Een rooskleurige toekomst voor onze kinderen
SINDS het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben de regeringen van de wereld een hele reeks verdragen opgesteld en getekend om burgers in oorlogstijd te beschermen. Daartoe behoren verdragen waardoor kinderen kleding, medicijnen en voedsel kunnen ontvangen. Internationale overeenkomsten beloven kinderen te beschermen tegen seksuele uitbuiting, marteling en geweld. Verdragen verbieden ook het rekruteren van kinderen beneden de vijftien jaar voor het leger.
The State of the World’s Children 1996, een rapport van het Kinderfonds van de Verenigde Naties, juicht deze wetten toe als „ware mijlpalen” en voegt eraan toe: „Politici die weten dat er maatstaven bestaan waarnaar zij vervolgens beoordeeld kunnen worden, zullen die maatstaven eerder in aanmerking nemen bij hun afwegingen.”
Natuurlijk beseffen politici ook dat de internationale gemeenschap vaak zowel het vermogen als de wil mist om op de naleving van wetten toe te zien. Het rapport geeft dan ook toe dat „gezien de mate waarin men deze beginselen aan zijn laars heeft gelapt, het verleidelijk is om de bestaande internationale wetgeving als een lachertje te beschouwen”.
Dan is er de geldkwestie. In 1993 woedden er conflicten in 79 landen. Vijfenzestig daarvan waren arme landen. Waar haalden deze arme landen de wapens vandaan om mee te vechten? Voornamelijk uit rijke landen. En wie zijn de vijf grootste exporteurs van wapens naar de ontwikkelingslanden? De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties!
Wie zich om hen bekommeren
Natuurlijk zijn er mensen die het lot van kinderen in oorlogstijd intens aan het hart gaat. Zowel afzonderlijke personen als organisaties bieden liefdevol hulp aan jonge oorlogsslachtoffers. Jehovah’s Getuigen bijvoorbeeld, die niet aan oorlogen deelnemen, hebben dit gedaan. Maar wil er een eind komen aan het lijden van kinderen in oorlogen, dan moet er uiteraard een eind gemaakt worden aan de oorlogen zelf, iets wat misschien weinig kans van slagen lijkt te hebben. Uit de lange geschiedenis van tweespalt en conflicten die de mensheid achter de rug heeft, concluderen velen dat mensen nooit wereldomvattende vrede tot stand zullen brengen. Daarin hebben zij het bij het rechte eind.
Mensen concluderen ook dat God nooit zal ingrijpen in de aangelegenheden van de volken of blijvende vrede op de planeet zal bewerkstelligen. Daarin hebben zij het bij het verkeerde eind.
Onze Schepper, Jehovah God, gaan de dingen die op aarde gebeuren intens aan het hart. In zijn Woord, de bijbel, stelt Jehovah de vraag: „Schep ik ook maar enigszins behagen in de dood van een goddeloze . . . en niet daarin dat hij zou terugkeren van zijn wegen en werkelijk zou blijven leven?” God antwoordt nadrukkelijk: „Ik schep helemaal geen behagen in de dood van wie sterven moet.” — Ezechiël 18:23, 32.
Sta daar eens bij stil: Als onze meedogende Schepper wil dat zelfs goddeloze volwassenen berouw hebben en in leven blijven, dan wil hij beslist dat ook kinderen blijven leven en van het leven genieten! Maar onze liefdevolle God zal de goddelozen niet oneindig dulden. „De boosdoeners zelf zullen afgesneden worden”, belooft Gods Woord. „Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn.” — Psalm 37:9, 10.
Jezus Christus, die een volmaakte afspiegeling was van de persoonlijkheid van zijn hemelse Vader, hield van kinderen en zei dat ’aan hen die zijn zoals zij, het koninkrijk der hemelen toebehoort’ (Mattheüs 19:14). Het offeren van kinderen aan de oorlogsgoden is zowel voor Jehovah God als voor zijn Zoon, Jezus Christus, iets verfoeilijks. — Vergelijk Deuteronomium 18:10, 12.
God belooft een rooskleurige toekomst
God heeft eeuwenlang oorlogen en lijden toegelaten opdat tot in eeuwigheid vast zou staan wat de profeet Jeremia verwoordde: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jeremia 10:23). Spoedig zal Jehovah, zo belooft de bijbel, zijn universele soevereiniteit rechtvaardigen door ’oorlogen te doen ophouden tot het uiteinde der aarde’ (Psalm 46:9). Ook staat in de bijbel de tijd voorzegd waarin mensen „hun zwaarden tot ploegscharen [zullen] moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” — Jesaja 2:4.
Wat zal er gebeuren met degenen die in oorlogen omgekomen zijn? Is er enige hoop voor hen? Jezus beloofde een opstanding van de doden op een aarde vrij van oorlog toen hij zei: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn . . . te voorschijn zullen komen” (Johannes 5:28, 29). In dezelfde zin verklaarde de apostel Paulus vol vertrouwen dat „er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. — Handelingen 24:15.
Gods beloften zullen vast en zeker uitkomen. Hij is zowel bij machte als vastbesloten om alles wat hij zich heeft voorgenomen ten uitvoer te brengen (Jesaja 55:11). Wanneer Jehovah zegt dat hij een eind zal maken aan oorlog, dan meent hij dat. Wanneer hij belooft degenen die gestorven zijn een opstanding ten leven te geven, dan zal hij dat doen. Zoals de engel Gabriël zei, ’zal bij God geen verklaring een onmogelijkheid zijn’. — Lukas 1:37.
[Illustratie op blz. 10]
Wanneer er geen oorlog meer is, zullen alle kinderen zich in een gezond leven verheugen