GANGREEN
Weefselversterf in een lichaamsdeel, zoals in een teen of voet, als gevolg van stoornis in de bloedcirculatie. Bij droog gangreen zijn de slagaders verstopt of afgesloten (zoals bijvoorbeeld bij arteriosclerose); het aangetaste lichaamsdeel wordt zwart, droog en gevoelloos. Bij vochtig gangreen zijn gewoonlijk zeer kleine bloedvaten — de haarvaten en kleine aders — betrokken. Bij gasgangreen kunnen de zich in het dode of afstervende weefsel bevindende bacteriën gasbelletjes onder de huid vormen, wat ertoe leidt dat het weefsel snel loslaat. Daar er in het algemeen bacteriën in gangreneus weefsel aanwezig zijn, draagt de resulterende infectie er dikwijls toe bij dat het afsterven van de cellen snel om zich heen grijpt. Indien de bacteriën in de bloedbaan terechtkomen, wordt de toestand nog kritieker, en indien er niet onmiddellijk een passende behandeling volgt, treedt de dood in.
De apostel Paulus gebruikt het woord in figuurlijke zin en doelt daarmee op het verbreiden van een valse leer en op „holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan”. Hij beklemtoont het gevaar hiervan voor de hele gemeente door te zeggen: „Want zij zullen tot steeds meer goddeloosheid voortgaan en hun woord zal zich verbreiden als gangreen.” Vervolgens haalt hij voorbeelden aan: „Tot hen behoren Hymeneüs en Filetus. Dezen zijn van de waarheid afgeweken door te zeggen dat de opstanding reeds is geschied; en zij ondermijnen het geloof van sommigen” (2Ti 2:16-18). Aangezien Paulus de gemeente reeds eerder vergeleken heeft met een lichaam dat vele leden heeft — voeten, handen, enzovoort (1Kor 12) — wordt door het zinnebeeldige gebruik van gangreen en het gevaar dat dit voor het menselijk lichaam oplevert, sterk de nadruk gelegd op de noodzaak om valse leer en goddeloze spraak uit de christelijke gemeente te bannen.