Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
1. Van hier uit trok Abraham naar Moria om Isaäk te offeren (Genesis 21:31-34; 22:1-19)
5. Wie dit doet met betrekking tot de overtreding, zoekt liefde (Spreuken 17:9)
8. Kostbaar metaal (Spreuken 2:4)
9. Hoogwaardigheidsbekleders bij uitstek (Psalm 2:2)
10. Stamhoofd van Edom (Genesis 36:41)
11. Bevreesd (Deuteronomium 9:19)
13. Deze stof reinigt (Job 9:30)
15. Van . . . maagden was de helft beleidvol (Mattheüs 25:1-13)
16. Als een leeuw die op de . . . ligt in zijn schuilhoek van kreupelhout (Psalm 10:9)
18. Jehovah zou Jorams volk en zonen een . . . toebrengen (2 Kronieken 21:14)
20. ’Een steen waaraan men zich stoot en een rots waarover men . . .’ (Jesaja 8:14)
21. Ontkenning (Hosea 1:9)
23. Zal er niet meer zijn (Openbaring 21:4)
24. Officiële positie (Handelingen 1:20)
26. Zo (Mattheüs 6:9)
29. Zoveel volle jaren (Jakobus 5:17)
32. Plechtige verklaring (in verbogen vorm: onder . . .) (Jozua 5:6)
33. Een van Davids sterke mannen (2 Samuël 23:31)
35. Kennis hebben zij verworpen, sterker nog, . . . (Spreuken 1:29)
36. Doorn (Ezechiël 28:24)
37. Een stad van Hadadezer, de koning van Zoba (1 Kronieken 18:8)
Verticaal
2. Stad waarover Debir koning was (Jozua 10:3)
3. Stad van koning Og van Basan (Deuteronomium 1:4)
4. Reageert nogal heftig met azijn (Spreuken 25:20)
5. Een bestemmen voor vernietiging (Deuteronomium 13:17)
6. Wie . . . te staan (1 Korinthiërs 10:12)
7. Waar men gastvrijheid zou kunnen genieten (Psalm 15:1)
8. Zesde zoon van Jakobs vrouw Lea (Genesis 35:23)
12. Landbouwprodukt (Hosea 3:2)
13. Waar Jakob met de engel worstelde (Genesis 32:30)
14. Op de wachttoren . . . ik (Jesaja 21:8)
17. Vandaar begon de oversteek naar Macedonië (Handelingen 16:11)
18. ’Geen . . . van u maar van God, de redding van Jehovah ten behoeve van u’ (2 Kronieken 20:15-17)
19. Die tijd is voorbij, . . . (Psalm 4:7)
22. Roemruchte naam (2 Samuël 23:26, 38)
25. Zonde . . . de dood voort (Jakobus 1:15)
27. Michaël en zijn engelen streden ertegen (Openbaring 12:7)
28. Deel van het Beloofde Land (Deuteronomium 1:7)
30. ’Weest toornig, . . . in beroering, maar zondigt niet’ (Psalm 4:4; Efeziërs 4:26)
31. Hier zou ook, aan een koord, een zegelring kunnen hangen (Spreuken 3:3; vergelijk Genesis 38:18)
34. Terechtstellingswerktuig (Openbaring 20:4)
Oplossing op blz. 21
Oplossing horizontaal
1. BERSEBA
5. BEDEKT
8. ZILVER
9. KONINGEN
10. ELA
11. BANG
13. POTAS
15. TIEN
16. LOER
18. SLAG
20. STRUIKELT
21. NIET
23. ROUW
24. AMBT
26. ALDUS
29. DRIE
32. EDE
33. ABI-ALBON
35. GEHAAT
36. STEKEL
37. TIBHATH
Oplossing verticaal
2. EGLON
3. EDREÏ
4. ALKALI
5. BAN
6. DENKT
7. TENT
8. ZEBULON
12. GERST
13. PNIËL
14. STA
17. TROAS
18. STRIJD
19. GEWEEST
22. IRA
25. BRENGT
27. DRAAK
28. NEGEB
30. RAAKT
31. HALS
34. BIJL