De Maya-ruïnes — Eenzame wachtposten uit een ver verleden
Door Ontwaakt!-correspondent in Guatemala
OP DE warme, semi-aride vlakten van het Mexicaanse Yucatán, in de weelderige, altijdgroene regenwouden van Guatemala en Belize, en verder nog, in de hete dalen van El Salvador en Honduras, vindt men in Midden-Amerika een onregelmatig mozaïek van gedeeltelijk gerestaureerde Maya-ruïnes. Als eenzame wachtposten vertegenwoordigen ze een lang vervlogen tijdperk van torenhoge tempels en indrukwekkende, kundig ontworpen en versierde paleizen. Eens een wonder in hun wereld en nu een fascinerend archeologisch raadsel: herinneringen aan een glorie die voor altijd verdwenen is.
Wat maakte de Maya-beschaving, die van ruim 2000 jaar geleden dateert, zo bijzonder? Ondanks de totale afwezigheid van voertuigen met wielen, metalen werktuigen, lastdieren en de ronde boogconstructie met sluitsteen, en in weerwil van het probleem van een steeds oprukkend oerwoud, slaagden de Maya erin de grootste precolumbiaansea Indiaanse beschaving te ontwikkelen die ooit op het Noordamerikaanse continent is ontdekt. „Ze kende een geperfectioneerd schrift — het enige echte schrift dat ooit in Amerika is ontwikkeld — en een in sommige opzichten opmerkelijk vergevorderde wiskunde en astronomie”, werd in het blad Smithsonian opgemerkt. „Deze mensen hadden het nuttige begrip nul uitgedacht en zij hadden een kalender die hen in staat stelde de kringloop van planeten en sterren tamelijk nauwkeurig te berekenen.”
De klassieke periode
De Maya waren er steeds op uit de tijd te meten en vast te leggen, en hun grootste prestaties lagen op dit terrein. In hun klassieke periode, van 250 G.T. tot 900 G.T., slaagden zij erin het tropische jaar te meten en nauwkeurig zons- en maansverduisteringen en de omlooptijden van Venus ten opzichte van de zon te voorspellen.
Verslagen werden door Maya-geleerden en schrijvers bijgehouden op papier dat gemaakt was van de binnenbast van de wilde vijgeboom, die uitgeklopt en met kalk bestreken was. Hun schrift, een mengeling van fonetische tekens die klankeenheden voorstelden en ideogrammen die woorden vertegenwoordigden, is een van de vijf fundamentele schriftsoorten die de mens ontwikkeld heeft. De ontdekking door de Maya van de zogenoemde positionele notatie van getallen en van de nul mag, zo vermeldt The New Encyclopædia Britannica, als „een van de briljantste prestaties van de menselijke geest” gelden. De geschiedenis maakt slechts melding van twee andere beschavingen die het getal nul als wiskundig begrip hebben ontwikkeld, de Hindoe- en de Arabische beschaving.
Hoewel dit verbazingwekkende prestaties waren, merkt de archeoloog Michael D. Coe in zijn boek The Maya relativerend op: „Laten wij echter niet overdrijven. Er was geen sprake van wetenschap in de moderne betekenis. In plaats daarvan treffen wij, zoals bij de Mesopotamische beschavingen, een combinatie aan van tamelijk nauwkeurige astronomische gegevens met wat eigenlijk alleen maar een occulte getallenleer genoemd kan worden, door priesters ontwikkeld voor religieuze doeleinden.”
Met een naar schatting maximale bevolking van 3.000.000 zielen bouwden de Maya in zo’n 40 steden met elk meer dan 20.000 inwoners indrukwekkende piramiden en tempels. Hoewel zij geen voertuigen met wielen kenden, transporteerden zij enorme hoeveelheden steen voor deze bouwwerken, en zij modelleerden de blokken met behulp van een harder gesteente, schuurlappen, vulkanisch glas en ander natuurlijk materiaal. In tegenstelling tot de ronde bogen met sluitsteen uit de Romeinse architectuur werd bij hun prachtig ontworpen gebouwen gebruik gemaakt van de korbeelboog — gevormd door opeenvolgende over elkaar heen stekende lagen metselwerk aan weerszijden van een opening die werden bekroond met één afsluitende steen. Muren van gebouwen werden uitgebreid versierd met beeldhouwwerk en hiërogliefen. Daarnaast werd de klassieke periode gekenmerkt door de vervaardiging van veelkleurig aardewerk en het oprichten van stèles, rechtopstaande platte stukken steen, waarop bijzondere gebeurtenissen werden vastgelegd.
Maya-stèles
Sedert onheuglijke tijden heeft de mens ernaar gestreefd zijn naam en prestaties voor het nageslacht vast te leggen op onvergankelijke materialen, zoals klei en steen, getuige de beroemde Naboniduskroniek uit het vroegere Babylon en de Steen van Rosette uit het oude Egypte. De Maya vormden daarop geen uitzondering. Minstens duizend stenen zuilen of stèles van verschillende vorm en grootte, met een gemiddelde hoogte van 2,5 tot 3 meter, zijn ontdekt. Voor zover wij nu weten, zijn deze stèles monumenten ter ere van Maya-heersers en vermelden ze hun regeringsperiode en geschiedenis. De 86 in Tikal (Guatemala) gevonden stèles wekken de indruk enorme grafstenen te zijn. Slechts 21 ervan zijn met beeldhouwwerk versierd, dat meestal in vlak reliëf een naar links kijkende, weelderig getooide figuur voorstelt die een scepter zwaait en gevangenen vertrapt.
Een van de mysteries die de studie van de Maya hebben bemoeilijkt, is de interpretatie geweest van het Maya-hiërogliefenschrift, gliefen genoemd. Hoeveel ervan is ontcijferd? „Ik denk dat wij nu zo’n 75 procent van de gliefen op de monumenten kunnen lezen”, zegt Maya-kenner David Stuart. „En daaruit valt op te maken dat de Maya het meest geïnteresseerd waren in het optekenen van de geslachtslijn van hun heersers, wanneer zij hun ambt aanvaardden, hoeveel gevangenen zij in de oorlog buitmaakten en wanneer zij offers brachten en ceremonies verrichtten waarbij rituele bloedvergieting plaatsvond.”
Drie belangrijke doorbraken snel achter elkaar hielpen bij de ontcijfering. Eerst bewees de epigraficus Heinrich Berlin in 1958 dat de monumenten „symboolgliefen” bevatten die óf de Maya-steden waar de monumenten waren gevonden óf de Maya-dynastieën die er hadden geregeerd, identificeerden.
De tweede doorbraak vond plaats in 1959, toen Maya-kenner Tatiana Proskouriakoff een verband ontdekte voor 35 gedateerde monolieten in Piedras Negras — doelbewust gerangschikt in zeven groepjes — en het feit dat de periodes die de zeven groepjes bestreken, geen van alle langer waren dan een gemiddeld mensenleven. Elk groepje bleek feitelijke gebeurtenissen uit een complete regeringsperiode weer te geven. Ten slotte werd bewezen dat de hiërogliefen een schriftsoort met fonetische symbolen en een grammaticale opbouw vertegenwoordigden.
Misschien zijn er wel nergens in het Maya-gebied zulke kunstzinnige stèles te vinden als in de prachtige ruïnes van Copán in het westen van Honduras. Binnen de omtrek van dit elegante Maya-centrum liggen veel kundig bewerkte monolieten van groenachtige vulkanische tufsteen, trachiet genoemd, dat zacht is als het wordt gewonnen maar langzaam hard wordt als het aan de elementen blootgesteld is. Het leende zich beter voor beeldhouwwerk dan de kalksteen van Tikal en bood meer mogelijkheden tot vrije expressie, getuige het bereikte driedimensionale effect.
Voor sommigen zijn de mooiste gliefen die er bestaan, die welke zijn aangetroffen in het schilderachtige Quiriguá — een klein, rustig Maya-centrum dat zo’n 50 km ten noorden van Copán ligt in Guatemalteeks bananengebied, eens regenwoud. Hoewel het tempelcomplex niet indrukwekkend is, geldt dat beslist niet voor de twaalf zandstenen stèles. Stèle „E”, die 65 ton weegt, is het grootste Maya-monument; ze is 11 meter hoog, 1,5 meter breed en 1,3 meter dik.
Het klassieke Tikal
Diep verborgen in het oerwoud van Petén in het noorden van Guatemala ligt Tikal, het grootste klassieke Maya-centrum dat tot dusver ontdekt is. Het hart van deze 130 km2 grote stad beslaat ongeveer 16 km2 en telt meer dan 3000 gebouwen, variërend van bescheiden woningen tot hoge, zigurratachtige tempels. De hoogste, Tempel IV, de torenhoge Tempel van de Tweekoppige Slang, is 65 meter hoog. Het centrum van Tikal is het een hectare metende Grote Plein, met Tempel I, de Tempel van de Reuzenjaguar, aan de oostzijde en Tempel II, de Tempel van de Maskers, aan de westzijde.
Wat was de bedoeling van deze tempels? Hoewel er op dat punt nog onzekerheid bestaat, vertelde Maya-archeoloog Edwin M. Shook:b „Dit waren tempels in de religieuze betekenis en ze werden voor religieuze doeleinden gebouwd. In de tweede plaats werden ze gebruikt om iemand te eren door zijn stoffelijke resten in zo’n vereerde ruimte te leggen. Westminster Abbey bijvoorbeeld is niet gebouwd om er mensen in te begraven. Maar de Britten eren hun groten door hen in Westminster Abbey te leggen. In het hele Maya-systeem treft u precies hetzelfde aan. Er zijn weinig uitzonderingen op.” Het was Shook die Tikals voornaamste verhoogde toegangswegen ontdekte en ze noemde naar vroegere ontdekkers — Mendez, Maudslay, Maler en Tozzer.
Aan de andere twee zijden van het Grote Plein staan de Noordelijke en de Centrale Acropolis, waarvan verondersteld wordt dat het paleizen en administratieve gebouwen waren. Dicht bij de Zuidelijke Acropolis ligt het speelterrein, dat eens weergalmde van het zware gebons van een rubberbal, die door spelers in beschermende kleding heen en weer werd gespeeld. Daar de grond in Tikal uit poreuze kalksteen bestaat, waar het kostbare regenwater gemakkelijk doorheen filtert, was het nodig dat de Maya een aantal waterreservoirs bouwden, waarvan sommige oorspronkelijk kalksteengroeven waren. Deze regenbakken werden aangesmeerd met een speciale klei om doorsijpelen te voorkomen. De Zuidelijke Acropolis, het Oostelijke en Westelijke Plein, het Plein van de Zeven Tempels, de Centrale Markt, de vier belangrijke verhoogde wegen die voor religieuze processies werden gebruikt en het Verloren Wereld-complex — onlangs door Guatemalteekse archeologen gerestaureerd — zijn de oriëntatiepunten die er verder nog van Tikal resten.
Het einde van de klassieke periode
Waardoor is er een eind gekomen aan de klassieke periode? De theorieën zijn legio, maar niemand weet het echt. Wat men wel weet is, dat het oprichten van gedateerde stèles en de bouw van paleizen en openbare gebouwen plotseling ophield. De laatste in Tikal gevonden stèle is gedateerd 869 G.T. De bevolking verliet de grote Maya-stadscentra en ging in kleine, verspreide landbouwdorpen wonen. Het oerwoud, dat voordien in toom was gehouden, drong nu op. Jonge boompjes zetten zich vast in de hoeken en gaten van de gastgebouwen en groeiden uit tot grote bomen waarvan de wortels, nu tientallen centimeters in omtrek, hoeken deden barsten, kalksteenblokken braken, muren verzwakten en korbeelgewelven verpletterden. Verloren en vergeten lagen Tikal en haar zustersteden, verborgen voor de buitenwereld, te slapen in de verstikkende omarming van het oerwoud.
Zouden de annalen van de Maya niet wat licht op het raadsel geworpen hebben? Misschien wel, als de zestiende-eeuwse Spaanse veroveraars er niet waren geweest. „Diego de Landa, de eerste bisschop van Yucatán, maakte het mysterie groter door in een aanvankelijke uitbarsting van katholieke geloofsijver te proberen alle sporen van de Maya-cultuur uit te wissen”, werd in Smithsonian opgemerkt. „Hij verbrandde grote hoeveelheden codices, de inheemse boeken op bastpapier (voor zover bekend bestaan er nog maar vier van de Maya-codices) die klaarheid in de zaak hadden kunnen brengen en veel van de latere verwarring hadden kunnen voorkomen.”
Zo komt het dat het mozaïek dat de gedeeltelijk gerestaureerde ruïnes in Midden-Amerika ons te zien geven van de Maya-wereld, nog steeds een archeologisch raadsel is voor onze wereld. Stil staan de ruïnes daar, als eenzame wachtposten uit een ver verleden.
[Voetnoten]
a Vóór Christophorus Columbus (1451-1506).
b Leider van de veldwerkzaamheden bij een groot deel van de restauratie van Tikal, een project waarmee in 1956 door de University of Pennsylvania werd begonnen en dat veertien jaar zou duren.
[Illustratie op blz. 15]
El Castillo, grootste van zeven Maya-bouwwerken in Chichén Itzá (Yucatán, Mexico)
[Illustratie op blz. 16]
Tempelpiramide (zevende eeuw G.T.), het Grote Plein, Tikal (Guatemala)
[Illustraties op blz. 17]
Een oud balspel werd gespeeld op dit plein in Copán (Honduras)
[Verantwoording]
Instituto Hondureño de Antropologia e Historia
Een Chac Mool, voorgrond, waarin men mogelijk mensenharten deponeerde; Tempel der Krijgers, Chichén Itzá