Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 20-21
  • Abigaïl

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Abigaïl
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Abigaïl
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Ze was een verstandige vrouw
    Volg hun geloof na
  • Abigaïl — een opvallend verstandige vrouw
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Ze handelde verstandig
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2009
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 20-21

ABIGAÏL

(Abi̱gaïl) [vader (d.w.z. bron) van vreugde; of: de vader verheugt zich].

1. Een van Davids vrouwen. Een vrouw uit de stad Karmel die oorspronkelijk de echtgenote was van de rijke Nabal uit het naburige Maon, dat evenals Karmel aan de rand van de wildernis van Juda lag, ten W. van de Dode Zee (1 Sam. 25:2, 3; Joz. 15:20, 55). Zij „had een goed doorzicht en was schoon van gestalte”, terwijl haar eerste man, wiens naam „verstandeloos” of „dwaas” betekent, ’hardvochtig was en zijn praktijken slecht waren’.

Na de dood van de profeet Samuël trokken David en zijn mannen naar het gebied waar de kudden van Abigaïls echtgenoot werden geweid. Davids mannen werden daar toen dag en nacht als een beschermende „muur” om Nabals herders en kudden. Toen de tijd voor het schapenscheren aanbrak, zond David daarom enkele jonge mannen naar Karmel om Nabals aandacht te vestigen op de goede diensten die hem waren bewezen en hem om wat voedsel te vragen (1 Sam. 25:4-8, 15, 16). De gierige Nabal slingerde hun echter verwijten naar het hoofd en beledigde David door te zeggen dat hij een onbelangrijk man was, terwijl hij insinueerde dat zij allen weggelopen slaven waren (vs. 9-11, 14). Dit maakte David zo woedend dat hij zijn zwaard aangordde en aan het hoofd van zo’n 400 man naar Karmel trok om Nabal en de mannen van zijn huishouding uit te roeien. — Vs. 12, 13, 21, 22.

Abigaïl, die van een verontruste dienstknecht over het voorval hoorde, toonde haar voortreffelijke inzicht door onmiddellijk een flinke voorraad levensmiddelen en koren bijeen te brengen en stuurde dit, na het aan de zorg van haar dienstknechten te hebben toevertrouwd, voor zich uit, evenals Jakob dit vóór zijn ontmoeting met Esau had gedaan (1 Sam. 25:14-19; Gen. 32:13-20). Zonder iets tegen haar echtgenoot te zeggen, reed zij David tegemoet. In een lang en vurig pleidooi, waarin zij blijk gaf van wijsheid en logica, alsook van eerbied en nederigheid, overtuigde zij David ervan dat de verstandeloze woorden van haar echtgenoot geen rechtvaardiging vormden voor onrechtvaardig bloedvergieten of gebrek aan vertrouwen dat Jehovah zelf de zaak op een rechtvaardige wijze zou rechtzetten (1 Sam. 25:14-20, 23-31). David dankte God voor het gezonde verstand en het snelle optreden van de vrouw. — Vs. 32-35; vergelijk Spreuken 25:21, 22; 15:1, 2.

Weer thuisgekomen, wachtte Abigaïl tot haar man na een dronkemansfeest weer nuchter was en deelde hem toen mee wat zij had gedaan. Nu „bestierf [zijn hart] het in zijn binnenste, en hijzelf werd als een steen” en na tien dagen veroorzaakte Jehovah zijn dood. Toen het bericht David bereikte, zond hij Abigaïl een huwelijksaanzoek, dat zij zonder aarzelen accepteerde. Zij deelde Davids liefde met Ahinoam, een Jizreëlitische, die al eerder door David tot vrouw was genomen. Davids eerste vrouw, Michal, was door haar vader Saul reeds aan een andere man gegeven. — 1 Sam. 25:36-44.

Toen David te Gath was, op de vlakten van Filistea, was Abigaïl bij hem en naderhand ook te Ziklag, in het heuvelland. Tijdens Davids afwezigheid werd Ziklag door een uit het Z. afkomstige Amalekitische roversbende in brand gestoken en werden alle vrouwen en kinderen, ook Abigaïl en Ahinoam, weggevoerd. Door Jehovah van succes verzekerd, zette David aan het hoofd van zijn mannen de achtervolging in en, na een verrassende aanval op de Amalekieten, overwon hij hen en heroverde hij de gevangenen en de bezittingen. — 1 Sam. 30:1-19.

Drie dagen nadat zij in Ziklag waren teruggekeerd, bereikte hun het bericht omtrent Sauls dood (2 Sam. 1:1, 2). Abigaïl vergezelde haar man nu naar Hebron in Juda, waar David voor het eerst tot koning werd gezalfd. Hier baarde zij een zoon, Kileab (2 Sam. 3:3), die in 1 Kronieken 3:1 ook Daniël wordt genoemd. Het aantal vrouwen van David nam in Hebron toe tot zes. Abigaïl en haar zoon worden nadien in het verslag niet meer vermeld. — 2 Sam. 3:2-5.

2. Een van Davids twee zusters (1 Kron. 2:13-17). Sommige geleerden geloven dat zij slechts een halfzuster was, met dezelfde moeder, maar niet dezelfde vader. In 2 Samuël 17:25 wordt Abigaïl „de dochter van Nahas” genoemd. Volgens de rabbijnse overlevering is Nahas eenvoudig een andere naam voor Isaï, de vader van David. In de Septuaginta (uitgave van de Lagarde) staat in dit vers „Isaï” in plaats van „Nahas”. Een aantal moderne vertalingen luiden ook zo. (Zie LV; AT en JB [Engels].) Het is echter opmerkelijk dat in het verslag in 1 Kronieken 2:13-16 Abigaïl en Zeruja geen ’dochters van Isaï’ maar „zusters” van Isaï’s zonen, met inbegrip van David, worden genoemd. Dit laat de mogelijkheid open dat hun moeder eerst met een man gehuwd was die Nahas heette, aan wie zij Abigaïl en Zeruja baarde voordat zij Isaï’s vrouw en de moeder van zijn zonen werd. Er kan daarom niet dogmatisch worden gezegd dat Abigaïl de dochter van Isaï was.

Er wordt van Abigaïl, Davids zuster, gezegd dat zij slechts één zoon baarde, Amasa. In 2 Samuël 17:25 wordt naar haar man verwezen als Jitra de Israëliet, maar elders wordt hij Jether genoemd (1 Kon. 2:5, 32) en in 1 Kronieken 2:17 wordt over hem gesproken als de „Ismaëliet Jether”. Het is mogelijk dat Abigaïl een huwelijk met Jether aanging in de tijd dat Isaï en zijn gezin nog in het land Moab woonden (1 Sam. 22:3, 4). Tijdens Davids regering wordt er geen speciale aandacht aan haar zoon, Amasa, geschonken, tot aan de opstand van Absalom. Zijn neef Absalom stelde hem toen tot zijn legeroverste aan. Toch liet koning David, de broer van Abigaïl, zich na de dood van Absalom met haar zoon Amasa in om zich bij zijn terugkeer tot de troon van diens steun te verzekeren en stelde hij daarna Amasa in Joabs plaats tot legeroverste aan (2 Sam. 19:11-14). Door deze aanstelling werd Abigaïls zoon al spoedig door de hand van zijn verbitterde neef Joab gedood. — 2 Sam. 20:4-10.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen