Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 489-490
  • Gezant

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gezant
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VOORCHRISTELIJKE AFGEZANTEN
  • Gezant
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Gezanten in vroeger tijden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Hoe zou u handelen jegens een ambassadeur?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Hoe de medekoningen in hun ambt worden aangesteld
    Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 489-490

GEZANT

[Grieks: presʹbus, oudere man].

In bijbelse tijden werden oudere, rijpe mannen als gezanten uitgekozen.

Jezus Christus kwam als de „apostel” of „gezondene” van Jehovah God. Hij is het die „licht heeft geworpen op leven en onverderfelijkheid, door middel van het goede nieuws”. — Hebr. 3:1; 2 Tim. 1:10.

Nadat Christus tot hemels leven was opgewekt en zich niet meer persoonlijk op aarde bevond, werden zijn getrouwe volgelingen „in de plaats van Christus” aangesteld om als gezanten van God te dienen. Paulus maakt specifiek melding van zijn functie als gezant (2 Kor. 5:18-20). Net als alle gezalfde volgelingen van Jezus Christus werd hij naar natiën en mensen uitgezonden die van Jehovah God, de Opperste Soeverein, vervreemd waren — in een wereld die niet in vrede met God leefde (Joh. 14:30; 15:18, 19; Jak. 4:4). Als gezant bracht Paulus de mensen de boodschap dat zij door bemiddeling van Christus met God verzoend konden worden, en daarom sprak hij, toen hij in de gevangenis zat, over zichzelf als een „gezant in ketenen” (Ef. 6:20). Dat hij zich in ketenen bevond, was een bewijs van de vijandige houding van deze wereld tegenover God en Christus en de Messiaanse koninkrijksregering, want gezanten beschouwt men sedert onheuglijke tijden als onschendbaar. Het was een teken van de grootste vijandigheid en een zeer grove belediging wanneer de natiën de gezanten die het Messiaanse koninkrijk van God vertegenwoordigden, minachtten.

In zijn hoedanigheid van gezant eerbiedigde Paulus de wetten van het land, maar hij bleef strikt neutraal ten opzichte van de politieke en militaire activiteiten van de wereld. Dit was in overeenstemming met het beginsel dat gezanten van wereldlijke regeringen de wet van het land waarheen zij zijn gezonden, moeten gehoorzamen, maar dat land geen trouw als onderdaan verschuldigd zijn.

Net als de apostel Paulus zijn alle getrouwe, gezalfde, door de geest verwekte volgelingen van Christus, die hun burgerschap in de hemelen hebben, „gezanten die optreden in de plaats van Christus”. — 2 Kor. 5:20; Fil. 3:20.

De wijze waarop iemand deze gezanten van God ontvangt, bepaalt hoe God met hem zal handelen. Jezus Christus maakte dit beginsel duidelijk in zijn illustratie omtrent de eigenaar van een wijngaard, die eerst zijn slaven als zijn vertegenwoordigers uitzond, en vervolgens zijn zoon, die door de bebouwers van de wijngaard werd gedood. Daarop bracht de eigenaar van de wijngaard vernietiging over de vijandige bebouwers (Matth. 21:33-41). In een andere illustratie sprak Jezus over een koning, wiens slaven werden gedood toen zij er als boodschappers op uit gingen om gasten voor een bruiloftsfeest uit te nodigen. Degenen die zijn vertegenwoordigers op zo’n manier ontvingen, werden als vijanden van de koning beschouwd (Matth. 22:2-7). Jezus bracht dit beginsel duidelijk naar voren toen hij zei: „Wie iemand ontvangt die ik zend, ontvangt ook mij. En wie mij ontvangt, ontvangt ook hem die mij heeft gezonden.” — Joh. 13:20; zie ook Mattheüs 23:34, 35; 25:34-46.

Jezus gebruikte ook het vrede-bevorderende werk van een gezant om te illustreren dat wij ieder afzonderlijk moeite moeten doen om vrede met Jehovah God te sluiten en alles moeten opgeven om in de voetstappen van zijn Zoon te treden, teneinde Gods gunst en eeuwig leven te verkrijgen (Luk. 14:31-33). In tegenstelling daarmee illustreerde hij hoe dwaas het is tot degenen te behoren die gezanten uitzenden om te protesteren tegen degene aan wie God koninklijke macht verleent (Luk. 19:12-14, 27). De Gibeonieten gaven een goed voorbeeld doordat zij op een tactvolle wijze en met succes om vrede smeekten. — Joz. 9:3-15, 22-27.

VOORCHRISTELIJKE AFGEZANTEN

In voorchristelijke tijden bestond er geen officieel ambt dat nauwkeurig met de functie van de tegenwoordige gezant of ambassadeur overeenkwam. Een land had geen in het buitenland wonende diplomatieke vertegenwoordigers. Daarom kan de taak van een gezant in bijbelse tijden beter omschreven worden als die van een „bode” of „boodschapper” en „afgezant”. In rang en status kwamen zij echter in veel opzichten overeen met de huidige gezanten of ambassadeurs, en enkele van deze aspecten zullen hieronder behandeld worden. Zulke mannen waren officiële vertegenwoordigers van hun land, die boodschappen van hun regering of van hun regeerder overbrachten.

In tegenstelling tot de huidige gezanten of ambassadeurs werden afgezanten of boodschappers in de oudheid, aangezien zij niet in de hoofdstad van een vreemde staat woonden, slechts bij speciale gelegenheden en met een specifiek doel uitgezonden. Het waren dikwijls personen van stand (2 Kon. 18:17, 18), en hun functie werd zeer gerespecteerd. Bijgevolg werd hun persoonlijke onschendbaarheid verleend wanneer zij andere regeerders bezochten.

De behandeling die de boden of afgezanten van een regeerder ontvingen, beschouwde men als werd ze de regeerder en zijn regering gegeven. Toen Rachab bijvoorbeeld de boden die Jozua als verspieders naar Jericho had gezonden, gunst betoonde, deed zij dit feitelijk omdat zij Jehovah als de God en Koning van Israël erkende. Daarom betoonde Jehovah haar door bemiddeling van Jozua gunst (Joz. 6:17; Hebr. 11:31). Een flagrante overtreding van het ongeschreven internationale gebruik om afgezanten te respecteren, was het optreden van de Ammonitische koning Hanun, naar wie koning David als een vriendschappelijk gebaar enkele dienaren had gezonden. De koning van Ammon luisterde naar zijn vorsten, die de boden ten onrechte als spionnen aanduidden, en vernederde deze afgezanten in het openbaar, waardoor hij van minachting blijk gaf tegenover David en diens regering. Deze schandelijke handelwijze leidde tot oorlog. — 2 Sam. 10:2–11:1; 12:26-31.

Terwijl tegenwoordig gezanten door hun land worden teruggeroepen wanneer de diplomatieke betrekkingen met een regering worden verbroken, zonden de volken in de oudheid in crisistijden boden of afgezanten uit in een poging de vredige betrekkingen te herstellen. Jesaja noemt zulke mannen „vredeboden” (Jes. 33:7). Hizkia zond Sanherib, de koning van Assyrië, een verzoek om vrede. Alhoewel Sanherib de versterkte steden van Juda bedreigde, verleenden de Assyriërs de boden vrije doortocht omdat zij afgezanten van Hizkia waren (2 Kon. 18:13-15). Nog een voorbeeld hiervan is in het verslag over Jefta, een rechter van Israël, te vinden. Hij zond boden met een protestbrief naar de koning van Ammon wegens een verkeerde handelwijze van deze koning en om een geschil inzake gebiedsrechten bij te leggen. Jefta zou de kwestie door bemiddeling van zijn boden in vrede hebben geregeld, indien dat mogelijk was geweest. Deze boden werd vrije doortocht tussen de legers verleend. — Recht. 11:12-28.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen