‘Jehovah voorzag in rechters’
HET is niet moeilijk de Tabor (F4) op de kaart te vinden — ten zuidwesten van het Meer van Galilea, in de Jizreëlvallei. Probeer je een beeld te vormen van een leger van 10.000 man dat zich op de top van de berg verzamelt. Jehovah gebruikte rechter Barak en de profetes Debora om Israël op te roepen voor de strijd tegen de Kanaänitische koning Jabin, die het volk 20 jaar had onderdrukt. Onder aanvoering van Sisera kwamen Jabins 900 strijdwagens, die met gevaarlijke ijzeren zeisen waren uitgerust, van Haroseth naar de droge bedding van de Kison, tussen Megiddo en de Tabor.
Barak daalde met de mannen van Israël in de vallei af om tegen Sisera te strijden. Jehovah zorgde voor de overwinning door de Kison in een woeste stroom te veranderen, waardoor Sisera’s wagens vast kwamen te zitten en de Kanaänieten in paniek raakten (Re 4:1–5:31). Dat was maar een van de vele overwinningen die God Israël in de tijd van de rechters gaf.
Na de verovering van Kanaän werd het land onder de stammen van Israël verdeeld. Kijk eens waar de verschillende niet-Levitische stammen zich vestigden. De kleine stam Simeon kreeg steden in het gebied van Juda. Na Jozua’s dood ging het volk geestelijk en moreel achteruit. De Israëlieten ‘raakten in grote moeilijkheden’ door vijanden die hen onderdrukten. Barmhartig ‘voorzag Jehovah in rechters’ — 12 mannen met geloof en moed — die Israël in de loop van drie eeuwen bevrijdden (Re 2:15, 16, 19).
Rechter Gideon versloeg 135.000 Midianitische strijders met slechts 300 lichtbewapende maar alerte soldaten. Het slagveld bevond zich tussen de berg Gilboa en Moré. Na een eerste overwinning ging Gideon de vijand achterna in oostelijke richting, de woestijn in (Re 6:1–8:32).
Jefta, een Gileadiet uit de stam Manasse, bevrijdde Israëlitische steden ten oosten van de Jordaan van de Ammonitische onderdrukkers. Tijdens zijn veldtocht maakte Jefta kennelijk gebruik van de Koningsweg, die Ramoth-Gilead met het gebied van Aroër verbond (Re 11:1–12:7).
Simsons heldendaden tegen de Filistijnen vonden plaats in het kustgebied rond Gaza en Askelon. Gaza ligt in een streek die rijk is aan water en bekend is om zijn landbouw. Simson gebruikte 300 vossen om de graanvelden, wijngaarden en olijfbomen van de Filistijnen in brand te steken (Re 15:4, 5).
Zoals blijkt uit het Bijbelse verslag of zoals op te maken lijkt uit de vermelding van hun stam, waren de rechters actief in allerlei delen van het beloofde land. Waar deze rechters ook in actie kwamen, Jehovah zorgde in deze moeilijke tijd goed voor zijn berouwvolle volk.
[Kaart op blz. 15]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Stammen en rechters
Rechters
1. Othniël (stam Manasse)
2. Ehud (stam Juda)
3. Samgar (stam Juda)
4. Barak (stam Naftali)
5. Gideon (stam Issaschar)
6. Tola (stam Manasse)
7. Jaïr (stam Manasse)
8. Jefta (stam Gad)
9. Ebzan (stam Zebulon)
10. Elon (stam Zebulon)
11. Abdon (stam Efraïm)
12. Simson (stam Juda)
Stamgebieden (zie publicatie)
Enclavesteden van Manasse
E4 Dor
E5 Megiddo
E5 Taänach
F4 En-Dor
F5 Beth-Sean (Beth-San)
F5 Jibleam (Gath-Rimmon)
Enclavesteden van Simeon
C9 Saruhen (Saäraïm) (Silhim)
C10 Beth-Lebaoth (Beth-Biri)
D8 Ether (Tochen)
D9 Ziklag
D9 Aïn
D9 Hazar-Susa?
D9 Asan
D9 Berseba
D10 Hazar-Sual
E9 Etam
E9 Beth-Markaboth
E9 Bethuël? (Chesil?)
E9 Seba? (Jesua)
E10 Baälath-Beër (Baäl)
E10 Ezem
Levitische vluchtsteden
E8 Hebron
F3 Kedes
F6 Sichem
H4 Golan
H5 Ramoth-Gilead
H8 Bezer
Hoofdwegen
B10 Via Maris
G10 Koningsweg
Stammen van Israël
DAN (D7)
D7 Joppe
E8 Zora
JUDA (D9)
C8 Askelon
C9 Gaza
C9 Saruhen (Saäraïm) (Silhim)
C10 Beth-Lebaoth (Beth-Biri)
C12 Azmon
C12 Kades
D7 Jabneël
D8 Ether (Tochen)
D9 Ziklag
D9 Aïn
D9 Hazar-Susa?
D9 Asan
D9 Berseba
D10 Hazar-Sual
E8 Lechi
E8 Bethlehem
E8 Hebron
E9 Etam
E9 Beth-Markaboth
E9 Bethuël? (Chesil?)
E9 Seba? (Jesua)
E10 Baälath-Beër (Baäl)
E10 Ezem
ASER (E3)
E2 Tyrus
E4 Haroseth
E4 Dor
F1 Sidon
MANASSE (E5)
E6 Samir (Samaria)
E6 Pirathon
F6 Sichem
G5 Abel-Mehola
EFRAÏM (E7)
E7 Timnath-Serah
F6 Tappuah
F6 Silo
F7 Bethel (Luz)
NAFTALI (F3)
F2 Beth-Anath
F3 Kedes
G3 Hazor
ZEBULON (F4)
E4 Bethlehem
ISSASCHAR (F5)
E5 Megiddo
E5 Kedes (Kisjon)
E5 Taänach
F4 En-Dor
F5 Beth-Sitta
F5 Beth-Sean (Beth-San)
F5 Jibleam (Gath-Rimmon)
BENJAMIN (F7)
F7 Gilgal
F8 Jeruzalem
DAN (G2)
G2 Dan (Laïs)
MANASSE (H3)
H4 Golan
GAD (H6)
G6 Sukkoth
G6 Pnuël
G6 Mizpa (Mizpé)
G7 Jogbeha
H5 Ramoth-Gilead
H7 Rabba
H7 Abel-Keramim
RUBEN (H8)
G7 Hesbon
G9 Aroër
H7 Minnith
H8 Bezer
[Andere plaatsen]
I1 Damaskus
[Bergen]
F4 Tabor
F4 Moré
F5 Gilboa
F6 Ebal
F6 Gerizim
[Zeeën en meren]
C5 Middellandse Zee (Grote Zee)
F9 Zoutzee
G4 Meer van Galilea
[Rivieren en beken]
B11 Wadi van Egypte
F6 Jordaan
G6 Jabbok
G9 Arnon
G11 Zered
[Afbeelding op blz. 14]
De Tabor, in het gebied van Issaschar, steekt uit boven de Jizreëlvallei
[Afbeelding op blz. 14]
Sisera’s wagens liepen vast in het stijgende water van de Kison