Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g88 22/7 blz. 19-23
  • Ik wilde het zelf zien

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ik wilde het zelf zien
  • Ontwaakt! 1988
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Rommel” in een klooster
  • Bij een brand gered
  • Schatten in Ierland
  • De goddelijke naam ontdekt
  • Een kostbaar kleinood in Manchester
  • Handschriften van de bijbel
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Handschriften van de bijbel
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Oude handschriften — Hoe worden ze gedateerd?
    Ontwaakt! 2008
  • Codex Alexandrinus
    Verklarende woordenlijst
Meer weergeven
Ontwaakt! 1988
g88 22/7 blz. 19-23

Ik wilde het zelf zien

’Waar zijn de manuscripten met de grondtekst van mijn bijbelvertaling?’ had ik mij vaak afgevraagd. Hoe kan vastgesteld worden hoe oud ze zijn? Hoe zijn ze door de eeuwen heen bewaard gebleven? En kunnen wij er na al die eeuwen zeker van zijn dat ze de oorspronkelijke geschriften van de bijbel nauwkeurig weergeven? Ik heb nu een vast geloof in de bijbel, maar doordat ik grootgebracht ben met het denkbeeld dat de bijbel een knappe vervalsing is, hebben vragen zoals deze mij altijd geïntrigeerd. Mijn nieuwsgierigheid bracht mij ertoe enkele van de beroemdste bibliotheken in Europa te bezoeken toen ik daar rondreisde. Mijn eerste bezoek gold Rome in Italië, waar honderden bijbelmanuscripten te vinden zijn.

ACHTER de hoog oprijzende muren en de strenge bewaking van het burchtachtige Vaticaanstad krijg je de indruk dat je een echt schathuis binnengaat. De Vaticaanse Bibliotheek ligt in het voorhof van het pauselijk paleis en bezoekers moeten dus speciale toestemming hebben om er binnen te mogen.

Hier wordt het beroemde Vaticaanse handschrift nr. 1209, de Codex Vaticanus, bewaard, dat gewoonlijk aangeduid wordt met het symbool „B”. Het bevat de Hebreeuwse Geschriften en een groot deel van de christelijke Griekse Geschriften en dateert uit het begin van de vierde eeuw G.T., nog geen 300 jaar na de dagen van de apostelen. Het is op zijn minst sinds 1481 in het bezit van de Vaticaanse Bibliotheek, maar pas in 1889/1890 kreeg de academische wereld toegang tot dit manuscript.

Mijn eerste indruk was dat het schrift verrassend duidelijk en niet verbleekt was. Blijkbaar was de oorspronkelijke inkt wel verbleekt en had een latere schrijver elke letter nagetrokken, waarmee hij de codex van veel van zijn oorspronkelijke schoonheid had beroofd. Het Vaticaanse handschrift is, zoals nagenoeg alle manuscripten van de Heilige Schrift in het Grieks, een codex, een boek met bladen, en geen boekrol. Het is geschreven op velijn (een fijn soort perkament), een schrijfmateriaal dat gemaakt werd van de huid van jonge dieren.

’Hoe kan de leeftijd van zulke documenten worden bepaald?’ wilde ik weten. Het schrifttype is daarbij een sleutelfactor, leerde ik. De secretaris van de bibliotheek was zo vriendelijk mij de twee zeer verschillende handschriften in het manuscript te laten zien. Genesis tot en met Hebreeën is geschreven in het zogenoemde unciaalschrift. Dat is de hoofdletterstijl die van de vierde eeuw v.G.T. tot de achtste of negende eeuw G.T. gebruikt werd bij het schrijven van boeken. Er is geen ruimte tussen de woorden en de interpunctie ontbreekt. Daarentegen is Openbaring (dat geen deel uitmaakt van het oorspronkelijke manuscript) geschreven in minuskelschrift, dat wil zeggen in een cursief schrift waarbij veel van de letters vloeiend aaneengeschreven zijn. Dit kleinere schrift raakte in het begin van de negende eeuw G.T. in zwang.

De wetenschap die een studie maakt van het oude schrift noemt men paleografie. Daar iemands schrift normaal niet veel verandert in de loop van zijn leven, kan als alleen het schrifttype in aanmerking wordt genomen, een manuscript slechts op ongeveer vijftig jaar nauwkeurig gedateerd worden.

„Rommel” in een klooster

Het volgende land op mijn reisroute was Engeland. Hier vindt men een van de grootste collecties bijbelmanuscripten. Bij het beklimmen van de treden voor de grootse ingang van het British Museum in Londen raakten mijn verwachtingen steeds hoger gespannen. Hier bevindt zich de beroemde Codex Sinaiticus. (Het opmerkelijke verhaal van de vondst in 1844 van enkele bladen van dit manuscript in een afvalmand in een klooster op de Sinaï, werd verteld in Ontwaakt! van 8 januari 1980.) Naast de Vaticanus is dit manuscript de voornaamste basis voor de Griekse tekst waaruit de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift is vertaald. Hij bleek naast de Codex Alexandrinus tentoongesteld te liggen.

De Sinaiticus heeft een bladoppervlakte die ruim tweemaal zo groot is als die van dit tijdschrift. Hij telt vier kolommen per pagina, op fijn velijn. Het internationale symbool voor de Sinaiticus is de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet, de ʼaʹlef, „א”. Hij is ook gedateerd in de vierde eeuw G.T., maar wordt als van iets latere datum beschouwd dan de Vaticanus.

De ontdekking van manuscripten zoals de Sinaiticus is belangrijk omdat er vóór die vondsten vertalingen moesten worden gemaakt van veel latere afschriften, die veel door het overschrijven veroorzaakte fouten en zelfs onechte passages bevatten. Zo bleek bijvoorbeeld uit de Sinaiticus en de Vaticanus dat het verslag in Johannes 7:53–8:11 over de overspelige vrouw een latere toevoeging was, daar geen van beide manuscripten het bevat.

Bij een brand gered

In dezelfde vitrine ligt de Codex Alexandrinus (A), die gedateerd is op 400-450 G.T. Naar mijn idee was deze het prachtigst geschreven van alle manuscripten die ik had gezien. Hij ontleent zijn naam aan de Patriarchale Bibliotheek in Alexandrië (Egypte), waar hij werd bewaard voordat hij aan Jacobus I van Engeland werd geschonken, die opdracht had gegeven tot de beroemde Engelse vertaling van de bijbel van 1611, de King James Version. De Codex Alexandrinus arriveerde echter pas in 1627, geruime tijd na de voltooiing van dat werk.

Het ontbrak in de Koninklijke Bibliotheek wel eens aan de juiste zorg. In 1731 ontsnapte de codex ternauwernood aan de vernietiging. Er brak brand uit in de kamer onder die waarin hij werd bewaard. Sommigen beseften kennelijk hoe waardevol het manuscript was, want een „ooggetuige vertelt dat de geleerde doctor Bentley in ’nachthemd en met grote pruik’ het gebouw uitschreed met de Codex Alexandrinus onder zijn arm”.

In de tweede helft van de negentiende eeuw werden de drie grote codices, Vaticanus, Sinaiticus en Alexandrinus, afzonderlijk gepubliceerd in de vorm van fotografische facsimile’s. De eerste twee waren geschreven in de tijd dat men juist velijn begon te gebruiken als het voornaamste materiaal voor de vervaardiging van boeken. Het leek onwaarschijnlijk dat er ooit iets ouders zou worden gevonden, gezien de vergankelijke aard van papyrus — het schrijfmateriaal uit de eeuwen ervoor. Maar toen, in 1931, kwam het gedenkwaardige moment dat er elf zeer oude manuscripten op papyrus werden gevonden.

Schatten in Ierland

In de deftige wijk van Dublin, tussen die prachtige, groene tuinen die alleen in het koele, vochtige klimaat van Ierland floreren, ligt het museum met bibliotheek van de Amerikaanse verzamelaar Chester Beatty. Gedreven door zijn interesse voor historische manuscripten, kocht hij wat de belangrijkste vondst op bijbels gebied was sinds de Sinaiticus werd ontdekt. Het was blijkbaar de collectie boeken van een vierde-eeuwse christelijke gemeenschap in Egypte. Ze werden ontdekt „op een plek bij de Nijl waar een oude kerk had gestaan”.

Papyrus is heel anders dan velijn. Het is gemaakt van de papyrusplant, die in het water van de Nijldelta groeide. Tot de vierde eeuw G.T. werd het meer gebruikt dan velijn.

Als u Dublin bezoekt, zult u een selectie tentoongesteld kunnen zien uit de grote collectie papyrusmanuscripten. Een ervan, aangeduid als P45, is ernstig beschadigd maar bevat gedeelten van de vier Evangeliën en Handelingen. Het is gedateerd in het begin van de derde eeuw G.T.

Eveneens uit de derde eeuw stamt P47, die uit tien bladen bestaat van een codex van Openbaring of de Apocalyps. Verder is van belang P46, die uit omstreeks 200 G.T. dateert. Dit is een codex die negen brieven van Paulus bevat. Het viel mij op dat tot die brieven van Paulus ook Hebreeën behoort, geplaatst na Romeinen. Hieruit blijkt dat Hebreeën, waarin Paulus’ naam niet voorkomt, als door hem geschreven werd aanvaard, een feit dat door sommige moderne critici wordt aangevochten.

Een opmerkelijk kenmerk van alle Griekse manuscripten die ik tot dusver had gezien, was dat geen ervan Gods naam, Jehovah, bevat. Waarom staat die dan wel in de Nieuwe-Wereldvertaling als deze teksten de oudste en de betrouwbaarste zijn? Manuscriptfragmenten die voor het eerst werden bestudeerd in Cambridge (Engeland) verschaffen een deel van het antwoord.

De goddelijke naam ontdekt

Wat genoot ik van mijn bezoek aan Cambridge, waar men de zuilengangen van de oude colleges omlijst ziet door de bogen van treurwilgen! Naar dit centrum van geleerdheid was een groot deel van de inhoud van de geniza in Caïro overgebracht. De geniza was een ruimte in de synagoge waar de joden oude documenten bewaarden.

In het oude Caïro had het bijgeloof dat een giftige slang de ingang van de geniza beschermde — klaar om potentiële verzamelaars aan te vallen — ertoe bijgedragen dat de inhoud behouden bleef totdat dr. Solomon Schechter in 1898 toestemming kreeg om de inhoud naar Cambridge over te brengen. Er werden documenten gevonden die zich over een periode van bijna duizend jaar opgehoopt hadden. Een bibliothecaris liet mij een foto zien van de manuscripten zoals ze waren aangekomen, in theekisten gestouwd alsof het afval was.

Tussen al deze manuscripten werd een palimpsest of opnieuw gebruikte rol aangetroffen die zeer belangwekkend is. „Palimpsest” betekent „afgekrabd” en duidt op een document waarvan het oorspronkelijke schrift is afgewassen of afgekrabd zodat het kostbare schrijfmateriaal opnieuw gebruikt kon worden. Vaak is het oorspronkelijke schrift nog te onderscheiden.

In dit geval werd onder een later schrift een kopie gevonden van een deel van de Hebreeuwse Geschriften dat in het Grieks was vertaald door Aquila, een joodse proseliet die in de tweede eeuw G.T. leefde. Het fascineerde mij te zien dat op verschillende plaatsen in de Griekse tekst Jehovah’s naam in Oudhebreeuwse letters geschreven stond. Daaruit blijkt dat nog in de tweede eeuw G.T. Jehovah’s naam in Hebreeuwse lettertekens in Griekse manuscripten werd geschreven. Er is daarom geen reden om eraan te twijfelen dat Jezus’ discipelen de naam ook gebruikt hebben toen zij onder goddelijke inspiratie de oorspronkelijke christelijke Griekse Geschriften schreven.

Wijlen F. G. Kenyon, een geleerde op het terrein van de bijbelse tekst, schreef dat „in het geval van de bijbelboeken, alsook van alle werken van de klassieke schrijvers en van bijna alle middeleeuwse werken, de oorspronkelijke eigenhandig geschreven teksten en alle vroege kopieën ervan verdwenen zijn”. Wat is niettemin het oudste ons bekende manuscript van de christelijke Griekse Geschriften?

Een kostbaar kleinood in Manchester

Het is slechts een fragment van Johannes 18:31-34, 37, 38 en meet 8,9 bij 5,7 centimeter. Het Evangelie van Johannes werd oorspronkelijk omstreeks 98 G.T. geschreven. De kopie waarvan het bewuste kleinood een fragment is, werd slechts kort daarna vervaardigd en wordt gedateerd op 100-150 G.T. Waar is het te vinden? In het Engelse Manchester, de stad die in de negentiende eeuw een snelle groei doormaakte door de bloei van de katoenindustrie. Daar wordt in de John Rylands-​bibliotheek dit fragment slechts bij zeldzame gelegenheden voor het publiek tentoongesteld.

De bibliothecaris legde mij vriendelijk uit hoe aan de hand van zo’n fragment de oorspronkelijke afmetingen van het boek berekend konden worden. Men gaat ervan uit dat het afkomstig is van een 130 bladzijden tellende codex van het Evangelie van Johannes, met een paginagrootte die overeenkomt met die van dit tijdschrift. Het fragment ligt tussen twee glazen platen en ziet eruit als een uiterst bros wafeltje. Mij werd verteld dat veel stukjes papyrus niettemin verrassend soepel zijn.

Hoe wordt de ouderdom ervan vastgesteld? Ik hoorde dat de gebruikte papyrussoort, hoe het er globaal uit ziet en ook het schrifttype aanwijzingen vormen. Zelfs ik kon zien dat het handschrift, dat niet als dat van een beroepsafschrijver wordt beschouwd, anders was dan het schrift op de velijnmanuscripten die ik had gezien, waarop de verticale lijnen dikker waren en de horizontale lijnen dikke punten aan het eind vertoonden.

Welke betekenis heeft dit nietige fragment? Het ontzenuwt de theorie van sommige critici dat de Evangeliën in feite vervalsingen uit de tweede eeuw zijn, helemaal niet geschreven door Jezus’ discipelen. Daar men het er echter alom over eens is dat Matthéüs, Markus en Lukas vóór Johannes zijn geschreven, hebben wij hier het bewijs dat ze allemaal in de eerste eeuw geschreven zijn. En ze zouden onmogelijk in die eerste eeuw het werk van een groep bedriegers geweest kunnen zijn, toen ooggetuigen van de verhaalde gebeurtenissen eventuele verdichtsels hadden kunnen weerleggen.

Wat opmerkelijk dat wij na al die eeuwen nauwkeurige afschriften van Gods Woord hebben, afkomstig uit een periode zo kort na de tijd waarin het geschreven werd! De beroemde geleerde Sir Frederic Kenyon schreef dan ook over de bijbel: „Geen ander oud boek beschikt bij benadering over zo’n vroege en overvloedige bevestiging voor zijn tekst, en geen onbevooroordeeld geleerde zou ontkennen dat de tekst die aan ons is overgeleverd, in hoofdzaak betrouwbaar is.”

Het resultaat van mijn bezoeken was, dat ik een nog groter vertrouwen had in de woorden die David onder inspiratie heeft opgetekend: „De woorden van Jehovah zijn zuivere woorden, als zilver, gelouterd in een aarden smeltoven, zevenmaal gezuiverd” (Psalm 12:6). — Ingezonden.

[Illustratie op blz. 20]

De Codex Sinaiticus ligt mede ten grondslag aan de Griekse tekst waarop de Nieuwe-Wereldvertaling gebaseerd is

[Verantwoording]

Met vriendelijke toestemming van het British Museum, Londen

[Illustratie op blz. 21]

De Codex Alexandrinus (A), gedateerd op 400-450 G.T., ontleent zijn naam aan de Patriarchale Bibliotheek in Alexandrië (Egypte)

[Verantwoording]

Met toestemming van The British Library

[Illustratie op blz. 22]

Dit fragment uit het begin van de tweede eeuw van een deel van Johannes 18 wordt als de oudste ons bekende tekst van de christelijke Griekse Geschriften beschouwd

[Verantwoording]

Met vriendelijke toestemming van de John Rylands Universiteitsbibliotheek, Manchester

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen