Een getuigenis van hun geloof
IN 1995 was het vijftig jaar geleden dat de nazi-concentratiekampen werden bevrijd. Overal in Europa werd deze bevrijding door nazi-slachtoffers herdacht met grote, door staatshoofden en regeringsleiders bijgewoonde bijeenkomsten in Auschwitz, Bergen-Belsen, Buchenwald, Dachau, Ravensbrück, Sachsenhausen en andere kampen. Eén gedachte die zich herhaaldelijk opdrong, was: „Dit mag nooit vergeten worden!”
Om die reden hebben Jehovah’s Getuigen in het gedenkjaar tentoonstellingen in Europa ingericht. Veel van de Getuigen waren door de Hitlerregering geïnterneerd wegens hun weigering de Hitlergroet te brengen en de oorlog te steunen. Vanaf 1933 werden duizenden van hen gevangengezet, en velen zijn gestorven als gevolg van de behandeling die zij te verduren kregen.
Het grote publiek is echter over het algemeen niet op de hoogte van wat zij hebben meegemaakt. Dit is aanleiding geweest tot de uitdrukking „de vergeten slachtoffers”. Een aantal Getuigen die de concentratiekampen hebben overleefd, gaven de wens te kennen de herinnering levend te houden aan hun familie en vrienden die werden vervolgd, gevangengezet, gefolterd of vermoord, en bekendheid te geven aan het getuigenis van geloof en moed dat deze Bibelforscher, de naam waaronder Jehovah’s Getuigen in de concentratiekampen bekend stonden, hebben nagelaten.
Op 29 september 1994 werd door het United States Holocaust Memorial Museum, dat in Washington D.C. staat, een seminar gehouden over Jehovah’s Getuigen in de concentratiekampen. In Frankrijk werden twee grote herdenkingsreünies gehouden door overlevenden van de kampen, op 28 maart 1995 in Straatsburg en op 30 maart in Parijs. Het was zeer aangrijpend deze nu bejaarde mannen en vrouwen, die vijftig jaar later nog steeds trouw zijn aan God, hun ervaringen te horen vertellen. Op 27 april werd niet ver van Berlijn een soortgelijke reünie gehouden, en wel in het Duitse Brandenburg, waar veel Getuigen werden terechtgesteld door onthoofding. De dag daarop woonden veel van de overlevenden de door de deelstaat Brandenburg georganiseerde ceremoniën bij en bezochten verscheidene kampen.
De Franse tentoonstelling
Op deze reünies werd een tentoonstelling ingericht met als thema „Mémoire de Témoins” (Een Getuigen-verslag). Van mei 1995 tot april 1996 was deze tentoonstelling te zien in 42 steden in Frankrijk en verscheidene steden in België en het Franstalige deel van Zwitserland. De mannen en vrouwen op de tentoonstelling zijn bovenal getuigen van Jehovah God. Maar zij getuigen ook van het lijden dat zij en anderen in de concentratiekampen hebben verduurd. Zij zijn het levende bewijs van een ideologie van onverdraagzaamheid die lijden en dood over miljoenen mensen heeft gebracht wegens hun ras of godsdienst. Hun getuigenis onthult bovendien dat zogenaamde christenen een pseudo-messias, Hitler, boven Jezus Christus, haat boven naastenliefde en geweld boven vrede verkozen.
De tentoonstelling bestond uit ongeveer zeventig panelen, te beginnen met een tijdtafel van gebeurtenissen — het openen van de kampen in Dachau en Oranienburg, in maart 1933; de Neurenberger wetten ter „bescherming van Duits bloed”, in september 1935; de Anschluss ofte wel aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland, in maart 1938; de Kristallnacht, in november van hetzelfde jaar, waarin duizenden joodse winkels werden geplunderd en ruim 30.000 mensen werden gearresteerd en gedeporteerd; de geleidelijk toenemende druk op de verboden organisatie van Jehovah’s Getuigen; de inval in de Sovjet-Unie, in juni 1941; en de euthanasie op de geesteszieken, van 1939 tot 1941.
Op verscheidene panelen werd de aandacht gevestigd op de indoctrinatie van de jongeren in de Hitlerjugend en de fascinatie die de enorme nazi-bijeenkomsten in Neurenberg hadden voor de grote massa. Foto’s herinnerden aan de weigering van Jehovah’s Getuigen om trouw te zweren aan de Führer en de Hitlergroet te brengen. Andere panelen lieten zien hoe Jehovah’s Getuigen het slachtoffer waren van een verkeerde voorstelling van zaken en hoe zij vanaf 1935 tijdschriften en traktaten verspreidden waarin de nazi-excessen aan de kaak werden gesteld.
Persoonlijke ervaringen
Op zo’n veertig panelen werden de ervaringen verhaald van gewone mannen en vrouwen uit heel Europa die wegens hun geloof vervolgd en zelfs gedood werden. Overlevenden zetten kracht bij aan de tentoonstelling met hun aanwezigheid en bezoekers luisterden aandachtig naar hen. Kinderen luisterden geboeid als Louis Arzt zijn verhaal vertelde. Hij was afkomstig uit het Franse Mulhouse, maar werd bij zijn ouders weggehaald en naar Duitsland gestuurd omdat hij op school weigerde „Heil Hitler!” te zeggen. „Een SS-soldaat sloeg me omdat ik weigerde de Hitlergroet te brengen. Hij gaf me dertig klappen. Twee dagen later legde hij zijn hand op mijn schouder en probeerde op mijn gemoed te werken. ’Denk aan je moeder. Ze zou zo blij zijn je te zien. Het enige wat je hoeft te doen, is „Heil Hitler!” zeggen en je kunt op de trein.’ Het viel niet mee voor een kind van twaalf”, voegde hij eraan toe. Velen waren ontroerd door de ervaringen van Joseph Hisiger, die zijn broodrantsoen van een week ruilde tegen de bijbel van zijn protestantse celgenoot.
Op videobanden vastgelegde interviews met voormalige gedetineerden waren ook een onderdeel van de tentoonstelling. Sommige interviews waren opgenomen op de kamplocatie zelf — in het Oostenrijkse Ebensee bijvoorbeeld en in Buchenwald en Sachsenhausen in Duitsland. In andere interviews waren diverse aspecten van het kampleven of de herinneringen van als kind gedeporteerde Getuigen vastgelegd.
De opening
Elke presentatie van de tentoonstelling werd geopend met een korte ceremonie, waarin een vertegenwoordiger van de ex-gedetineerden uiteenzette hoe Jehovah’s Getuigen zich geestelijk tegen het nazisme verweerden. Gedetineerden die geen Getuigen waren en verscheidene historici en functionarissen, onder wie een voormalige Franse minister, waren ook zo vriendelijk de uitnodiging aan te nemen om het woord te voeren.
Een ex-gedetineerde die Jehovah’s Getuigen in Buchenwald had gekend, zei over hen: „Ik ken geen enkele categorie gedetineerden, afgezien van de joden, die zo schandelijk werd behandeld: zij werden geslagen, vernederd, beledigd en kregen de smerigste karweitjes opgedragen. Zonder hun geloof waren zij er niet tegen opgewassen geweest. Ik heb de grootste eerbied en bewondering voor hen.”
Reacties
Ruim 100.000 personen bezochten de tentoonstelling. Op sommige plaatsen stonden honderden mensen, onder wie veel jongeren, in de rij om de tentoonstellingszaal te betreden. Veel bezoekers gaven hun gevoelens met enkele woorden weer in het gastenboek. Zo schreef een meisje: „Mijn naam is Sabrina. Ik ben tien jaar en ik zou graag zo dapper zijn als Ruth, zodat ik Jehovah kan behagen.”a
De media besteedden ook aandacht aan de tentoonstelling. Over het algemeen verschenen er in elke plaats één of twee artikelen in de lokale pers. Daarnaast gaven plaatselijke radiostations vaak bekendheid aan de tentoonstelling en zonden programma’s uit waarin ex-gedetineerden geïnterviewd werden. De regionale televisie bracht korte berichten. In één nieuwsbericht op televisie werd de tentoonstelling beschreven als „een eenvoudig opgezet maar verschrikkelijk verslag dat ons een blik gunt in de kern van het onbeschrijfelijke. Een ’Getuigen-verslag’ dat hulde betoont aan een waardigheid waaraan niet te tornen valt.”
Voor de overlevenden zal de vijftigste verjaardag van de bevrijding lang in hun geest gegrift blijven. Hoewel het niet altijd gemakkelijk was pijnlijke herinneringen op te halen, waren de Getuigen door ze met anderen te delen en de herinneringen aan de vergetelheid te ontrukken, in staat het geloof van anderen te sterken. Zij vonden het een voorrecht een aandeel aan deze tentoonstelling te hebben en iets van het vooroordeel en de onwetendheid die er na vijftig jaar nog altijd zijn, weg te nemen. Bovenal ontleenden zij voldoening aan de wetenschap dat door hun getuigenis hun God, Jehovah, wordt geëerd en bereikt wordt dat anderen nooit zullen vergeten wat zij als zijn Getuigen verduurd hebben.
[Voetnoten]
a Ruth Danner werd samen met haar ouders op negenjarige leeftijd gedeporteerd en zat in zes verschillende kampen geïnterneerd. Zie Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1981, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., blz. 103.
[Illustratie op blz. 16]
Enkelen van Jehovah’s Getuigen die door de Hitlerregering gedeporteerd en geïnterneerd waren, vertelden hun verhaal
[Illustratie op blz. 16]
In artikelen in „The Golden Age” werden de excessen van het nazisme gehekeld
[Illustraties op blz. 16, 17]
Zo’n 70 panelen vertelden het verhaal van de nazi-vervolging van mannen, vrouwen en kinderen die weigerden hun geloof te verloochenen