AUGUSTUS
(Augu̱stus) [Verhevene; term die wordt gebruikt voor dingen die zeer edel, eerwaardig, heilig zijn; van het Latijnse augere, „vermeerderen”; Grieks: Se·basʹtos, „Vererenswaardige”].
Deze titel, waarin de gedachte aan goddelijkheid opgesloten ligt, werd aan Gaius Octavius verleend. Latere Romeinse keizers namen de titel eveneens aan (Hand. 25:21, 25), maar de term op zich, wanneer die als naam wordt gebruikt, verwijst naar Octavius (Octavianus), de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
Octavius werd op 23 september 63 v.G.T. geboren. Hij was de zoon van Octavius en diens vrouw Atia, beiden van adellijke afkomst. Toen zijn vader vier jaar later stierf, werd hij door Julius Caesar, de oom van zijn moeder, in het geheim geadopteerd. Na de dood van Julius Caesar werd de adoptie in het openbaar bekend, en de jonge Octavius verbond zich al gauw met Marcus Antonius en Lepidus in een triumviraat (driemanschap). Deze drie handelden snel en lieten meedogenloos 300 senatoren en 2000 ridders vermoorden. Vervolgens versloegen zij in 42 v.G.T. Caesars moordenaars bij Filippi, en Octavius verleende de inwoners van deze stad, waar Paulus ongeveer een eeuw later predikte, het Romeinse burgerschap (Hand. 16:12). Lepidus werd naar Afrika gestuurd, en Antonius verbond zich met Cleopatra, de koningin van Egypte. De gespannen betrekkingen tussen Octavius en Antonius leidden in september 31 v.G.T. tot een beslissende krachtmeting in de zeeslag bij Actium, waar Antonius en Cleopatra werden verslagen. Octavius kwam daar dus als de onbetwiste heerser van het Romeinse Rijk uit te voorschijn.
Octavius wees de titels „koning” en „dictator” af, maar aanvaardde de speciale titel „Augustus”, die de Senaat hem op 16 januari 27 v.G.T. verleende. Na de dood van Lepidus in het jaar 12 v.G.T. nam Augustus de titel „Pontifex Maximus” aan. Naarmate zijn macht toenam, voerde hij hervormingen in de regering door, reorganiseerde het leger, richtte de pretoriaanse lijfwacht op (Fil. 1:13) en liet vele tempels bouwen en restaureren.
In het jaar 2 v.G.T. „ging er een verordening uit van Caesar Augustus, dat de gehele bewoonde aarde zich moest laten inschrijven . . .; en alle mensen gingen op reis om zich te laten inschrijven, een ieder naar zijn eigen stad” (Luk. 2:1, 3). Deze verordening had tot gevolg dat Jezus als vervulling van de bijbelse profetie in Bethlehem werd geboren (Dan. 11:20; Micha 5:2). Afgezien van deze inschrijving, die met het oog op belastingheffing en dienstplicht verordend was, en afgezien van de voltrekking van de doodstraf en de aanstelling van regeerders, zoals koning Herodes, mengde Augustus zich heel weinig in het plaatselijke bestuur. Zijn gedragslijn, die na zijn dood werd voortgezet, verleende het joodse Sanhedrin verstrekkende bevoegdheden (Joh. 18:31). Door deze keizerlijke toegeeflijkheid hadden de onderdanen weinig aanleiding om in opstand te komen.
Wat een opvolger betreft had Augustus weinig keus. Zijn neef, twee kleinzonen, een schoonzoon en een stiefzoon stierven, zodat alleen zijn stiefzoon Tiberius overbleef, die hij een jaar voor zijn dood als mederegent aanstelde. Augustus stierf op 19 augustus 14 G.T., volgens de Juliaanse kalender (17 augustus volgens de Gregoriaanse kalender), in de maand die hij naar zichzelf had genoemd. Deze datum wordt zo algemeen erkend, dat hij als uitgangspunt voor de berekening van de chronologie van de Griekse Geschriften wordt gebruikt. Augustus heeft 44 jaar geregeerd en genoot een populariteit als geen andere Romeinse keizer. Een maand na zijn dood werd hij door de Senaat tot een god verheven.
[Illustratie op blz. 129]
Vloottrofee met beeltenis van Augustus