Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 77-78
  • Antiochië

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Antiochië
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • CONNECTIES MET DE BIJBEL
  • Antiochië
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Syrisch Antiochië
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
  • Vervolging leidt tot toename in Antiochië
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
  • Syrisch Antiochië — Een centrum van christelijke activiteit
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 77-78

ANTIOCHIË

(Antiochi̱ë).

1. Antiochië in Syrië werd door Seleucus Nicator gesticht, kort nadat hij met generaal Cassander en generaal Lysimachus in 301 v.G.T. de beslissende slag bij Ipsus in Frygië (Klein-Azië) had gewonnen. Hij koos de plaats wegens haar militaire voordelen en noemde de stad naar zijn vader of zijn zoon, die beiden Antiochus heetten. Op de plaats van het huidige Antakya (in Turkije) werd Antiochië aan de zuidzijde van de bevaarbare Orontes (Asi nehri) in een bocht van deze rivier gesticht, ongeveer 30 km van de Middellandse Zee vandaan. De stad was geografisch zo gelegen dat men van daaruit in heel N.W.-Syrië de handelswegen kon beheersen die van de Eufraat naar de Middellandse Zee liepen. Ze werd weldra een belangrijk handelscentrum, en door de vervaardiging van luxeartikelen kreeg de kosmopolitische stad grote welvaart en rijkdom. Als zeehaven voor Antiochië stichtte Seleucus de naar hem genoemde kuststad Seleucië. Voordat hij in 281 v.G.T. werd vermoord, verplaatste hij zijn regeringszetel van Babylon naar zijn nieuwe Syrische hoofdstad Antiochië, waar de Seleucidendynastie tot 64 v.G.T., toen de Romeinse generaal Pompejus Syrië tot een Romeinse provincie maakte, aan de macht bleef. Antiochië werd niet alleen de hoofdstad van de Romeinse provincie Syrië, maar werd ook de op twee na grootste stad van het rijk, na Rome en Alexandrië.

De stad werd naar het voorbeeld van Alexandrië aangelegd, met brede, door zuilengalerijen omzoomde straten die elkaar kruisten en die de pracht van de omringende gebouwen een indrukwekkende schoonheid verleenden. Antiochië werd „de koningin van het Oosten”, „Antiochië de schone” en „de derde metropool van het Romeinse Rijk” genoemd. De stad bezat een unieke straatverlichting. Ondanks deze uiterlijke tentoonspreiding van schoonheid en bedrijvigheid verwierf de stad wegens de orgiastische riten die daar in naam van religie werden bedreven, de reputatie moreel verdorven te zijn. De bewoners van Antiochië waren naar verluidt „berucht wegens hun losbandigheid”. Juvenalis zei dat ’de Orontes in de Tiber was gestroomd en Rome met het bijgeloof en de immoraliteit van het Oosten had overspoeld’.

CONNECTIES MET DE BIJBEL

Josephus bericht dat de joden er door de Seleuciden toe werden aangemoedigd zich in Antiochië te vestigen en daar volledige burgerrechten kregen. Aldus ontstond er een flinke joodse gemeenschap. De eerste keer dat Antiochië in de bijbel wordt vermeld, is in verband met Nikolaüs van Antiochië, die een christen werd nadat hij tot de joodse religie was bekeerd (Hand. 6:5). De christelijke activiteit begon daar pas echt toen enkelen van de discipelen door de verdrukking die na de dood van Stefanus ontstond, tot aan Antiochië werden verstrooid (Hand. 11:19, 20). Toen de gemeente in Jeruzalem hoorde dat vele Griekssprekende mensen gelovigen werden, zonden zij Barnabas naar Antiochië, en toen hij de grote belangstelling daar bemerkte, haalde hij Paulus uit Tarsus om te helpen (Hand. 11:21-26). Zij beiden woonden daar een jaar lang en onderwezen de mensen, en later gebruikte Paulus Antiochië als uitgangspunt van zijn zendingsreizen. Het was in Antiochië dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid voor het eerst „christenen” werden genoemd (Hand. 11:26). De edelmoedigheid van de gemeente aldaar kwam tot uiting toen zij omstreeks 46 G.T. door de hand van Paulus en Barnabas een reliefgave (Hand. 11:29) aan het besturende lichaam in Jeruzalem zonden. Dit viel samen met een grote hongersnood die zich in de tijd van Claudius voordeed en die door Agabus was voorzegd (Hand. 11:27, 28). Nadat Paulus en Barnabas naar Antiochië waren teruggekeerd, gaf de heilige geest te kennen dat zij voor een speciaal werk afgezonderd moesten worden. Daarop werden zij beiden uitgezonden op een reis die als de eerste zendingsreis van Paulus bekend is komen te staan (47–48 G.T.). Voordat Paulus zijn tweede zendingsreis begon en terwijl hij zich in Antiochië bevond, rees in 49 G.T. de kwestie of de heidenen besneden moesten worden. Nadat het besturende lichaam in Jeruzalem een beslissing aangaande deze kwestie had genomen, werd de gemeente in Antiochië door Paulus en Barnabas van het besluit in kennis gesteld (Hand. 15:13-35). De tweede zendingsreis van Paulus, 49–52 G.T., begon en eindigde eveneens in Antiochië, en daar wees Paulus ook de apostel Petrus terecht omdat deze had geschipperd door joden en heidenen verschillend te behandelen. — Gal. 2:11, 12.

2. Antiochië in Pisidië werd eveneens door Seleucus Nicator gesticht en zo genoemd ter ere van zijn vader Antiochus. De ruïnes van de stad liggen thans in de nabijheid van de Turkse stad Yalovach. Ze lag aan de grens van Frygië en Pisidië en werd op verschillende tijden nu eens tot de ene en dan weer tot de andere provincie gerekend. Zo werd er door de Griekse geograaf Strabo uit het begin van de 1ste eeuw G.T. naar verwezen als een stad van Frygië bij de grens van Pisidië. Maar zoals in de New Standard Bible Dictionary door Funk en Wagnalls (blz. 51) wordt opgemerkt, werd de stad „door de meeste schrijvers als Pisidisch aangeduid”, zoals ook Lukas dit deed. Door deze aanduiding werd de stad van Syrisch Antiochië onderscheiden. (Zie PISIDIË.) Onder de Romeinse heerschappij werd ze een vrije stad (189 v.G.T.), en Augustus verleende haar later de status van een Romeinse kolonie. Aldus werd ze het centrum van het burgerlijke en militaire bestuur van Zuid-Galatië. In 39 v.G.T. gaf Marcus Antonius Antiochië en heel Pisidië aan Amyntas, een koning van Galatië, waardoor wederom wordt getoond dat de stad bij Pisidië behoorde. De ruïnes getuigen dat het een stevig versterkte stad was. Wegens haar ligging werd ze in een handelsroute opgenomen die van Cilicië naar Efeze liep, en er woonde een gemengde bevolking, waaronder vele joden, die daar een synagoge hadden opgericht. Het was een volledig gehelleniseerde Griekssprekende stad. Op zijn eerste zendingsreis (47–48 G.T.) bezocht Paulus, vergezeld door Barnabas, de stad tweemaal en predikte daar in de synagoge, waar hij veel belangstelling vond (Hand. 13:14; 14:19-23). Zekere joden echter, die jaloers werden op de grote schare toehoorders, hitsten enkelen van de prominente mannen en vrouwen van de stad op en wierpen Paulus en Barnabas de stad uit. — Hand. 13:45, 50; 2 Tim. 3:11.

[Kaart op blz. 78]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Antiochië in GALATIË

FRYGIË

PISIDIË

GALATIË

SYRIË

Antiochië in SYRIË

Middellandse Zee

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen