Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g93 22/5 blz. 13-15
  • De wetenschap — Het niet-eindigend speuren van de mens naar waarheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De wetenschap — Het niet-eindigend speuren van de mens naar waarheid
  • Ontwaakt! 1993
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Boosdoeners verduisteren het pad
  • Boosdoeners zijn er nog steeds
  • Wie zijn de slachtoffers?
  • Meningsverschillen over evolutie — Waarom?
    Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
  • De wetenschap — Het niet-eindigend speuren van de mens naar waarheid
    Ontwaakt! 1993
  • Is het een feit?
    Ontwaakt! 1982
  • Wetenschap en de bijbel
    Ontwaakt! 1983
Meer weergeven
Ontwaakt! 1993
g93 22/5 blz. 13-15

Deel 4

De wetenschap — Het niet-eindigend speuren van de mens naar waarheid

Opleving van de wetenschap door revolutie

IN DE tweede helft van de achttiende eeuw sloeg er een golf van onrust over de wereld toen revoluties het politieke landschap een ander aanzien gaven, eerst in Amerika, vervolgens in Frankrijk. Ondertussen begon in Engeland een omwenteling van geheel verschillende aard, de Industriële Revolutie. Die hield nauw verband met een ander soort revolutie, een wetenschappelijke.

Sommigen laten de wedergeboorte van de wetenschap in de jaren veertig van de zestiende eeuw beginnen, toen de Poolse astronoom Nicolaus Copernicus en de Belgische anatoom Andreas Vesalius boeken publiceerden die van diepgaande invloed waren op het wetenschappelijk denken. Anderen dateren de verandering vroeger, in 1452, toen Leonardo da Vinci werd geboren. Als onstuitbaar experimentator, die heel veel tot de wetenschap heeft bijgedragen, ontwikkelde Leonardo denkbeelden die in sommige gevallen de aanzet waren tot uitvindingen die eeuwen later werden geperfectioneerd, zoals het vliegtuig, de gevechtstank en de parachute.

Maar de wetenschap zoals wij die nu kennen, zegt Ernest Nagel, emeritus hoogleraar aan de Columbia University, „kreeg in de westerse samenleving pas in de zeventiende en achttiende eeuw vaste voet als een zich voortzettend instituut”. Toen het eenmaal zover was, was er een belangrijk keerpunt in de menselijke geschiedenis bereikt. In het boek The Scientist wordt opgemerkt: „Tussen ruwweg 1590 en 1690 bewerkstelligde een menigte genieën . . . een bloei in het wetenschappelijk onderzoek die nauwelijks zijn weerga vindt in enige andere periode van honderd jaar.”

Boosdoeners verduisteren het pad

Ook pseudo-wetenschappen maakten een bloeitijd door, als boosdoeners van wie de onjuiste theorieën de ware wetenschappelijke vooruitgang in de weg stonden. Daar was de flogistontheorie er een van. „Flogiston”, uit het Grieks, betekent „verbrand”. Het werd in 1702 geïntroduceerd door Georg Ernst Stahl, die van mening was dat bij de verbranding van brandbare stoffen flogiston vrijkwam. Hij bezag het eerder als een kracht dan als een echte stof, maar de overtuiging dat het een echte stof was, groeide met de jaren. Pas tussen 1770 en 1790 wist Antoine Laurent Lavoisier deze theorie te ontzenuwen.

In The Book of Popular Science wordt toegegeven dat hoewel de flogistontheorie „volslagen onjuist was, ze toch enige tijd in een werkhypothese voorzag die ogenschijnlijk veel natuurverschijnselen verklaarde. Ze was eenvoudig een van de vele wetenschappelijke hypothesen die in de loop der jaren gewogen en te licht bevonden zijn.”

De alchemie was ook een boosdoener. In Harrap’s Illustrated Dictionary of Science wordt alchemie gedefinieerd als „een mengeling van filosofie, mystiek en chemische technologie, daterend van vóór het christelijke tijdperk, afwisselend op zoek naar de omzetting van onedele metalen in goud, de verlenging van het leven en het geheim der onsterfelijkheid”. Voordat de alchemie werd verworpen, droeg ze bij tot het leggen van de grondslag voor de moderne chemie, een transformatie die tegen het einde van de zeventiende eeuw voltooid was.

De flogistontheorie en de alchemie mochten dan boosdoeners zijn, ze waren niet totaal van waarde ontbloot. Dat kan echter niet gezegd worden van de menselijke boosdoeners die uit godsdienstige overtuiging antiwetenschappelijke denkbeelden propageerden. Wedijver tussen wetenschap en theologie — die zich er beide op lieten voorstaan de enige autoriteit inzake vragen met betrekking tot het universum te zijn — heeft vaak tot frontale botsingen geleid.

Zo dacht de vermaarde astronoom Ptolemaeus in de tweede eeuw G.T. het geocentrisch wereldbeeld uit, dat erop neerkomt dat terwijl de planeten ronddraaien in een cirkel, het middelpunt van de cirkel, de epicykel genoemd, ook een andere cirkel doorloopt. Het was wiskundig vernuft in optima forma en vormde een verklaring voor de schijnbare beweging aan de hemel van de zon, maan, planeten en sterren die tot de zestiende eeuw alom aanvaard werd.

Copernicus (1473–1543) ontwikkelde een alternatieve theorie. Hij geloofde dat terwijl de planeten, met inbegrip van de aarde, een baan rond de zon beschrijven, de zon stilstaat. Dit denkbeeld — een bewegende aarde die niet langer het middelpunt van het universum was — zou, als het juist was, verstrekkende consequenties hebben. Nog geen honderd jaar later deed de Italiaanse astronoom Galileo Galilei met telescopen waarnemingen die hem ervan overtuigden dat de copernicaanse hypothese over een rond de zon draaiende aarde inderdaad juist was. Maar de Katholieke Kerk verwierp Galilei’s zienswijzen als ketters en dwong hem ze te herroepen.

Religieuze dwalingen hadden kerkelijke theologen ertoe gebracht de wetenschappelijke waarheid te loochenen. Pas bijna 360 jaar later rehabiliteerde de kerk Galilei. L’Osservatore Romano gaf in de weekeditie van 4 november 1992 toe dat er in de zaak tegen Galilei een „subjectieve beoordelingsfout” was gemaakt.

Boosdoeners zijn er nog steeds

In deze twintigste eeuw spreiden de godsdiensten der christenheid een soortgelijk gebrek aan respect voor de waarheid tentoon. Dat gebeurt doordat ze aan niet-bewezen wetenschappelijke theorieën de voorkeur geven boven de waarheid, wetenschappelijke én godsdienstige waarheid. Het beste voorbeeld is de niet te bewijzen evolutietheorie, in wezen de onwettige nakomeling van ernstige gebreken vertonende wetenschappelijke „kennis” en vals-religieuze leerstellingen.a

Op 24 november 1859 publiceerde Charles Darwin zijn boek On the Origin of Species by Means of Natural Selection. Maar de evolutiegedachte stamt in feite uit voorchristelijke tijden. De Griekse filosoof Aristoteles bijvoorbeeld schilderde de mens boven aan een uit lager dierlijk leven evoluerende afstammingslijn. Eerst verwierpen predikanten Darwins theorie, maar in The Book of Popular Science wordt opgemerkt: „Evolutie werd [later] iets meer dan een wetenschappelijke theorie . . . Ze werd een strijdkreet en zelfs een filosofie.” Het denkbeeld van overleving van de geschiktsten sprak mensen aan die ernaar streefden de top van de ladder te bereiken.

Het verzet van de geestelijkheid luwde snel. In The Encyclopedia of Religion wordt gezegd dat „Darwins evolutietheorie niet slechts aanvaarding kreeg maar daverende bijval”, en dat „tegen de tijd van zijn dood in 1883 de meeste nadenkende en scherpzinnige geestelijken langzaam maar zeker tot de conclusie waren gekomen dat evolutie volledig verenigbaar was met een verlicht begrip van de Schrift”.

Dit ondanks de volgende bekentenis in The Book of Popular Science: „Zelfs de verwoedste aanhangers van de leer der organische evolutie moesten toegeven dat er flagrante onnauwkeurigheden en leemten in Darwins oorspronkelijke theorie zaten.” Hoewel het boek opmerkt dat „veel van Darwins oorspronkelijke theorie is vernieuwd of verworpen”, vermeldt het eveneens dat „de invloed [van de evolutietheorie] op bijna elk terrein van menselijke activiteit zeer groot is geweest. Geschiedenis, archeologie en etnologie hebben door de theorie ingrijpende veranderingen ondergaan.”

Tegenwoordig trekken veel nadenkende wetenschappers de evolutietheorie ernstig in twijfel. Sir Fred Hoyle, stichter van het Cambridge Institute of Theoretical Astronomy en buitengewoon lid van de Amerikaanse National Academy of Sciences, schreef een jaar of tien geleden: „Persoonlijk twijfel ik er nauwelijks aan dat in de toekomst wetenschapshistorici het een raadsel zullen vinden dat een zo duidelijk onbruikbare theorie uiteindelijk zo algemeen geloofd werd.”

Daar de evolutietheorie juist het fundament van het menselijk bestaan treft, berooft ze de Schepper van wat hem toekomt. Ze logenstraft ook haar bewering wetenschappelijk te zijn en strekt het niet-eindigend speuren van de mens naar wetenschappelijke waarheid niet tot eer. Karl Marx greep de evolutietheorie en de ’overleving van de geschiktsten’ gretig aan ter ondersteuning van de opkomst van het communisme. Maar evolutie is een boosdoener van de gemeenste soort.

Wie zijn de slachtoffers?

Iedereen die door misleiding pseudo-wetenschappelijke theorieën gaat geloven, wordt slachtoffer. Maar zelfs het geloof in wetenschappelijke waarheden vormt een gevaar. De spectaculaire wetenschappelijke vorderingen als uitvloeisel van de wetenschappelijke revolutie hebben velen ten onrechte doen geloven dat wetenschappelijk gezien nu niets meer onmogelijk was.

Deze overtuiging werd geïntensiveerd doordat vanwege de wetenschappelijke vooruitgang de antiwetenschappelijke houding die de valse religie eens had gekoesterd, steeds meer afbrokkelde. Handel en politiek begonnen de wetenschap te erkennen als een machtig werktuig om hun doelstellingen te bereiken, zij het geldelijk gewin of consolidatie van politieke macht.

Duidelijk gesteld, de wetenschap ontwikkelde zich langzaam maar zeker tot een god, wat aanleiding was tot sciëntisme. Dit wordt in Webster’s Ninth New Collegiate Dictionary gedefinieerd als „een overdreven vertrouwen in de doeltreffendheid voor alle terreinen van onderzoek van de werkwijze der natuurwetenschap”.

Toen de negentiende eeuw ten einde liep, vroeg men zich af wat de twintigste eeuw zou brengen. Zou de wetenschap de „ware hemel op aarde” tot stand brengen waartoe velen ze in staat achtten? Of zouden haar boosdoeners het slagveld van de revolutie blijven bezaaien met de verminkte lichamen van nog meer slachtoffers? In het artikel „De ’wonderen’ van de twintigste eeuw” in onze volgende uitgave zal hierop worden ingegaan.

[Voetnoot]

a Een van die leerstellingen is het fundamentalistische denkbeeld dat de in Genesis genoemde scheppings-„week” een reeks letterlijke dagen van 24 uur is. De bijbel geeft te kennen dat het in werkelijkheid periodes van vele duizenden jaren waren.

[Kader op blz. 14]

Met een ruk aan een stekker

NOG in het begin van de negentiende eeuw werd elektriciteit als een interessant verschijnsel zonder veel praktische waarde gezien. Mensen uit verschillende landen met allerlei achtergronden, onder wie H. C. Ørsted (1777–1851), M. Faraday (1791–1867), A. Ampère (1775–1836) en B. Franklin (1706–1790), deden echter belangrijke ontdekkingen die het tegendeel bewezen en legden daarmee de grondslag voor de huidige wereld vol elektriciteit — de wereld die met een ruk aan een stekker plotseling tot stilstand komt.

[Illustraties op blz. 15]

Nicolaus Copernicus

Galileo Galilei

[Verantwoording]

Ontleend aan Giordano Bruno en Galilei (Duitse editie)

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen