De verbazingwekkende duinen van Polen
Door een Ontwaakt!-medewerker in Polen
AFBEELDINGEN van het Poolse platteland laten meestal een donkergroen landschap zien met boerderijen en goedbevloeide akkers, velden en bossen. Maar wist u dat Polen ook een verbazingwekkend landschap van golvende witte duinen heeft, dat zelfs vanuit de ruimte te zien is? Deze woestijnachtige kuststrook van nog geen 18 kilometer lang ligt aan de Oostzee en is een van de populairste attracties van het Nationaal Park Słowiński.
Volgens een officiële publicatie van het park grenzen daar „zee, meren, rivieren, duinen, bossen, veengronden en grasland aan elkaar, wat een afwisselend mozaïek van landschappen oplevert. . . . Alleen hier gaan duinen rechtstreeks over in meren en bossen.” Het deel van het park met de wandelende duinen (de witte duinen of witte heuvels genoemd) en de ondiepe meren is inderdaad uniek in Europa.
Deze enorme witte en gele zandheuvels, die circa 500 hectare beslaan, vormen het grootste duingebied van Europa dat niet door plantengroei wordt gestabiliseerd. Het Słowińskipark heeft dan ook een heel toepasselijk logo: een zwevende zilvermeeuw boven een gele duin en blauw water.
Dan zijn er nog de zogenoemde grijze duinen, die vaker in het park voorkomen maar minder spectaculair zijn. Ze zijn ouder dan hun witte tegenhangers en zijn begroeid met gras en bomen. Die begroeiing zorgt niet alleen voor de vorming van grond, maar ook voor de stabiliteit van het zand, door het vast te houden en te beschermen tegen directe blootstelling aan de elementen. Eén grijze duin, de Czołpino, met een hoogte van 55 meter, geniet zelfs de onderscheiding de hoogste van alle duinen in het park te zijn.
Als bezoekers de duinen zien — en dan vooral het enorm uitgestrekte gebied met de wandelende witte duinen — ligt het voor de hand dat velen vragen waar al dat zand vandaan is gekomen en waarom zoveel van dat zand zich op dit betrekkelijk kleine deel langs de Oostzeekust heeft opgehoopt.
Het ontstaan van de duinen
Hoewel onderzoekers geen exact antwoord hebben op de eerder genoemde vragen, wijzen de feiten in de richting van menselijke betrokkenheid. Dat hebben wetenschappers opgemaakt uit een analyse van de pollen die bewaard zijn gebleven in de diverse fossiele grondlagen in het park. Hun onderzoek heeft uitgewezen dat het gebied dat nu door de duinen wordt ingenomen ooit dichtbebost was, voornamelijk met eikenbomen. Waardoor is die radicale verandering in het landschap dan veroorzaakt?
Men denkt dat er voor onze jaartelling grote bosgebieden aan de kust verloren zijn gegaan door catastrofale branden die het gevolg waren van de activiteiten van de stammen die er woonden. „De zandgronden, die voorheen door de bossen op hun plaats werden gehouden, kwamen voor het eerst in beweging”, aldus het boek Słowiński National Park. Volgens de pollenanalyse ontstonden er later echter opnieuw bossen, eerst met beukenbomen en daarna met dennenbomen.
Maar in de Middeleeuwen ontwaakten de duinen om de een of andere reden uit hun sluimering en gingen ze weer aan de wandel. In de zestiende eeuw dreigden ze zelfs de oude stad Łeba te bedelven. In reactie daarop gingen de bewoners een andere stad bouwen, buiten de gevarenzone, maar die activiteiten maakten het probleem alleen nog maar erger. Volgens het eerder genoemde boek „ging de bouw van de stad en de haven gepaard met het massaal kappen van bomen, maar scheen niemand zich bewust te zijn van de consequenties”. De houtkap „had tot gevolg dat de duinen zich op ongekende schaal gingen verplaatsen”. Het bewegende zand verplaatste zich met een snelheid van drie tot tien meter per jaar en bedekte dorpen, velden, weilanden en zelfs bosgebieden.
Waar kwam dat zand vandaan?
Het kan dus zijn dat mensen een rol hebben gespeeld in de plaatselijke verandering van het landschap, maar ze hebben het zand er niet heen gebracht. Waar kwam het dan vandaan? En is het proces nog gaande? De antwoorden hierop geven misschien aan hoe de toekomst van het park eruit zal zien.
Onderzoekers menen dat een deel van het zand afkomstig kan zijn van afzettingen in het binnenland en dat het door rivieren naar zee is meegevoerd. Ook kan er zand zijn ontstaan aan de kustlijn zelf, waar rotswanden afslijten door de voortdurende beweging van de golven, een proces dat abrasie wordt genoemd. Langs een deel van de Oostzeekust bijvoorbeeld komen de golven onder een hoek van 45 graden op de kust af, waardoor ze de rotswand langzaam afslijten en het zand meevoeren. Het gevolg is een opeenhoping van zand op de zeebodem.
Door een nog niet volledig begrepen samenwerking van zeestromingen en golven wordt dit zand van de zeebodem naar een strook vlak voor de kust van het nationale park verplaatst, waar het evenwijdig aan de kustlijn voor grote zandplaten en zandbanken zorgt. Dan verschuiven golven en landwaartse stromingen het zand geleidelijk naar het strand, waar het vervolgens door de zon en de wind gedroogd en landinwaarts geblazen wordt. Daar ontstaan diverse evenwijdige strandwallen die geleidelijk groter worden naarmate het zand van de ene wal naar de andere wordt geblazen, totdat ze uiteindelijk zijn veranderd in witte duinen.
Meren bij de „woestijn”
Ondanks dit alles is het Nationaal Park Słowiński allesbehalve een levenloze woestijn. Het is juist een bruisende en veilige oase voor dieren en planten, met een overvloed aan water. In feite bestaat het park voor slechts 5 procent uit duinen en strand, terwijl rivieren, meren en beken zo’n 55 procent in beslag nemen.
Het grootste meer is het Łebskomeer, met een oppervlakte van 71 vierkante kilometer en een maximale diepte van zo’n 6 meter. De grootste rivier, de Łeba, mondt uit in dit meer. Qua grootte komt het Gardnomeer, dat door de rivier de Łupawa wordt gevoed, op de tweede plaats. Vanwege hun zandige, onstabiele omgeving zijn de oevers van deze twee meren constant aan verandering onderhevig.
Een oase voor planten en wilde dieren
De meren, rivieren en beken zijn een aanvulling op de drie belangrijkste leefgebieden in het park — duinen, veengronden en dennenbos. Samen houden die verschillende landschappen bijna 900 soorten vaatplanten in stand, met inbegrip van orchideeën. Een van de meest robuuste en ecologisch gezien waardevolste planten is het helmgras. Als pioniersplant vestigt helm zich meestal als eerste in de duinen. De plant heeft geschubde, ondergrondse uitlopers van wel 13 meter lang waaruit talloze scheuten groeien die boven de grond samen een pol vormen. Op die manier worden de duinen geleidelijk door het helmgras verankerd en verstevigd, zodat er ook andere planten kunnen wortelen en groeien.
Het park ligt op een trekroute en wemelt dan ook van de vogels. Er zijn zo’n 260 vogelsoorten — ongeveer 70 procent van alle soorten in Polen — die het park als woongebied hebben of die er tijdens hun trektocht kort verblijven. Tot de watervogels behoren kokmeeuwen, visdiefjes, futen, wilde eenden, zwanen en grote zaagbekken — eenden die gemakkelijk te herkennen zijn aan hun „stekeltjeskapsel”. Ook zijn er oehoes, steenarenden, schreeuwarenden, zeearenden en raven. Als u scherpe ogen hebt en u tijdens de wandeling niet te veel lawaai maakt, bestaat de kans dat u enkele van de zoogdieren van het park te zien krijgt, zoals edelherten, reeën, wilde zwijnen, hazen, of de aan de vos verwante wasbeerhonden.
Een paradijs voor wandelaars
Wandelen is hier de enige toegestane vorm van toerisme. Daarom zijn er in het park wandelpaden met een totale lengte van 140 kilometer, zodat de bezoeker alle verschillende leefgebieden kan bekijken: naaldwouden, grijze duinen, grasland, veengronden en moerassen, meren met uitkijkplatforms en observatietorens, witte duinen, kustduinen en ten slotte kilometerslange witte zandstranden.
Bezoekers die hier in de herfst of in de winter komen, zien misschien zelfs wel een speciale duinenshow, wanneer de harde wind wolken van zand laat opwaaien van de duintoppen net als het opstuivende water van de golven. Dan zegt men dat de duinen roken. Het schouwspel wordt begeleid door het geluid van miljoenen zandkorrels die krachtig langs elkaar schuren, waardoor de duinen gaan zoemen, of „zingen”.
Het park trekt met zijn verbazingwekkende en gevarieerde natuurlijke rijkdommen wel 800.000 bezoekers per jaar. Ongetwijfeld vinden veel van de bezoekers het prettig om het drukke leven van de stad te ontvluchten en in de natuur genezing te zoeken voor hun gespannen zenuwen — door de eenzaamheid van het bos, het rustgevende geluid van de branding en de eenzame schreeuw van de meeuw.
[Kader/Kaart op blz. 19]
Het Nationaal Park Słowiński
Dit park ligt halverwege de Poolse kust, tussen de steden Łeba en Rowy. Het is genoemd naar de Kasjoebische stam Słowińcy, een Slavisch volk dat tot vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog in het gebied woonde. Het park is in 1967 geopend en werd in 1977 door de Unesco op de internationale lijst van biosfeerreservaten geplaatst. Het beslaat 18.618 hectare, waarvan meer dan de helft door water wordt ingenomen. De rest bestaat uit bos (25 procent), strand en duinen (5 procent), moerassen en veengronden (8 procent) en graslanden en weidegronden (8 procent).
[Kaart]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
OOSTZEE
RUSLAND
POLEN
HET NATIONAAL PARK SŁOWIŃSKI
DUITSLAND
TSJECHIË
SLOWAKIJE
[Illustratie op blz. 16]
Als ’s winters de harde wind zandwolken laat opwaaien, zegt men dat de duinen roken
[Illustratie op blz. 16, 17]
Visdiefje
[Verantwoording]
Photo by Chukchi Imuruk, National Park Service
[Illustratie op blz. 16, 17]
De duinen in de zomer
[Illustratie op blz. 17]
De duinen in de winter
[Illustratie op blz. 18]
Het Łebskomeer
[Illustratie op blz. 18]
Grote zaagbekken
[Illustratie op blz. 18]
Helmgras
[Illustratie op blz. 18]
Unieke zandformaties
[Illustratie op blz. 18]
Ree