Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g87 22/5 blz. 26-27
  • Allan Kardec — Voorvechter van het spiritisme

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Allan Kardec — Voorvechter van het spiritisme
  • Ontwaakt! 1987
  • Vergelijkbare artikelen
  • Spiritisme en de zoektocht naar ware spiritualiteit
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Weersta goddeloze geestenkrachten
    Kennis die tot eeuwig leven leidt
  • Onzichtbare geesten — helpen ze ons? of berokkenen ze ons kwaad?
    Onzichtbare geesten — helpen ze ons? of berokkenen ze ons kwaad?
  • Goddeloze geesten zijn machtig
    U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven
Meer weergeven
Ontwaakt! 1987
g87 22/5 blz. 26-27

Allan Kardec — Voorvechter van het spiritisme

Door Ontwaakt!-correspondent in Brazilië

„IK BEN kardecist.” Keer op keer horen Jehovah’s Getuigen in Brazilië deze woorden als zij daar van huis tot huis gaan. Velen zullen de Getuigen vriendelijk vertellen: „Ik lees het evangelie op de manier van het spiritisme. U weet wel — Allan Kardec!” Bijna altijd volgt hierop een prettig en levendig gesprek.

Maar wie is Allan Kardec? In veel encyclopedieën vindt men die naam niet als een afzonderlijk trefwoord vermeld, maar voor talloze honderdduizenden is hij de baanbreker en vormgever van het moderne spiritisme. Zijn geschriften worden aanvaard als uitingen van bovennatuurlijke machten — vooral in Brazilië, waar velen zijn boeken bezitten.

De Grande Enciclopédia Delta Larousse en de Enciclopédia Mirador Internacional, twee bekende encyclopedieën in de Portugese taal, vertellen ons dat Allan Kardec het pseudoniem is van de Franse schrijver Hippolyte Léon Denizard Rivail, die leefde van 1804 tot 1869. Hij werd geboren in Lyon en werd op tienjarige leeftijd voor een opleiding naar Zwitserland gezonden, waar hij een leerling werd van de onderwijshervormer Pestalozzi. In het jaar 1824 bevond hij zich in Parijs waar hij zich wijdde aan onderwijsactiviteiten en mettertijd lid werd van de Franse Koninklijke Academie voor Natuurwetenschappen.

In het jaar 1854 maakte Rivail kennis met een in het midden van de 19de eeuw populair tijdverdrijf: trachten te communiceren met ’lichaamloze zielen’. Het jaar daarop was hij getuige van verschijnselen zoals tafeldansen en mediamiek schrijven. Hij raakte overtuigd van het bestaan van een geestenrijk dat werd bewoond door de onsterfelijke zielen van gestorven mensen en van de mogelijkheid om met hen te communiceren. Onzichtbare geestenkrachten lieten er geen gras over groeien en begonnen hem als hun instrument te gebruiken.

Zijn „geleigeest” of beschermengel vertelde Rivail dat hij in een vorig bestaan, in de tijd van de druïden, in Gallië had gewoond en dat zijn naam toen Allan Kardec was. Bovendien vertelden de geesten via mediums dat „de door de Voorzienigheid vastgestelde tijd was aangebroken voor een universele manifestatie en dat het, als dienaren van God en werktuigen van zijn wil, hun verantwoordelijkheid [was] mensen te onderwijzen en klaarheid te verschaffen, en zo een nieuw tijdperk in te luiden voor de wedergeboorte der Mensheid”.

Diep onder de indruk toog Rivail aan het werk om orde te brengen in een enorme collectie mediamieke geschriften die zijn spiritistische vrienden hem leverden. Hij begon regelmatig seances bij te wonen, en had altijd een serie vragen gereed die via de mediums op „precieze, diepgaande en logische manier” werden beantwoord. Al dit materiaal, eerst netjes onderworpen aan het „proeflezen” door de via een medium werkzame „Geest der waarheid”, werd in 1857 onder het pseudoniem Allan Kardec in zijn eerste boek O Livro dos Espíritos (Het boek der geesten) gepubliceerd.

Vanaf het begin maakte Rivail duidelijk „dat de Geesten, die immers louter menselijke zielen zijn, geen superieure kennis, noch verheven wijsheid bezitten; dat hun intelligentie afhankelijk is van de mate waarin zij zich hebben ontwikkeld en dat hun mening niets meer is dan een persoonlijke mening”. Overal in zijn mediamieke geschriften maakt hij melding van voorname en mindere geesten, boosaardige en opstandige geesten, dwaalgeesten, vulgaire en leugenachtige geesten. Dezen stellen zich aan mediums voor met bekende namen zoals Socrates, Julius Caesar, Augustinus, Karel de Grote, George Washington, Mozart en Napoleon. In zijn boek Wat spiritisme is, geeft Rivail ook toe dat sommige geesten „leugenaars, bedrieglijk, huichelaars, boosaardig en wraakzuchtig” zijn en niet terugdeinzen voor grove taal.

Waarom zouden mensen dan de moeite nemen een studie te wijden aan het spiritisme? Rivail antwoordde: „Om tastbare bewijzen te krijgen dat er een geestenwereld bestaat.” Maar hiervoor bestond geen enkele noodzaak. Duizenden jaren voor Rivail waren personen die in de bijbel geloofden, zich reeds bewust van het bestaan van zo’n geestenrijk.

De God die de christenen aanbidden, is de Opperste Geest. Jezus zelf zei: „God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden” (Johannes 4:24). Christenen die deze God met hun gehele hart dienen, ervaren zijn invloed in hun leven en twijfelen niet aan zijn bestaan. Christenen zijn zich ook bewust van het bestaan van andere geesten — Jezus Christus en zijn heilige engelen die de wil van God doen.

Volgens de uitgevers van een Portugese editie van Rivails boek „is de rol die Het boek der geesten speelt, dat het alle andere religies helpt het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel te bevestigen”.

Maar deze bewering kan onmogelijk waar zijn. De bijbel verklaart dat de menselijke ziel niet onsterfelijk is. „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust” (Prediker 9:5). De bijbel bevat ook de ernstige waarschuwing: „De ziel die zondigt, díe zal sterven.” — Ezechiël 18:4.

Wie zijn dan de geesten waarmee Rivail in contact trad? Er is slechts één antwoord mogelijk: Deze geesten moeten behoren tot een ander deel van het geestenrijk — dat van de demonen. Zo beschrijft de discipel Judas de demonen: „De engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten” (Judas 6). Ja, het zijn engelen die tegen God in opstand zijn gekomen.

Bijgevolg werd het de Israëlieten in de wet die God Israël gaf, strikt verboden om op welke wijze maar ook contact te hebben met mediums zoals Rivail had (Leviticus 19:31). Het feit dat zij zich soms van prachtige taal hebben bediend en nobele ideeën hebben geuit, verandert hier niets aan. De apostel Paulus waarschuwt: „Satan zelf blijft zich veranderen in een engel des lichts.” — 2 Korinthiërs 11:14.

[Inzet op blz. 27]

Sommige geesten zijn „leugenaars, bedrieglijk, huichelaars, boosaardig en wraakzuchtig” en deinzen niet terug voor grove taal

[Illustratie op blz. 26]

Allan Kardec, gebruikt door onzichtbare geestenkrachten

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen