Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 32-34
  • Achab

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Achab
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DULDDE VALSE AANBIDDING
  • BOUWWERKZAAMHEDEN IN DE HOOFDSTAD EN OVERWINNINGEN OP SYRIË
  • MOORD OP NABOTH EN GEVOLGEN
  • MOABITISCHE EN ASSYRISCHE INSCRIPTIES
  • Achab
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hij volhardde ondanks onrecht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2014
  • Izebel
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Wat is echt berouw?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2021
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 32-34

ACHAB

(A̱chab) [vaders broer].

Zoon van Omri en een koning van het noordelijke koninkrijk Israël. Hij heeft 22 jaar in Samaria geregeerd, van 940–919 v.G.T., en werd bij zijn dood door zijn zoon Ahazia opgevolgd. — 1 Kon. 16:28, 29; 22:40, 51.

DULDDE VALSE AANBIDDING

Op het uiterst belangrijke gebied van de ware aanbidding heeft Achab een bijzonder slecht bericht opgebouwd. Niet alleen duurde de verontreinigde aanbidding van Jehovah door middel van Jerobeams gouden kalveren voort, maar door zijn vroege huwelijk met Izebel, de dochter van Ethbaäl, de koning van Sidon, werd Israël ook op ongekende schaal met de Baälaanbidding besmet. Josephus, die de klassieke geschiedschrijver Menander aanhaalt, verwijst naar Ethbaäl als Ithobal, en het verslag (Tegen Apion, I, 18) vertelt dat deze voordat hij, na de koning te hebben vermoord, de troon besteeg, priester van Astarte was. Achab liet zich er door zijn heidense vrouw Izebel toe bewegen Baäl te aanbidden, een tempel voor Baäl te bouwen en een heilige paal ter ere van Astoreth (Astarte) op te richten (1 Kon. 16:30-33). Het duurde niet lang of er waren 450 Baälsprofeten en 400 profeten van de heilige paal, die allen aan Izebels koninklijke tafel aten (18:19). Ware profeten van Jehovah werden met het zwaard gedood, en het was slechts aan het optreden van de godvruchtige Obadja, die over Achabs huishouding ging, te danken dat 100 van hen in leven bleven doordat hij hen in grotten verborg, waar zij op water en brood leefden. — 18:3, 4, 13; 19:10.

Als gevolg van het feit dat Achab zich tot de Baälaanbidding had gewend, werd hem door Elia aangekondigd dat er een ernstige droogte zou aanbreken, die volgens Lukas 4:25 en Jakobus 5:17 drie jaar en zes maanden duurde (1 Kon. 17:1; 18:1). Slechts op Elia’s woord zou er weer regen komen, en alhoewel Achab in alle omliggende natiën en koninkrijken naar Elia zocht, bleef deze tot de vastgestelde tijd buiten zijn bereik (17:8, 9; 18:2, 10). Achab probeerde nu de schuld van de droogte en de hongersnood op Elia af te wentelen, een beschuldiging die Elia weerlegde door aan te tonen dat de werkelijke oorzaak de door Achab bevorderde Baälaanbidding was. Een op de top van de berg Karmel gehouden proef bewees dat Baäl een god van niets was, terwijl duidelijk werd aangetoond dat Jehovah de ware God is; de Baälsprofeten werden op bevel van Elia gedood, en kort daarop maakte een enorme stortregen een eind aan de droogte (18:17-46). Achab keerde terug naar Jizreël en naar zijn vrouw, die hij over Elia’s optreden tegen de Baälaanbidding inlichtte. Daarop dreigde Izebel Elia te zullen doden, die toen naar de berg Horeb vluchtte. — 19:1-8.

BOUWWERKZAAMHEDEN IN DE HOOFDSTAD EN OVERWINNINGEN OP SYRIË

Men neemt aan dat tot Achabs bouwwerkzaamheden ook de voltooiing behoorde van de versterkingen van de stad Samaria. Deze bestonden volgens de archeologie uit drie enorm sterke muren die van buitengewoon vakmanschap getuigden. Opgravingen hebben het fundament van een paleis blootgelegd dat van N. naar Z. 96 m lang was, met muren die blijkbaar met wit marmer bekleed waren. Er werden talloze ivoorplaketten gevonden, die ter versiering van meubels en muren dienden, en die wellicht afkomstig zijn uit Achabs „ivoren huis”, dat in 1 Koningen 22:39 wordt genoemd. (Vergelijk Amos 3:15; 6:4.) Maar de rijkdom van de stad en de sterkte van haar positie werden spoedig op de proef gesteld toen Samaria door de Syriër Ben-Hadad, die een bondgenootschap van 32 koningen aanvoerde, werd belegerd. Aanvankelijk willigde Achab gedwee de eisen van de aanvaller in, daarna weigerde hij echter toe te stemmen in wat er feitelijk op neerkwam dat hij vrijwillig zijn paleis liet plunderen. Vredesonderhandelingen mislukten en op Gods aanwijzing volgde Achab een oorlogsstrategie waardoor de vijand werd overrompeld en afgeslacht, alhoewel Ben-Hadad ontkwam. — 1 Kon. 20:1-21.

Ervan overtuigd dat Jehovah slechts een ’berggod’ was, keerde Ben-Hadad het jaar daarop met een even grote strijdmacht terug. Ditmaal trok hij niet op naar het bergland van Samaria, doch stelde hij zich in slagorde op bij Afek, in het dal van Esdrelon. Afek lag in de nabijheid van Jizreël, de lievelingsresidentie van Achab, waar hij ook een paleis had (1 Kon. 21:1). Het Israëlitische leger trok op naar het slagveld, maar vergeleken met het enorme Syrische legerkamp zag het er als „twee kleine geitenkudden” uit. Vol vertrouwen op Jehovah’s belofte dat hij zou laten zien dat zijn macht niet van geografische omstandigheden afhing, brachten Achabs strijdkrachten de vijand een vernietigende nederlaag toe (20:26-30). Maar net als koning Saul het leven van de Amalekiet Agag spaarde, liet Achab Ben-Hadad in leven. Hij sloot een verbond met hem, waarin werd overeengekomen dat de veroverde steden aan Israël teruggegeven zouden worden en er straten in Damaskus aan Achab toegewezen zouden worden, hetgeen kennelijk bedoeld was om in die Syrische hoofdstad Israëlitische nederzettingen te vestigen die aldaar op de commerciële en politieke belangen van Achabs koninkrijk zouden toezien (20:31-34). Evenals Saul werd ook Achab hiervoor door Jehovah veroordeeld, waarbij toekomstige rampspoed voor hem en zijn volk werd voorzegd. — 20:35-43.

MOORD OP NABOTH EN GEVOLGEN

Tijdens een drie jaar durende tussenperiode van vrede richtte Achab zijn aandacht op het verkrijgen van de wijngaard van Naboth van Jizreël, een stuk land dat Achab erg graag wilde hebben omdat het grensde aan het terrein van het paleis waar hij woonde. Toen Naboth, op grond van Gods wet met betrekking tot de onschendbaarheid van erfelijke bezittingen, weigerde het verzoek in te willigen, trok Achab zich gemelijk in zijn huis terug, waar hij met zijn gezicht naar de muur op zijn rustbed ging liggen en weigerde te eten. Toen de heidense Izebel de reden voor zijn neerslachtigheid vernam, beraamde zij de moord op Naboth onder het mom van een rechtszaak wegens godslastering, waarbij zij brieven gebruikte die in Achabs naam waren geschreven. Toen Achab het begeerde stuk grond in bezit ging nemen, ontmoette hij Elia, die hem op vernietigende wijze als moordenaar aan de kaak stelde en hem openlijk veroordeelde als iemand die zichzelf had verkocht om goddeloosheid te bedrijven op de voortdurende aansporing van zijn heidense vrouw. Zoals de honden Naboths bloed hadden opgelikt, zo zou ook Achabs bloed door honden worden opgelikt, en Izebel zelf en Achabs nakomelingen zouden tot voedsel voor honden en aasvogels worden. Deze woorden misten hun uitwerking niet, en in diepe droefheid vastte Achab, in zakken gekleed, waarbij hij afwisselend neerzat en wanhopig heen en weer liep. Op grond hiervan werd hem een mate van barmhartigheid betoond met betrekking tot het tijdstip waarop de rampspoed over zijn huis zou komen. — 1 Kon. 21:1-29.

Achabs betrekkingen met Juda in het Z. werden versterkt door een huwelijksverbintenis tussen Achabs dochter Athalia en Joram, de zoon van koning Josafat (1 Kon. 22:44; 2 Kon. 8:18, 26; 2 Kron. 18:1). Tijdens een vriendschappelijk bezoek van Josafat aan Samaria wist Achab zich van zijn steun te verzekeren in een poging Ramoth-Gilead te heroveren op de Syriërs, die de voorwaarden van het door Ben-Hadad gesloten verbond kennelijk niet geheel waren nagekomen. Alhoewel een groep valse profeten eenstemmig succes garandeerde, werd op Josafats aandringen de door Achab gehate profeet Michaja geroepen, die een onherroepelijke rampspoed voorzei. Achab gaf bevel Michaja gevangen te zetten en ging koppig tot de aanval over, alhoewel hij zich uit voorzorg vermomde; hij werd echter door een Syrische boogschutter geraakt zodat hij langzaam stierf. Zijn lichaam werd naar Samaria gebracht om daar begraven te worden; en toen zij ’de strijdwagen gingen afspoelen bij de vijver van Samaria, likten de honden zijn bloed op’. Er is in Samaria, aan de noordelijke kant van het uitgestrekte paleisterrein een groot aangelegd bassin opgegraven, en dit kan de plaats zijn waar deze profetie in vervulling is gegaan. — 1 Kon. 22:1-38.

MOABITISCHE EN ASSYRISCHE INSCRIPTIES

Er zijn berichten voorhanden over de herbouw van Jericho tijdens de regering van Achab, mogelijk als onderdeel van een programma om Israëls heerschappij over Moab te versterken (1 Kon. 16:34; vergelijk 2 Kronieken 28:15). De Mesasteen, met de inscriptie van koning Mesa van Moab, spreekt over de overheersing van Moab door koning Omri en zijn zoon (Achab).

Assyrische inscripties die de strijd te Karkar tussen Salmaneser III en een coalitie van 12 koningen beschrijven, bevatten de naam A-ha-ab-bu als lid van de coalitie. Volgens de meeste geleerden gaat het hier om een verwijzing naar koning Achab van Israël; zie echter het artikel over SALMANESER voor bewijsmateriaal waardoor wordt aangetoond dat deze veronderstelling aan twijfel onderhevig is.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen