Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 165-170
  • Beesten, symbolische

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Beesten, symbolische
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BEESTEN ALS SYMBOOL VAN REGERINGEN
  • DE WILDE BEESTEN UIT DANIËL EN DE OPENBARING
  • Daniëls visioen van de beesten uit de zee
  • De ram en de geitebok
  • Het zevenkoppige wilde beest uit de zee
  • Het tweehoornige beest uit de aarde
  • Het scharlakengekleurde wilde beest
  • Beesten, symbolische
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Openbaring: Wat het betekent voor Gods vijanden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2022
  • De opmars der wereldmachten in de profetieën
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • Jehovah is „een Onthuller van geheimen”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 165-170

BEESTEN, SYMBOLISCHE.

Sinds onheuglijke tijden heeft de mens de eigenschappen en gewoonten van dieren gadegeslagen en ze in figuurlijke of symbolische zin op personen, volken, regeringen en organisaties toegepast. De bijbel maakt een goed gebruik van dit doeltreffende illustratiemiddel. Enkele voorbeelden waarbij de eigenschappen die een dier bezit, of waaraan het door zijn kenmerken doet denken, figuurlijk worden gebruikt, staan in de bijgaande tabellen vermeld.

BEESTEN ALS SYMBOOL VAN REGERINGEN

In het bijbelse verslag worden enkele belangrijke wereldmachten uit de geschiedenis rechtstreeks vermeld, en al deze wereldmachten, alsook andere natiën, hebben een dier als symbool van hun regering gebruikt. In Egypte speelde de slang een belangrijke rol, de Uraeus, de heilige slang, die op de hoofdtooi van de farao’s was aangebracht. Egypte werd echter ook, evenals Assyrië, zinnebeeldig voorgesteld door de stier. Medo-Perzië gebruikte als embleem de adelaar (op de schilden van de Meden stond de steenarend of goudarend afgebeeld; de Perzen hadden lansen met aan het eind een adelaarsfiguur). Athene werd aangeduid door de uil; Rome door de adelaar; Groot-Brittannië en Nederland hebben als embleem de leeuw; de Verenigde Staten de adelaar. Behalve deze machten wordt China reeds sedert aloude tijden zinnebeeldig voorgesteld door de draak. Bekend zijn ook de Russische „beer” en de Duitse „tweekoppige adelaar”.

DE WILDE BEESTEN UIT DANIËL EN DE OPENBARING

Dat de in deze boeken beschreven beesten politieke koninkrijken of regeringen voorstellen, die heerschappij en autoriteit uitoefenen, wordt duidelijk vermeld (Dan. 7:6, 12, 23; 8:20-22; Openb. 16:10; 17:3, 9-12). Een beschouwing van deze bijbelse passages onthult dat, alhoewel deze politieke ’wilde beesten’ in symbolische vorm variëren, ze toch allemaal bepaalde kenmerken gemeen hebben. Al deze beesten blijken namelijk gekant te zijn tegen Gods heerschappij over de mensheid door middel van het Messiaanse koninkrijk. Ze worden ook afgeschilderd als tegenstanders van Gods „heiligen”, zijn verbondsvolk, aanvankelijk de joodse natie, later de christelijke gemeente. De beesten die met name worden genoemd (Medo-Perzië en Griekenland) waren belangrijke wereldmachten, en uit de reusachtige afmetingen van de andere beesten, of de beschrijving van hun daden, blijkt dat ook dit geen kleine koninkrijken waren. (Gelieve op te merken dat ondergeschikte koninkrijken in sommige gevallen zinnebeeldig worden voorgesteld door horens.) Al deze beesten worden als zeer agressief beschreven, strevend naar de dominerende positie over de natiën of volken die binnen hun machtsbereik liggen. — Vergelijk Daniël 7:17, 18, 21; 8:9-11, 23, 24; Openbaring 13:4-7, 15; 17:12-14.

Vele commentators trachten de vervulling van de visioenen van de beesten uit het boek Daniël te beperken door te zeggen dat die zich niet uitstrekt tot voorbij de tijd dat Jezus Christus op aarde was, toen het Romeinse Rijk de scepter zwaaide. Uit de profetieën zelf blijkt echter duidelijk dat hun vervulling zich wel tot voorbij die tijd uitstrekt. Ze laten zien dat de uiteindelijke verschijningsvorm van de beesten nog steeds bestaat wanneer ’de bestemde tijd aanbreekt dat Gods heiligen het koninkrijk in bezit nemen’, namelijk in de „bestemde tijd van het einde”. Dan vernietigt de Messias die beestachtige tegenstand voor altijd (Dan. 7:21-27; 8:19-25; vergelijk ook Openbaring 17:13, 14; 19:19, 20). Merk op dat Christus Jezus uitdrukkelijk heeft voorzegd dat de tegenstand tegen het Messiaanse koninkrijk zou voortduren tot in de tijd van het einde, zodat zijn discipelen die dan dat koninkrijk predikten, „voorwerpen van haat [zouden] zijn voor alle natiën” (Matth. 24:3, 9-14). Hieruit blijkt duidelijk dat elke willekeurige natie — en zeker wereldmachten — geïdentificeerd kan worden met de uiteindelijke verschijnings- of uitingsvorm van de symbolische wilde beesten.

Daniëls visioen van de beesten uit de zee

Nadat Egypte en Assyrië hun respectieve periodes van overheersing hadden beëindigd, en tegen het einde van het Babylonische Rijk, gaf Jehovah God Daniël een visioen van „vier reusachtige beesten” die uit de uitgestrekte zee opstegen (Dan. 7:1-3). Het is interessant er nota van te nemen dat „wateren” in Openbaring 17:15 worden gebruikt als symbool van „volken en scharen en natiën en talen”, de mensenmassa die de bewoonbare aarde bedekt zoals de wateren de zeebekkens bedekken. In Jesaja 57:20 wordt net zo’n vergelijking gebruikt ter beschrijving van personen die van God vervreemd zijn. Daar staat: „Maar de goddelozen zijn als de opgezweepte zee, wanneer die niet tot rust kan komen, waarvan de wateren zeewier en slijk blijven opwerpen.”

Bijbelcommentators brengen dit visioen gewoonlijk in verband met dat van het reusachtige beeld uit het tweede hoofdstuk van Daniël. Zoals een vergelijking van de hoofdstukken (2 en 7) laat zien, zijn er duidelijke overeenkomsten. Het reusachtige beeld bestond uit vier hoofddelen, die overeenkomen met de vier beesten. De metalen waaruit het beeld bestond, begonnen met het kostbaarste metaal, goud, en werden achtereenvolgens minder kostbaar, terwijl de beesten begonnen met de majestueuze leeuw. In beide visioenen krijgt het vierde deel of „koninkrijk” speciale aandacht, is het wat vorm betreft het ingewikkeldst, voert het nieuwe elementen in en blijft het bestaan tot aan de tijd dat het goddelijke oordeel eraan wordt voltrokken omdat het Gods heerschappij tegenstaat.

Hier volgt een korte beschrijving van de vier beesten: een leeuw, die eerst arendsvleugels heeft, maar ze dan verliest en menselijke eigenschappen aanneemt; een beer (een minder majestueus en logger dier dan de leeuw), die veel vlees eet; een luipaard met vier vleugels (waardoor hij nog grotere snelheid verkrijgt) en vier koppen; en nog een wild beest, het vierde, dat met geen enkel bestaand dier overeenkomt, ongewoon sterk, met grote ijzeren tanden en tien horens, terwijl er zich nóg een horen ontwikkelt met ogen en een ’mond die grandioze dingen spreekt’. Een groot gedeelte van het hoofdstuk gaat over het vierde beest en zijn ongewone horen. Hoewel elk beest „verschillend van de andere” was, gold dit speciaal voor het vierde beest. — Dan. 7:3-8, 11, 12, 15-26.

Wat de toepassing van deze symbolen betreft, zijn er door geleerden natuurlijk diverse uitleggingen aan de hand gedaan. Wanneer wij echter eenvoudig nagaan wat de geschiedenis en de bijbel laten zien in verband met de belangrijkste machten die vanaf Daniëls tijd rechtstreeks met Gods verbondsvolk te maken hadden, helpt dit ons deze symbolen te begrijpen.

Toen Daniël het visioen ontving, was Babylon zelf de heersende macht in het Midden-Oosten. Nadat het Babylonische koninkrijk het overwicht over Assyrië had gekregen, breidde het snel zijn heerschappij over Syrië en Palestina uit, waarbij het koninkrijk Juda met zijn geslachtslijn van Davidische heersers die op de glorierijke troon van Jehovah te Jeruzalem zaten, werd omvergeworpen (1 Kron. 29:23). In dit verband kan er worden opgemerkt dat toen de profeet Jeremia Juda voor de ophanden zijnde verovering door Babylon waarschuwde, hij de toekomstige veroveraar vergeleek met ’een leeuw die uit het struikgewas oprijst’ (Jer. 4:5-7; vergelijk 50:17). Na de val van Jeruzalem zei Jeremia dat Babylons legers de Judeeërs „sneller dan de arenden” hadden achtervolgd (Klaagl. 4:19). De geschiedenis laat zien dat de expansie van Babylon, welk rijk eens tot aan Egypte reikte, weldra ten einde kwam en dat Babylons heersers zich tegen het einde van het rijk lang zo agressief niet meer betoonden als voorheen.

Babylon viel voor het Medo-Perzische koninkrijk, waarvan het bestuurscentrum in de heuvels ten O. van de vlakte van Mesopotamië lag. Het Medo-Perzische Rijk verschilde zeer veel van het Semitische Babylonische Rijk, daar het de eerste Jafethitische (of Arische) macht was die een overheersende positie in het Midden-Oosten verkreeg. Alhoewel de joden naar Juda mochten terugkeren, bleven zij onderworpen aan het Medo-Perzische juk (Neh. 9:36, 37). Dit rijk was zelfs nog meer op verovering belust dan het Babylonische Rijk, en het breidde zijn grondgebied uit van „India tot Ethiopië”. — Esth. 1:1.

De overheersing van Medo-Perzië kwam ten einde door de bliksemsnelle verovering van de Griekse legers onder aanvoering van Alexander de Grote. In slechts enkele jaren stichtte hij een rijk dat gedeelten van Europa, Azië en Afrika omvatte. Dit was het eerste in Europa gegrondveste rijk dat zo’n positie innam. Na Alexanders dood vochten zijn generaals om de heerschappij over het rijk, en vier van hen kregen uiteindelijk het bestuur over verschillende delen. Om Palestina werd gevochten door de wedijverende koninkrijken van Seleucus en Ptolemaeus.

Het Griekse Rijk werd uiteindelijk geheel overgenomen door Rome. Het Romeinse Rijk overtrof alle voorgaande rijken, niet alleen wat de omvang van zijn grondgebied betreft (het besloeg het gehele gebied rond de Middellandse Zee en reikte mettertijd zelfs tot de Britse Eilanden), maar ook in doeltreffendheid van het militaire apparaat en de strengheid waarmee de Romeinse wet in de provincies van het uitgestrekte rijk werd doorgevoerd. Rome was natuurlijk het politieke werktuig dat werd gebruikt om de Messias, Christus Jezus, ter dood te brengen, alsook om de vroege christelijke gemeente te vervolgen. Het rijk bleef gedurende bijna 1000 jaar daarna nog in verschillende vormen bestaan, maar viel ten slotte in verscheidene natiën uiteen, terwijl het Britse Rijk uiteindelijk de overheersende positie verkreeg.

In A Short History of the World maakt de historicus H. G. Wells de volgende interessante opmerkingen om aan te tonen in welke opzichten het Romeinse Rijk van de voorgaande rijken verschilde: „Deze nieuwe Romeinse macht nu, die in de tweede en eerste eeuw v. Chr. verrees om de westelijke wereld te beheersen, was in verschillende opzichten anders dan een der grote rijken die tot op dat moment een overheersende positie in de beschaafde wereld hadden ingenomen. Ze was oorspronkelijk geen monarchie, noch had ze haar macht aan de een of andere grote veroveraar te danken. . . . ze was het eerste republikeinse rijk dat niet te gronde ging en tot nieuwe ontwikkelingen voortvoer. . . . haar bevolking was minder sterk Hamitisch en Semitisch dan die van enig voorgaand rijk. . . . In zoverre was ze een nieuw patroon in de geschiedenis, ze was een tot ontplooiing gekomen Arische republiek. . . . Ze was steeds aan veranderingen onderhevig en verwierf nimmer enige stabiliteit. In zekere zin mislukte het [bestuurs]experiment. In zekere zin blijft het experiment onvoltooid, en Europa en Amerika trachten tegenwoordig nog steeds de raadsels op te lossen van een wereldomvattende staatkunde waarmee het Romeinse volk zich voor het eerst geconfronteerd zag.” — Hfdst. 33, „De groei van het Romeinse Rijk”, blz. 149-151.

De ram en de geitebok

In het visioen dat Daniël twee jaar later ontving (Dan. 8:1), worden de machten die door de twee daarin genoemde symbolische beesten worden voorgesteld, duidelijk met name genoemd. Het koninkrijk Medo-Perzië wordt hier afgebeeld als een mannetjesschaap (een ram) met twee horens, waarvan de hoogste horen later oprees. De geschiedenis laat zien dat de Meden aanvankelijk sterker waren en dat de Perzen daarna het overwicht kregen, alhoewel beide volken samen een dualistische macht bleven vormen. Een geitebok die zich zeer snel over de aarde bewoog, symboliseerde de wereldmacht Griekenland (Dan. 8:3-8, 20, 21). Het profetische visioen laat zien dat de „grote horen” van de geitebok, die zich tussen zijn ogen bevond en die de eerste koning afbeeldde, werd gebroken „zodra hij machtig werd”, waarna er vier koninkrijken ontstonden, die echter inferieur in kracht waren (Dan. 8:5, 8, 21, 22). Over de verbazingwekkend snelle verovering van het Medo-Perzische Rijk door Alexander hebben wij reeds gesproken, alsook over de verdeling van zijn koninkrijk onder vier van zijn generaals.

Het is goed hier op te merken dat dezelfde natie in verschillende profetieën door verschillende symbolische dieren afgebeeld kan worden. Zo wordt Babylon (evenals Assyrië) in Jeremia 50:17 door leeuwen afgebeeld, terwijl in Ezechiël 17:3-17 zowel Babylon als Egypte door grote arenden worden afgebeeld. Elders vergelijkt Ezechiël de Farao van Egypte met een ’groot zeemonster’ dat in de Nijlkanalen ligt (Ezech. 29:3). Dat Medo-Perzië en Griekenland in Daniël hoofdstuk 8 door bepaalde symbolen worden voorgesteld, sluit dus niet de mogelijkheid uit dat ze in het eerdere visioen (hfdst. 7) of in daaropvolgende profetieën door andere symbolen worden voorgesteld.

Het zevenkoppige wilde beest uit de zee

In het visioen dat de apostel Johannes ontving en dat in Openbaring hoofdstuk 13 staat opgetekend, stijgt er een zevenkoppig, tienhoornig wild beest uit de zee op. Het gelijkt op een luipaard, maar het heeft de poten van een beer en de muil van een leeuw. Het is dus een samengestelde vorm van verscheidene van de symbolen die in Daniëls visioen van de vier beesten verschijnen. De draak, die in Openbaring 12:9 als Satan de Duivel wordt geïdentificeerd, geeft het beest zijn autoriteit en kracht (Openb. 13:1, 2). De zeven koppen (met tien horens) van dit beest onderscheiden het van de eenkoppige beesten uit Daniëls visioen. Zeven (en tien) worden algemeen erkend als bijbelse symbolen van volledigheid. Dit wordt bevestigd door de omvang van het gebied waarover dit beest heerst, want het oefent niet slechts autoriteit uit over één natie of een groep van natiën, maar „over elke stam en elk volk en elke taal en natie” (Openb. 13:7, 8; vergelijk 16:13, 14). The Interpreter’s Dictionary of the Bible merkt deze factoren op en geeft het volgende commentaar: „Het eerste van deze beesten [uit Openbaring hfdst. 13] heeft alle kenmerken van de vier beesten uit Daniëls visioen in zich verenigd . . . Daarom vertegenwoordigt dit eerste beest de gezamenlijke macht van alle politieke heerschappijen in de wereld die tegen God gekant zijn.” Deel 1, blz. 369.

Het tweehoornige beest uit de aarde

Vervolgens zag Johannes een beest met twee horens als van een onschuldig lam, maar dat sprak als een draak en dat de volledige autoriteit uitoefende van het zojuist beschreven eerste wilde beest. Het zegt de aardbewoners een beeld te maken van het zevenkoppige wilde beest dat wereldheerschappij uitoefent, en het dwingt alle mensen ertoe het „merkteken” van dat beest te ontvangen. — Openb. 13:11-17.

Zoals hierboven vermeld, stelde de tweehoornige ram uit Daniël hoofdstuk 7 een dualistische macht, Medo-Perzië, voor. Natuurlijk was die macht in de dagen van de apostel Johannes al lang verdwenen, en Johannes’ visioen had betrekking op dingen die nog in de toekomst lagen (Openb. 1:1). Sinds de dagen van Johannes hebben er verscheidene dualistische machten bestaan, maar onder deze machten is de historische verbintenis tussen Engeland en de Verenigde Staten vooral opmerkelijk en van lange duur.

De andere opmerkelijke eigenschap van het tweehoornige beest, namelijk dat het spreekt als een draak, herinnert aan de opvallende horen van het vierde beest uit Daniël hoofdstuk 7, die een „mond [had] die grandioze dingen sprak” (vs. 8, 20-26). Dat het de bewoners van de aarde „misleidt”, komt overeen met de bedrieglijke praktijken waarvan de in Daniël 8:23-25 beschreven ’barse koning’ zich bedient. — Openb. 13:11, 14.

Het scharlakengekleurde wilde beest

In Openbaring 17 heeft de apostel zijn visioen vastgelegd van een scharlakengekleurd beest met zeven koppen en tien horens, dat wordt bereden door de symbolische vrouw „Babylon de Grote”. Dit beest gelijkt dus op of is het beeld van het eerste beest uit Openbaring 13, maar het verschilt hiervan door zijn scharlaken kleur en doordat er geen kronen op zijn tien horens worden gezien. Terwijl Johannes het beest aanschouwt, wordt hem verteld dat vijf van de zeven koningen die door de zeven koppen worden afgebeeld reeds zijn gevallen, terwijl er één in die tijd bestond en de zevende nog moest komen. Het scharlakengekleurde beest zelf is een achtste koning, maar spruit voort uit of is een voortbrengsel van de voorgaande zeven. De „tien koningen” die worden afgebeeld door de tien horens, bestaan een korte tijd waarin ze samen met het scharlaken beest autoriteit uitoefenen. Strijdend tegen het Lam, Jezus Christus, en degenen die met hem zijn, gaan ze in een nederlaag ten onder. — Openb. 17:3-5, 9-14.

De „koppen” of „koningen” blijken net als in het boek Daniël wereldmachten af te beelden. Het is opmerkenswaardig dat de bijbel in de Hebreeuwse Geschriften inderdaad vijf wereldmachten noemt, namelijk Egypte, Assyrië, Babylon, Medo-Perzië en Griekenland, terwijl de Griekse Geschriften een zesde noemen, Rome, de macht die in Johannes’ tijd heerschappij uitoefende. Hoewel dus de zevende ’koning’ onvermeld blijft, kan dit verklaard worden door het feit dat hij ten tijde dat Johannes de Openbaring optekende, nog niet verschenen was. De achtste koning, het symbolische scharlaken beest, verenigt in zeker opzicht deze zeven koppen in zich, terwijl hij er terzelfder tijd uit voortspruit.

[Tabel op blz. 168]

SYMBOLEN VAN WENSELIJKE EIGENSCHAPPEN

DIER KENMERK OF SYMBOOL

EIGENSCHAP

Arend Scherp gezichtsvermogen Wijsheid, eigenschap van ’levend

schepsel’ bij Jehovah’s troon

(Openb. 4:7)

Onderscheidingsvermogen van Gods

dienstknechten, hun geestelijke in-

zicht in toekomstige gebeurtenissen

(Matth. 24:28; Luk. 17:37)

Arends- Krachtige vlucht Zich hernieuwende kracht, volharding

vleugels (Ps. 103:5; Jes. 40:31)

Zorg, bescherming Jehovah’s zorg voor Israël (Ex. 19:4)

en voor zijn „vrouw” (Openb. 12:14)

Duif Lieflijkheid, schoonheid, Sulammitisch meisje (Hoogl. 1:15; 5:2)

(tortel- onschuld Gods dienstknechten onschuldig,

duif) geen wetsovertreders (Matth. 10:16)

In staat om zijn huis Het vergaderd worden van Jehovah’s

terug te vinden volk (Jes. 60:8)

Ezel Vermogen om zwaar Stam Issaschar, die zich leent tot

werk te verrichten moeizame arbeid (Gen. 49:14, 15)

Gazelle Schoonheid, Geliefde herder van de Sulammitische

(en lieflijkheid (Hoogl. 2:9)

verwante Snelheid Snelheid van Gaditische krijgers

dieren) (1 Kron. 12:8)

Hen Beschermt haar jongen Jezus’ tedere zorg (Matth. 23:37;

Luk. 13:34)

Hinde Snelheid Stam Naftali, snelvoetig in de strijd;

bevallig (Gen. 49:21)

Vast van voet Stabiliteit doordat Jehovah iemands

schreden leidt (2 Sam. 22:34;

Ps. 18:33)

Lieflijkheid Iemands eigen vrouw (Spr. 5:19)

Hoorn- Gevaarlijk Stam Dan, bekwame achterhoede van

slang Israël (Gen. 49:17)

Lam Offerdier Jezus Christus, het „Lam Gods”

(Joh. 1:29; Openb. 5:6; 14:1; 22:3)

Leeuw Majestueus, moedig, Gerechtigheid, eigenschap van ’levend

verdelgt vijanden schepsel’ bij Jehovah’s troon

(Openb. 4:7)

Jezus als majestueuze koning,

voltrekker van gerechtigheid

(Gen. 49:9; Openb. 5:5)

Jehovah (Jes. 31:4; Hos. 11:10)

Jehovah’s volk (Micha 5:8)

Paard Strijdros Rechtvaardige oorlogvoering

(wit) (Openb. 19:11, 16)

Schaap Zachtmoedig, volgzaam, Jehovah’s kudde van mensen (Ps. 79:13;

kuddedier Joh. 10:7; Hebr. 13:20)

Personen die goeddoen jegens Christus’

geestelijke broeders, en die de

Koninkrijkszegeningen beërven

(Matth. 25:32-34)

Slang Omzichtigheid Omzichtigheid van Gods dienstknechten

(Gen. 3:1) (Matth. 10:16)

Stier Kracht, macht Eigenschap van ’levend schepsel’ bij

(Job 39:9-11) Jehovah’s troon (Openb. 4:7)

Jonge Offerdier Vrucht der lippen, slachtoffers

stier (kalf) van lof (Hos. 14:2; Hebr. 13:15)

Vis Sommige vissen Mensen die voortreffelijk,

volgens de Wet rein rechtvaardig zijn en geschikt voor

(Lev. 11:9-12) het Koninkrijk (Matth. 13:47-50)

Wolf Vechter Stam Benjamin, strijder tegen Gods

vijanden (Gen. 49:27)

[Tabel op blz. 169]

SYMBOLEN VAN WAT SLECHT EN ONWENSELIJK IS

DIER KENMERK OF SYMBOOL

EIGENSCHAP

Arend Hebzuchtig, roofzuchtig Koningen van Babylon en Egypte

(Ezech. 17:3, 7, 12, 15)

Beer Verscheurend Goddeloze heersers (Spr. 28:15)

Bok Koppigheid, Personen die Christus’ geestelijke

onafhankelijke aard, broeders niet vriendelijk gezind

neiging tot stoten zijn, ’vervloekten’ die vernietiging

ingaan (Matth. 25:32, 41, 46)

Dieren Redeloos Goddeloze mensen (2 Petr. 2:12;

in het Jud. 10)

algemeen

Draak Verslindend, verbrijze- Satan de Duivel (Openb. 12:9)

lend, verzwelgend Koning van Babylon (Jer. 51:34, LV)

Duif Gemakkelijk afgeleid, Tienstammenrijk Israël

onstabiel, onnozel (Hos. 7:11)

Ezel Sterke seksuele Ontrouwe Juda, dat zich tot Assyrië

begeerte en Egypte wendde (Ezech. 23:20)

Hond Verscheurend, onrein, Goddeloze vijanden van David

gaan in troepen rond, (Ps. 22:16; 59:6, 14)

onverzadigbare Goddeloze mensen (Fil. 3:2;

seksuele begeerte Openb. 22:15)

Seksueel verdorven persoon

(Deut. 23:18)

Nietswaardig persoon (2 Sam. 16:9)

Goddeloze herders van Israël

(Jes. 56:10, 11)

Oude joodse zienswijze omtrent onbe-

sneden heidenen (Matth. 15:26, 27)

Afvalligen (2 Petr. 2:22)

Kameel Doelloos naar Israëls ontrouw door heidense natiën

(wijfje) bevrediging van en hun goden achterna te lopen

begeerte zoekend (Jer. 2:23)

Krokodil Hoogmoedig, hardheid Farao, koning van Egypte

(„zee- van hart, angstaanjagend (Ezech. 29:3-5)

monster” (Job 41:9, 15, 24, 25)

— Jes. 27:1, NW)

Leeuw Fel, hebzuchtig, Goddeloze vijanden van David

roofzuchtig (Ps. 22:13)

Duivel (1 Petr. 5:8)

Luipaard Snelheid Snelle verovering door de Chaldeeën

(Hab. 1:8)

Paard Nuttig in de strijd Oorlogvoering, oorlogsuitrusting

(Job 39:19-25) (Ps. 33:17; 147:10; Jes. 31:1;

Jer. 4:13)

Sterke seksuele Op seks beluste Israëlieten in

begeerte Jeremia’s tijd (Jer. 5:8)

Slang Listig, bedrieglijk Satan de Duivel (Openb. 12:9)

(2 Kor. 11:3)

Stier Woest Goddeloze vijanden van David

(Ps. 22:12)

Vis Sommige vissen volgens Goddeloze personen, ongeschikt voor

de Wet onrein het Koninkrijk (Matth. 13:47-50)

(Lev. 11:9-12)

Vos Listig, sluw Verraderlijke koning Herodes Antipas

(Luk. 13:32)

Wolf Verscheurend, Valse profeten (Matth. 7:15)

hebzuchtig, Goddeloze valse christenen;

kwaadaardig, listig valse leraren (Hand. 20:29)

Goddeloze mensen van de wereld

(Matth. 10:16)

Worm Gering, zwak, Natie Israël (Jakob) van zichzelf

onbeduidend zwak, sterk door Gods kracht

(Jes. 41:13-15)

Zebra Seksuele bevrediging Israëls ontrouw door heidense natiën

(wijfje) zoekend vanuit elke en hun goden achterna te lopen

windstreek (Jer. 2:24)

Zeug Onreinheid Afvalligen (2 Petr. 2:22)

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen