. Europa’s lapwerk van allianties, dat had moeten dienen om de oorlogsdreiging op te heffen, veranderde dat continent in plaats daarvan in een kruitvat. En als een verborgen dreiging lag daar Duitslands „onfeilbare” oorlogsplan, dat het aanbinden van de strijd zou verhaasten. Een overwinning scheen met dit plan verzekerd — als de Duitsers het eerst zouden toeslaan.
Het onverwachte startschot voor de oorlog
Op 28 juni 1914 werden troonopvolger Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije en zijn vrouw Sophia tijdens een staatsbezoek aan Sarajevo vermoord. Ferdinand, die tijdens zijn leven slechts een ondergeschikte rol in de geschiedenis speelde, verschafte met zijn dood de aanleiding tot een wereldomvattende slachting. Zijn moordenaar? Een man van Servische afkomst. Oostenrijk-Hongarije stelde verontwaardigd Servië verantwoordelijk.
Maar waarom zoveel vijandigheid tegenover dit kleine landje? Eén reden was dat Servië in een roes van opwinding verkeerde vanwege pasbehaalde militaire en economische overwinningen. De leiders van Oostenrijk-Hongarije vreesden dat dit de Joegoslaven, die zich nog steeds onder de heerschappij van Oostenrijk-Hongarije bevonden, zou kunnen inspireren tot een strijd voor eenwording met hun verwanten in Servië. Ook het spookbeeld van interventie door Rusland, Servië’s machtige bondgenoot, vormde een grote bedreiging voor Oostenrijk-Hongarije.
De moord op Frans Ferdinand door een Serviër verschafte Oostenrijk-Hongarije dus een gelegenheid om Servië onder het mom van zedelijke verontwaardiging te vernederen. Natuurlijk beseften zelfs de sterkste voorstanders van een oorlog dat er Duitse hulp nodig was om een dergelijke oorlog te kunnen winnen. En zo kwam op 5 juli 1914 de haastige belofte van keizer Wilhelm II dat „Duitsland met zijn traditionele band van loyaliteit” Oostenrijk-Hongarije zou ondersteunen als Rusland zou interveniëren. Deze beslissing bleek verreikende gevolgen te hebben.
Hoewel het in het begin mogelijk leek dat men zo’n conflict tot een plaatselijke oorlog zou weten te beperken, trad al spoedig het droeve feit aan het licht dat de strijd op zijn minst zou escaleren tot een continentale oorlog. De Duitse kanselier Bethmann-Hollweg besefte reeds op 7 juli dat „een actie tegen Servië kan leiden tot een wereldomvattende oorlog”. (Wij cursiveren.) Duitsland was echter bereid dit risico te nemen.
Met „blanco volmacht” van Duitsland stelde Oostenrijk-Hongarije Servië op 23 juli een vernietigend ultimatum waaraan binnen een welhaast onmogelijke tijdlimiet van 48 uur voldaan moest worden. In Oostenrijk-Hongarije bereidde men zich op de oorlog voor. Maar tot hun verbazing ruimde Servië elke werkelijke reden voor een oorlog uit de weg door nagenoeg alle harde eisen te accepteren! De nationale leiders hadden echter hun controle over de gebeurtenissen verloren. De oorlogsmachinerie was op gang gebracht en bleek niet meer te stuiten. Gebonden aan zijn oorlogsplannen verklaarde Oostenrijk-Hongarije Servië toch de oorlog. Rusland antwoordde daarop met mobilisatie. Duitse militaire adviseurs drongen bij regeringsleiders aan op snel handelen — hun oorlogsplan vereiste het! Onbekwame en besluiteloze leiders aan beide zijden reageerden met de ene ongelooflijke blunder na de andere.
Onstuitbaar groeide het conflict verder uit, net zo onstuitbaar als die trein waarin de Duitse troepen zich naar het front haastten.
Deel II, in onze volgende uitgave, zal bespreken hoe de oorlog verliep.
[Inzet op blz. 12]
Het viel keizer Wilhelm niet moeilijk ondersteuning te vinden voor een oorlog die de eerste in zijn soort zou worden — een wereldoorlog
[Inzet op blz. 13]
De Eerste Wereldoorlog was „een oorlog die niemand had gewild en een catastrofe die niemand zich had kunnen voorstellen”. — Henry Kissinger, Years of Upheaval
[Kader op blz. 12]
De oorzaken van de Grote Oorlog
● Politieke allianties
● Imperialisme
● Industrialisatie
● Nationale onafhankelijkheidsbewegingen
● Sociaal darwinisme
[Kaart op blz. 13]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
De Centralen in 1914
DUITSE RIJK
OOSTENRIJK-HONGARIJE
ENGELAND
NOORDZEE
OOSTZEE
RUSLAND
POLEN
ROEMENIË
ZWARTE ZEE
SERVIË
ADRIATISCHE ZEE
ITALIË
ZWITS.
FRANKRIJK
MIDDELLANDSE ZEE
LUX.
BELG.
NEDERLAND