Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 38-39
  • Adam

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Adam
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GEVOLGEN VAN DE ZONDE
  • Adam
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • God maakt de eerste man en vrouw
    Leer van de verhalen uit de Bijbel
  • Wie ontvangen een opstanding? — Waarom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • De laatste vijand, de dood, wordt tenietgedaan
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2014
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 38-39

ADAM

(A̱dam) [aardse mens, mensheid; van een grondwoord afgeleid dat „rood” of „rossig” betekent].

Het Hebreeuwse woord dat met „mens”, „mensheid” of „aardse mens” wordt weergegeven, komt in de Schrift zo’n 560 maal voor en wordt op afzonderlijke personen en op de mensheid in het algemeen van toepassing gebracht. Het wordt ook als eigennaam gebruikt.

1. God zei: „Laten wij de mens maken naar ons beeld” (Gen. 1:26). Wat een historische uitspraak! En wat een unieke positie neemt „Adam, [de] zoon van God”, als eerste menselijke schepsel in de geschiedenis in! (Luk. 3:38) Adam was de schitterende bekroning van Jehovah’s aardse scheppingswerken, niet alleen omdat hij kort voor het einde van zes scheppingsperiodes werd geschapen, maar ook — wat nog belangrijker is — omdat hij „naar Gods beeld” werd geschapen (Gen. 1:27). Daarom bezat de volmaakte mens Adam mentale vermogens en capaciteiten die verre superieur waren aan die van alle andere aardse schepselen. Dit geldt — zij het in veel geringere mate — ook voor zijn gedegenereerde nageslacht.

Daar Adam naar de gelijkenis van zijn Grootse Schepper was gemaakt, bezat hij de goddelijke eigenschappen liefde, wijsheid, gerechtigheid en macht. Hij bezat dus een moraliteitsbesef en een geweten, iets geheel nieuws op het gebied van het aardse leven. Als evenbeeld van God zou Adam de beheerder van de gehele aarde zijn en de zee- en landdieren, alsook het gevogelte des hemels in onderworpenheid hebben. Adam behoefde daarom niet, geheel of gedeeltelijk, een geestelijk schepsel te zijn om goddelijke eigenschappen te bezitten. Jehovah formeerde de mens uit de stofdeeltjes van de aardbodem, legde de levenskracht in hem, zodat hij een levende ziel werd, en gaf hem het vermogen het beeld en de gelijkenis van zijn Schepper te weerspiegelen. „De eerste mens is uit de aarde en van stof gemaakt.” „De eerste mens, Adam, werd een levende ziel” (Gen. 2:7; 1 Kor. 15:45, 47). Dat was in het jaar 4026 v.G.T., waarschijnlijk in de herfst van dat jaar, want in de oudste kalenders van de mensheid begon het jaar in de herfst, rond 1 oktober, ofte wel met de eerste nieuwe maan van het burgerlijke maanjaar. — Zie JAAR.

Adams tehuis was een heel bijzonder paradijs, echt een volmaakte tuin van geneugte, Eden genaamd, waarin alle voor het leven noodzakelijke dingen aanwezig waren, want daar bevond zich „allerlei geboomte . . ., begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel”, waarmee hij voortdurend in zijn onderhoud zou kunnen voorzien (Gen. 2:9). Hij was omgeven door vreedzame dieren van de meest uiteenlopende soorten. Maar Adam was alleen. Er was geen ander schepsel „naar zijn soort” met wie hij kon praten. Jehovah erkende dat het „niet goed [is] dat de mens alleen blijft”. Door een chirurgische ingreep, de eerste en enige in zijn soort, nam Jehovah derhalve een rib van Adam en formeerde deze tot een vrouwelijke tegenhanger die zijn echtgenote en de moeder van zijn kinderen zou worden. Buiten zichzelf van vreugde over zo’n beeldschone hulpe en permanente metgezellin, riep Adam de woorden uit die later als het eerste gedicht werden opgetekend: „Dit is eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees.” Hij noemde haar Mannin „omdat deze uit de man werd genomen”. Later noemde Adam zijn vrouw Eva (Gen. 2:18-23; 3:20). De waarheidsgetrouwheid van dit verslag werd door Jezus en de apostelen bevestigd (Matth. 19:4-6; Mark. 10:6-9; Ef. 5:31; 1 Tim. 2:13). Bovendien zegende Jehovah dit pasgetrouwde paar door hun volop plezierig werk te geven. Zij waren niet tot nietsdoen gedoemd. Zij zouden zich er actief mee bezig moeten houden hun paradijstehuis te bebouwen en te verzorgen, en naarmate zij zich vermenigvuldigden en de aarde met miljarden soortgenoten zouden vullen, zouden zij dit paradijs tot de einden der aarde moeten uitbreiden. Dit was een goddelijke opdracht. — Gen. 1:28.

„God [zag] alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed” (Gen. 1:31). Inderdaad, vanaf het allereerste begin was Adam in elk opzicht volmaakt. Hij kon spreken en bezat een zeer uitgebreide woordenschat. Hij was in staat de levende schepselen in zijn omgeving betekenisvolle namen te geven, en hij kon wederzijdse gesprekken met zijn God en met zijn vrouw voeren.

Vanwege al deze en nog veel meer redenen was Adam verplicht zijn Grootse Schepper lief te hebben, hem te aanbidden en hem strikt te gehoorzamen. Meer dan dat, de Universele Wetgever gaf hem een eenvoudige wet die gehoorzaamheid van hem verlangde en lichtte hem volledig in over de rechtvaardige en redelijke straf op ongehoorzaamheid. Hij zei: „Wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Gen. 2:16, 17; 3:2, 3). Ondanks deze uitdrukkelijke wet, die een strenge straf op ongehoorzaamheid inhield, gehoorzaamde Adam niet.

GEVOLGEN VAN DE ZONDE

Eva werd door Satan de Duivel grondig bedrogen, haar man daarentegen niet. „Adam [werd] niet bedrogen”, zegt de apostel Paulus (1 Tim. 2:14). Hij werd willens en wetens, ja, opzettelijk, ongehoorzaam en probeerde zich toen als een misdadiger te verbergen. In plaats van bij het verhoor berouw of spijt te tonen of om vergeving te vragen, probeerde hij zich te rechtvaardigen en de verantwoordelijkheid op anderen af te schuiven, ja, hij gaf Jehovah zelfs de schuld van zijn opzettelijke zonde. „De vrouw, die gij hebt gegeven om bij mij te zijn, zij heeft mij van de vrucht van de boom gegeven en dus heb ik gegeten” (Gen. 3:7-12). Adam werd derhalve uit Eden verwijderd en kwam op een niet-onderworpen aarde terecht, die ertoe veroordeeld was doornen en distels voort te brengen. In het zweet van zijn aangezicht moest hij de bittere vruchten van zijn zonde oogsten. Buiten de tuin, waar hem de oordeelsvoltrekking wachtte, werd Adam de vader van zonen en dochters, maar slechts de namen van drie zonen zijn voor ons bewaard gebleven — Kaïn, Abel en Seth. Omdat Adam zelf zondig was, droeg hij op al zijn kinderen de erfzonde en de dood over. — Gen. 3:23; 4:1, 2, 25.

Dit was het tragische begin dat Adam het mensengeslacht gaf. Het paradijs, geluk en eeuwig leven gingen verloren en wegens ongehoorzaamheid kwamen daar zonde, lijden en de dood voor in de plaats. „Door één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” „De dood [heeft] als koning geregeerd [vanaf] Adam” (Rom. 5:12, 14). Jehovah zorgde echter in zijn wijsheid en liefde voor een „tweede mens”, de „laatste Adam”, de Heer Jezus Christus. Door bemiddeling van deze gehoorzame „Zoon van God” werd voor de nakomelingen van de ongehoorzame „eerste mens, Adam”, de weg tot eeuwig leven in het herstelde Paradijs geopend en voor de kerk of gemeente van Christus zelfs de weg tot hemels leven. „Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden.” — Joh. 3:16, 18; Rom. 6:23; 1 Kor. 15:22, 45, 47.

Na zijn verdrijving uit Eden maakte de zondaar Adam nog meer verschrikkelijke dingen mee: de moord op zijn eigen zoon, de verbanning van zijn zoon die moordenaar was geworden, het misbruik van de huwelijksregeling en de ontheiliging van Jehovah’s heilige naam. Hij beleefde ook de bouw van een stad, de ontwikkeling van muziekinstrumenten en het smeden van ijzeren en koperen gereedschappen. Hij zag hoe Henoch, „de zevende in rechte lijn afstammend van Adam”, „met de ware God [bleef] wandelen” en werd door dat voorbeeld veroordeeld. Hij was zelfs nog een tijdgenoot van Lamech, die tot het negende geslacht behoorde en Noachs vader was. Na 930 jaar (in het jaar 3096 v.G.T.), waarin hij op slechts een zeer korte tijd na aan een zich langzaam voltrekkend stervensproces onderworpen was, keerde hij ten slotte, precies zoals Jehovah had gezegd, tot het stof terug, waaruit hij genomen was. — Gen. 4:8-26; 5:5-24; Jud. 14.

2. Een stad (volgens Jozua 3:16 „bezijden Zarethan” gelegen), waarschijnlijk het huidige Tell ed-Damiyeh, een plaats aan de oostelijke oever van de rivier de Jordaan, net beneden de monding van het stroomdal van de Jabbok, ongeveer 30 km ten N. van Jericho. De naam van de stad kan afgeleid zijn van de kleur van de aangeslibde klei, die in deze streek overvloedig voorkomt. — 1 Kon. 7:46.

Het bijbelse verslag geeft te kennen dat bij Adam het water van de Jordaan werd tegengehouden toen de Israëlieten de rivier overtrokken. Vanaf Tell ed-Damiyeh begint zich het Jordaandal naar het noorden sterk te vernauwen, en de geschiedenis verhaalt dat er in het jaar 1267 door een geweldige aardverschuiving een afdamming ontstond en het water ongeveer 16 uur lang werd tegengehouden. Meer recent hebben in de zomer van 1927 aardschokken opnieuw aardverschuivingen veroorzaakt die de loop van de Jordaan 21 1/2 uur onderbraken. (Zie The Foundations of Bible History — Joshua-Judges, door John Garstang, blz. 136, 137; ook De bijbel heeft toch gelijk, door Werner Keller, blz. 154, 155.) Indien het God behaagde een dergelijke afdamming als middel te gebruiken, dan zou deze in de dagen van Jozua door een wonder zijn ingetreden precies ten tijde van de overtocht, die Jehovah daags tevoren bij monde van Jozua had aangekondigd. — Joz. 3:5-13.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen