Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g84 8/6 blz. 20-22
  • Waarom word ik toch altijd getreiterd?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waarom word ik toch altijd getreiterd?
  • Ontwaakt! 1984
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Had ik geen plezier?”
  • Niet om te lachen
  • Laat je licht schijnen
  • Waarom word ik toch altijd getreiterd?
    Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden
  • Is plagen goed of verkeerd?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Wat doe ik tegen dat getreiter?
    Ontwaakt! 1984
  • Stel dat ik iemand van school tegenkom . . .
    Ontwaakt! 2002
Meer weergeven
Ontwaakt! 1984
g84 8/6 blz. 20-22

Jonge mensen vragen . . .

Waarom word ik toch altijd getreiterd?

„WAT zit je het meest dwars?” Deze vraag, gesteld aan 160.000 Amerikaanse tieners, werd door 30 procent beantwoord met: „De school!” Als jij nog naar school gaat, zal deze reactie waarschijnlijk geen verrassing voor je zijn.

Maar zijn het altijd de zenuwen over cijfers waardoor een jongere al van streek raakt als hij maar aan school denkt? Een middelbare scholier uit New York bracht de gevoelens van velen onder woorden toen hij zei: „De grootste druk waarmee een leerling te maken krijgt, is niet afkomstig van leraren of van cijfers maar van andere kinderen.”

Ja, de druk van leeftijdgenoten heeft ertoe bijgedragen dat veel jonge mensen school verafschuwen. En hoewel het moeilijk is statistische gegevens te vinden, schreef een leraar: „Het geval van de leerling die thuisblijft, ziek is of spijbelt omdat hij bang is voor een of andere groep scholieren, komt vaker voor dan de meeste volwassenen zich voorstellen.”

Er zijn aanwijzingen dat zelfs de allerjongsten te lijden hebben onder wreedheid van leeftijdgenoten. Toen op vier verschillende basisscholen vierdeklassertjes (negen of tien jaar oud) werden ondervraagd, gaf ruwweg de helft te kennen dat medescholieren dingen zeiden die hun gevoelens kwetsten. Op de vraag: „Zouden sommige kinderen je uitlachen als je een fout maakte bij het opzeggen van de les?” antwoordde meer dan de helft bevestigend. En dat patroon van narigheid gaat dikwijls tot ver op de middelbare school door. Zoals een tiener het zo onomwonden uitdrukte: „Ik zal u vertellen dat kinderen elkaar als vuil kunnen behandelen.”

„Had ik geen plezier?”

Maar kinderen zijn niet de enigen die een sadistisch behagen scheppen in het plagen en treiteren van anderen. Ook is dit geen typisch verschijnsel van de twintigste eeuw, want die ’gemene neigingen’ van de gevallen mens waren al in bijbelse tijden waar te nemen. Spreuken 26:18, 19 beschrijft bijvoorbeeld een „man die zijn naaste heeft bedrogen”, misschien door een wrede grap met hem uit te halen. „Had ik geen plezier?” vraagt de bedrieger. Niettemin vergelijkt de spreuk de man die het ’bedrog’ heeft gepleegd met „een waanzinnige die vurige projectielen, pijlen en dood afschiet”. Iedere nieuwe scholier die wel eens het mikpunt is geweest van pesterijen door oudere scholieren, kan de juistheid van deze schriftplaats bevestigen. De emotionele — en soms fysieke — schade die door zulk „plezier” wordt aangericht, kan rampzalig zijn.

De bijbel vertelt ook over een incident waarbij een groep jongelui de profeet Elisa sarde. Zij legden minachting voor zijn ambt aan de dag en schreeuwden hoogst oneerbiedig: „Ga op, kaalkop! Ga op, kaalkop!” (2 Koningen 2:23-25). Op dezelfde manier schijnen veel jongeren in deze tijd er echt slag van te hebben beledigende en kwetsende opmerkingen te maken.

„Ik was het ukkie van mijn . . . klas”, overpeinst Frederick McCarty, een van de auteurs van Growing Pains in the Classroom. „Omdat ik erg klein was, werd ik altijd bont en blauw geslagen. . . . Ik was ook erg pienter. . . . Zowel de knapste als de kleinste in het lokaal zijn was een complete ramp . . .: wie mij niet wilde slaan omdat ik een ukkie was, sloeg mij omdat ik hersens had. Behalve ’vieroog’ en ’wandelend woordenboek’ hadden zij nog wel achthonderd andere scheldwoorden voor mij. Ik heb op school heel wat brillen versleten omdat ze door de ene pestkop na de andere gebroken werden.”

Een andere man, John genaamd, herinnert zich ook nog hoe hij werd geplaagd omdat hij niet sterk genoeg was om in de gymnastiekles iets te presteren: „De andere jongens sarden mij voortdurend, noemden mij een doetje en moeders papkindje. . . . Het was een en al doffe ellende.” Deze schrijver van The Loneliness of Children voegt eraan toe: „Kinderen met een fysieke handicap, spraakstoornissen of duidelijke eigenaardigheden in uiterlijk of gedrag zijn een gemakkelijk doelwit voor de plagerijen van andere kinderen.” Natuurlijk komen de beledigingen niet altijd van één kant. Er zijn gebieden waar de jongeren wrede wedstrijden houden in het elkaar steeds kwetsender beledigingen naar het hoofd slingeren, dikwijls over elkaars ouders, alleen maar voor de „grap”.

Niet om te lachen

Maar zijn zulke scheldkanonnades nu werkelijk „grappig”? Niet voor degenen die ze in ontvangst nemen. Een jongeman die Miguel heet, zegt bijvoorbeeld: „Er ontstaan heel wat woordentwisten, en die zijn veel pijnlijker dan een pak slaag, want ze vallen je op je zwakke punten aan. . . . Het doet pijn als iemand iets zegt van iemand die je erg na staat, . . . en dat gebeurt heel vaak, vooral bij mij op school, want daar scheldt iedereen op elkaar. Dikwijls is het voor de grap, maar soms loopt het uit op hele erge woordentwisten . . . [en] vechtpartijen.”

Zo herinnerde ook een andere jongen zich dat hij door het geplaag en getreiter door zijn klasgenoten ’op sommige dagen zo bang en ongelukkig was dat hij dacht dat hij zou gaan overgeven. Hij kon zich niet op zijn werk concentreren omdat hij zo zat te tobben over wat de andere leerlingen hem zouden doen’.

Ben jij wel eens het mikpunt van zulke wreedheid geweest? Dan zal het je misschien troosten te weten dat ook God het niet om te lachen vindt. De oneerbiedige jongeren die Gods profeet Elisa hoonden, betaalden hun „plezier” met hun leven! — 2 Koningen 2:24.

Ook een andere bijbelse gebeurtenis laat zien hoe ernstig God dergelijk gedrag opneemt. Dat was toen er een feestmaal werd aangericht om het spenen van Abrahams zoon Isaäk te vieren. Abrahams oudste zoon Ismaël begon, ongetwijfeld omdat hij jaloers was op de erfenis die Isaäk zou krijgen, ’de spot te drijven’ met Isaäk. Onschuldig kinderwerk? Niet in de ogen van Sara, die zag dat Jehovah’s wil en voornemen erbij betrokken waren. Er stonden hier ernstige zaken op het spel, aangezien het beloofde „Zaad” of de Messías uit de lijn van haar zoon Isaäk zou komen. Ismaëls ’spotten’ werd door de bijbelschrijver Paulus later zelfs ’vervolging’ genoemd! Het eindigde er dan ook mee dat Ismaël en zijn moeder uit het huisgezin van Abraham werden weggestuurd. — Genesis 21:8-14; Galáten 4:29.

In het bijzonder is het niet om te lachen als jongeren je treiteren of de spot met je drijven omdat je probeert volgens bijbelse maatstaven te leven. Christelijke jongeren maken bijvoorbeeld ernst met Jezus’ gebod om de boodschap uit Gods Woord met hun naasten te delen. En hoe reageren hun medescholieren dikwijls? Jongeren die Jehovah’s Getuigen zijn, vertelden: „De kinderen op school vinden ons achterlijk omdat wij van huis tot huis prediken en daarom vernederen zij ons.”

Laat je licht schijnen

Het is dus wel begrijpelijk dat sommige jongeren bang zijn voor school vanwege deze druk van hun leeftijdgenoten. Toch zal het misschien niet gemakkelijk zijn ervoor te zorgen dat de kinderen je met rust laten. Dus, zei een jongere, ’pak ik ze terug’. Maar dat is niet de handelwijze die de bijbel aanbeveelt. „Vergeldt niemand kwaad met kwaad. . . . Blijf het kwade overwinnen met het goede”, luidt de goddelijke raad. — Romeinen 12:17-21.

Dit kan betekenen dat je grove beledigingen moet verduren. Maar bedenk dat veel getrouwe aanbidders van God in het verleden „hun beproeving door bespottingen” kregen (Hebreeën 11:36). Jeremia bijvoorbeeld was „een voorwerp van gelach geworden, de gehele dag” omdat hij vrijmoedig Gods boodschap bracht. Het getreiter was zo hardnekkig dat Jeremia tijdelijk zijn motivatie verloor. „Ik zal niet van hem [Jehovah] gewagen, en ik zal niet meer in zijn naam spreken”, besloot hij. Maar zijn liefde voor God en de waarheid won het uiteindelijk van zijn angst. — Jeremia 20:7-9.

Sommige christelijke jongeren in deze tijd hebben zich op dezelfde wijze laten ontmoedigen. Omdat zij zo vreselijk graag wilden dat het geplaag ophield, hebben sommigen zelfs geprobeerd het feit te verbergen dat zij christenen zijn. Maar dikwijls beweegt de liefde voor God hen er dan toe hun angst te overwinnen en als christenen ’hun licht te laten schijnen’ (Matthéüs 5:16). Een jongen in de tienerleeftijd zei bijvoorbeeld: „Mijn instelling is veranderd. Ik beschouwde het feit dat ik een christen was niet meer als een last die ik met mij mee moest dragen, en ging het zien als iets om trots op te zijn.” Ook jij kunt „roemen” over het voorrecht God te kennen en door hem te worden gebruikt om anderen te helpen. — 1 Korinthiërs 1:31.

Natuurlijk hoeft dit niet te betekenen dat het gespot dan ophoudt. Of iemand nu lang of kort is, mooi of lelijk, briljant of middelmatig — jongeren vinden vaak toch wel iets om mee te plagen en te treiteren. Maar waarom zijn jonge mensen zo wreed tegen elkaar? Zijn er doeltreffende manieren om dat geplaag aan te pakken — er misschien zelfs een eind aan te maken? In een volgende uitgave zullen wij proberen deze vragen te beantwoorden.

[Illustratie op blz. 21]

Soms wordt iemand geplaagd omdat hij in een bepaald opzicht anders is

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen