Is er plaats voor zowel mens als dier?
WAAROM neemt het aantal in het wild levende dieren in zo veel delen van Afrika af? (Zie het kader op de bladzijde hiernaast.) Sommigen wijten dit aan de snelle groei van de menselijke bevolking van dit werelddeel.
Het is waar dat sommige delen van Afrika, vooral rond de grote steden, overbevolkt zijn. Tevens worden plattelandsgebieden overbeweid door het vee van veel kleine boeren. Neem bijvoorbeeld de dichtbevolkte streken van Venda, Gazankulu en Kangwane eens, die aan het Kruger National Park grenzen. Deze zwarte thuislanden werden gevormd in het kader van Zuid-Afrika’s voormalige apartheidsbeleid en hebben een bevolkingsdichtheid van 70 tot 100 personen per km2. De reis door deze streken als iemand op weg is om van een vakantie in het Kruger National Park te genieten, kan schokkend zijn. „De aan de grenzen wonende gemeenschappen . . . zijn arm, veelal werkloos en uitgehongerd”, schrijft de Zuidafrikaanse krant Sowetan. „De dieren”, aldus een andere plaatselijke krant, The Natal Witness, „hebben een weelderig leven aan hun kant van de omheining.”
Volgens recente berichten ligt het in de bedoeling van de autoriteiten van het Kruger Park, meer te doen om de mensen aan de grenzen van het park te helpen. Maar wat zou er gebeuren als alle omheiningen werden weggehaald en jagers, veehoeders en kolonisten onbeperkte toegang werd verleend? Natuurbeschermers vrezen dat uiteindelijk de meeste dieren uitgeroeid zouden worden, zoals in andere landen is gebeurd.
Goed bestuurde wildreservaten spelen een uiterst belangrijke rol in het behoud van de wildstand, vooral in dichtbevolkte streken. Reservaten kunnen ook hoognodige inkomsten opleveren door de komst van buitenlandse toeristen. (Zie het kader op blz. 5.) „Deze gebieden”, concludeert de Afrikaanse journalist Musa Zondi in het bovengenoemde artikel in de Sowetan, „bieden ook duizenden mensen werkgelegenheid — vooral degenen die vlak bij deze reservaten wonen. Bovendien, dit is ons erfgoed. Wij zouden onze kinderen geen beter geschenk kunnen nalaten dan deze gebieden.”
Overbevolking — De enige bedreiging?
De menselijke bevolkingsexplosie is niet de enige bedreiging voor Afrika’s dierenwereld. Beschouw bijvoorbeeld eens vier grote Afrikaanse landen met gemeenschappelijke grenzen: Namibië, Botswana, Angola en Zambia. Ze beslaan met elkaar een groter gebied dan India, maar hebben een gezamenlijke bevolkingsdichtheid van slechts 6 personen per km2. Dat is niet veel in vergelijking met de bevolkingsdichtheid van landen als Duitsland, met 222 per km2; Groot-Brittannië, met 236 per km2; en India, met 275 per km2! In feite ligt de bevolkingsdichtheid voor Afrika in zijn geheel, 22 per km2, ver onder het wereldgemiddelde van 40.
„De menselijke bevolking in Afrika groeit snel,” geeft de Zambiaan Richard Bell in het boek Conservation in Africa toe, „maar de algehele bevolkingsdichtheid is nog steeds betrekkelijk laag, behalve in bepaalde gelokaliseerde concentraties.”
Ziekten, rampzalige droogteperiodes, internationale stroperijen, burgeroorlogen en verwaarlozing van de kleine boeren dragen allemaal bij tot de achteruitgang van de wildstand in Afrika.
De machtsstrijd tussen de voormalige Sovjet-Unie en het Westen heeft overal in Afrika tot conflicten geleid, waarbij beide partijen het continent overspoeld hebben met geavanceerde wapens. Vaak zijn de automatische wapens op de dieren gericht om hongerende legers te voeden en aan meer wapens te komen door de verkoop van olifantsslagtanden, rinoceroshorens en andere trofeeën en produkten van dierlijke oorsprong. De snelle vernietiging van de dierenwereld is met het einde van de koude oorlog niet gestopt. De wapens zijn nog steeds in Afrika. Over een van Afrika’s burgeroorlogen, die in Angola, bericht het blad Africa South: „Het stropen, dat de hele oorlogstijd door al zo veel voorkwam, is sinds de wapenstilstand nog toegenomen, omdat er geen controle is op gedemobiliseerde strijders.” En die oorlog is sindsdien weer opgelaaid.
Veel stropers riskeren hun leven vanwege de enorme geldbedragen die ermee gemoeid zijn. „Een enkele horen [van een neushoorn] kan $25.000 opbrengen”, bericht de Afrikaanse krant The Star. Een natuurbeschermer, dr. Esmond Martin, bezocht in 1988 een Aziatisch land en constateerde dat de prijs van rinoceroshoorn binnen drie jaar was gestegen van $1532 tot $4660 per kilo.
Wie zal er het eerst toeslaan?
Er zijn drastische maatregelen getroffen om de aandacht te vestigen op de bedreiging die de vraag naar ivoor en rinoceroshoorn teweegbrengt. In juli 1989 zagen miljoenen tv-kijkers overal ter wereld hoe een enorme hoop van twaalf ton ivoor, met een geschatte waarde van drie à zes miljoen dollar, in brand werd gestoken door de president van Kenia, Daniel arap Moi. Aan dr. Richard Leakey, hoofd faunabeheer in Kenia, werd gevraagd hoe zo’n kennelijke verspilling te rechtvaardigen was. „Wij zouden de mensen in Amerika, Canada of Japan er niet van hebben kunnen overtuigen dat zij geen ivoor meer moesten kopen als wij het nog wel zouden verkopen”, antwoordde hij. Ja, dergelijke maatregelen schokten veel mensen dermate dat zij hun medewerking verleenden aan een internationaal verbod op de handel in ivoor. De vraag naar ivoren produkten daalde scherp.
Bij de neushoorn ligt de situatie anders. Hoewel de president van Kenia in 1990 rinoceroshoorn ter waarde van miljoenen dollars in brand stak, blijft de vraag. (Zie het kader „Waarom rinoceroshoorn zo populair is” op blz. 9.) Om de snel kleiner wordende neushoornpopulaties te beschermen, zijn sommige landen ertoe overgegaan de horens van deze dieren af te zagen. Soms is het een wanhopige race om wie er het eerst zal toeslaan, de natuurbeschermer met zijn immobiliserende pijl of de stroper met zijn dodelijke automatische geweer.
Een nieuwe tendens in het natuurbehoud
Westerse jagers en natuurbeschermers hebben al lang veel waardering voor de bekwaamheid van de plattelandsbevolking als spoorzoekers. Ja, veel Afrikanen hebben een opmerkelijke kennis van de dierenwereld. „Deze kennis wordt”, zo legt Lloyd Timberlake uit in zijn boek De Afrikaanse Crisis, „veelal mondeling overgedragen en maakt kans te verdwijnen naarmate meer Afrikanen het platteland verruilen voor de stad . . . De wereld loopt gevaar ’vele „maneeuwen” wetenschappelijk onderzoek kwijt te raken’, aldus de . . . antropoloog Leslie Brownrigg.”
In het verleden hebben koloniale regeringen nationale parken gesticht door de kleine boeren, die eeuwenlang voor hun voedsel van het wild afhankelijk waren geweest, te verdrijven. Nu roepen sommige Afrikaanse regeringen de hulp in van deze lang genegeerde inheemse boeren. „In verscheidene landen in zuidelijk Afrika”, bericht het Worldwatch Institute, „heeft de staat afstand gedaan van haar exclusieve beheer over de dieren. Aan plattelandsgemeenschappen in 10 van Zambia’s 31 wildbeheergebieden is het recht op dieren verleend; het stropen is drastisch verminderd en de wildpopulaties blijken zich als gevolg daarvan te herstellen.” Er zijn meer berichten over succes waar plaatselijke boeren betrokken zijn bij hun eigen behoud, bijvoorbeeld onder de zwarte neushoorns en de woestijnolifanten van Kaokoland in Namibië, in wildreservaten van Kangwane in Zuid-Afrika en in andere Afrikaanse landen.
Ondanks deze veelbelovende tendens blijven natuurbeschermers bezorgd over de toekomst. Deze nieuwe benadering is op zijn gunstigst slechts een tijdelijke oplossing. Op lange termijn blijft de snelle groei van de menselijke bevolking een bedreiging. „Verwacht wordt dat in de loop van de volgende eeuw”, aldus U.S.News & World Report, „de menselijke bevolking zal toenemen met ruwweg 5 miljard, overwegend in ontwikkelingslanden die, niet toevallig, ook de laatste toevlucht zijn voor het dierenleven op de planeet.”
Nu de menselijke bevolking zich uitbreidt over ongerepte natuurgebieden, ontwikkelt zich een conflict tussen mens en dier. „Veel grote Afrikaanse diersoorten zijn onverenigbaar met de meeste vormen van landontginning, bijvoorbeeld de olifant, het nijlpaard, de neushoorn, de buffel, de leeuw en de krokodil, maar ook sommige van de grotere antilopen, primaten en varkens”, verklaart het boek Conservation in Africa.
Als de mens dan geen oplossing lijkt te hebben voor de lange-termijnoverleving van de Afrikaanse dierenwereld, wie dan wel?
[Kader/Kaart op blz. 7]
„Het aantal buffels is gedaald van 55.000 tot nog geen 4000, het aantal waterbokken van 45.000 tot nog geen 5000, het aantal zebra’s van 2720 tot ongeveer 1000 en het aantal nijlpaarden van 1770 tot ongeveer 260.” — Een vergelijking van twee in 1979 en 1990 vanuit de lucht gehouden tellingen in de Marromeudelta in Mozambique, waarover verslag werd gedaan in het blad African Wildlife, maart/april 1992.
„In 1981 trokken er zo’n 45.000 zebra’s door de graslanden en bossen [van Noord-Botswana]. Maar in 1991 voltooiden slechts zo’n 7000 dezelfde tocht.” — Uit het blad Getaway in de recensie van de video over de dierenwereld Patterns in the Grass, november 1992.
„Tijdens ons bezoek [aan Togo, West-Afrika] troffen wij een interessante en onvermoede populatie bosolifanten aan in het natuurreservaat Fosse aux Lions . . . Een in maart 1991 vanuit de lucht gehouden telling leverde een totaal van 130 dieren op. . . . [Maar binnen een jaar] zijn de aantallen olifanten in Fosse aux Lions gedaald tot 25.” — Verslag in het blad African Wildlife, maart/april 1992.
[Kaart]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Afrikaanse wildreservaten spelen een vitale rol in het behoud van veel soorten
AFRIKA
MAROKKO
WESTELIJKE SAHARA
MAURITANIË
ALGERIJE
MALI
TUNESIË
LIBIË
NIGER
NIGERIA
EGYPTE
TSJAAD
SOEDAN
DJIBOUTI
ETHIOPIË
CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK
KAMEROEN
KONGO
Cabinda (Angola)
GABON
ZAÏRE
OEGANDA
KENIA
SOMALIË
TANZANIA
ANGOLA
ZAMBIA
MALAWI
NAMIBIË
ZIMBABWE
MOZAMBIQUE
BOTSWANA
MADAGASKAR
ZUID-AFRIKA
SENEGAL
GAMBIA
GUINEE-BISSAU
GUINEE
BOERKINA FASO
BENIN
SIERRA LEONE
LIBERIA
IVOORKUST
GHANA
TOGO
EQUATORIAAL GUINEE
RWANDA
BOEROENDI
SWAZILAND
LESOTHO
Natuurreservaat Fosse aux Lions
Masai Mara Reservaat
Serengeti National Park
Marromeudelta
Kruger National Park
Middellandse Zee
Rode Zee
Indische Oceaan
In artikel genoemde gebieden
Grote nationale parken
[Kader/Illustraties op blz. 9]
Waarom rinoceroshoorn zo populair is
„THREE LEGS Brand rinoceroshoorn antikoortswater”. Dat is de naam van een populair geneesmiddel dat in Maleisië wordt verkocht, schrijven Daryl en Sharna Balfour, de auteurs van het boek Rhino. Het etiket op dit „geneesmiddel” bevat deze boodschap: „Dit geneesmiddel is met zorg bereid uit het beste geselecteerde rinoceroshoorn en antikoortsmiddelen, onder rechtstreeks toezicht van deskundigen. Dit geweldige geneesmiddel is een wondermiddel; het schenkt onmiddellijke verlichting aan lijders aan: malaria, verhoging, koorts die het hart en de vier ledematen aantast, tegen duizeligheid door het klimaat, krankzinnigheid, kiespijn, enz.” — Wij cursiveren.
Zulke denkbeelden zijn wijdverbreid in Aziatische landen. Rinoceroshoorn in vloeibare of poedervorm is in veel steden van Azië moeiteloos verkrijgbaar. In de hoop de populariteit ervan tegen te gaan, verklaren de Balfours: „Het innemen van een dosis rinoceroshoorn heeft dezelfde medicinale waarde als nagelbijten.”
In Jemen wordt rinoceroshoorn om een andere reden hoog gewaardeerd — als materiaal voor dolkheften. In het decennium 1970–1979 werd er meer dan 22 ton in het land geïmporteerd en het valt niet mee een geschikt materiaal ter vervanging te vinden. „De Jemenieten”, zo leggen de Balfours uit, „hebben ontdekt dat niets het haalt bij rinoceroshoorn qua duurzaamheid en aanzien. . . . Hoe ouder [de dolkheften] worden, hoe mooier ze er uitzien; naarmate ze ouder worden, krijgen ze een doorschijnendheid die aan barnsteen doet denken.”
[Grafieken/Illustraties op blz. 8]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
2720
1000
1979 Zebra-populatie 1990
55.000
3696
1979 Buffel-populatie 1990
1770
260
1979 Nijlpaard-populatie 1990
45.000
4480
1979 Waterbok-populatie 1990
Vergelijkende trends in de wildpopulaties van de Marromeudelta voor 1979 en 1990
[Verantwoording]
Links onder: Safari-Zoo van Ramat Gan (Tel Aviv)