SECRETARIS
Gewoonlijk een aangestelde beambte die bedreven was in het schrijven en bijhouden van berichten. Het Hebreeuwse woord so·ferʹ kan ook worden weergegeven met „schrijver” en „afschrijver”.
In elk geval waren er in Israël tijden dat er een vertrouwde hoge hofbeambte was die „de secretaris van de koning” of „de secretaris” werd genoemd (2Kr 24:11; 2Kon 19:2). Hij was niet eenvoudig een schrijver, die alleen maar de taak had documenten op te stellen, noch louter een afschrijver van de Wet (Re 5:14; Ne 13:13; vgl. 2Sa 8:15-18; 20:23-26; zie AFSCHRIJVER; SCHRIFTGELEERDE, SCHRIJVER). Bij tijd en wijle handelde de secretaris van de koning financiële aangelegenheden af (2Kon 12:10, 11) en sprak hij als vertegenwoordiger van de koning, ongeveer in de hoedanigheid van een ’minister van buitenlandse zaken’ (Jes 36:2-4, 22; 37:2, 3). Onder Salomo’s heerschappij worden twee van de „vorsten” secretarissen genoemd. — 1Kon 4:2, 3; vgl. 2Kr 26:11; 34:13.
De bijbel spreekt niet alleen over „de secretaris van de koning”, maar ook over „de secretaris van de legeroverste” (2Kon 25:19; Jer 52:25) en „de secretaris van de levieten” (1Kr 24:6). Baruch diende als schrijver of secretaris van Jeremia. — Jer 36:32.