Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 171
  • Bel (I)

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bel (I)
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Bel (I)
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Merodach
    Verklarende woordenlijst
  • Een oorlog tussen goden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Merodach
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 171

BEL (I)

[Heer].

Een titel die oorspronkelijk vermoedelijk op de god Enlil, de „heer der goden”, werd toegepast. Bel of Enlil werd als de god van de aarde, de lucht en de storm vereerd, en vormde samen met Anoe, de „god van de hemel”, en Ea, de „god der wateren”, een triade. Toen Hammoerabi koning werd en Babylon tot hoofdstad van heel Babylonië maakte, kreeg Mardoek (Merodach), de stadsgod van Babylon, natuurlijk steeds grotere betekenis. Uiteindelijk werden de eigenschappen van de vroegere goden op Mardoek overgedragen en verdrong hij ze zelfs uit de Babylonische mythen. De overwinning op Tiamat bijvoorbeeld, die naar men meent in een ouder, thans echter niet meer bestaand verslag aan Enlil werd toegeschreven, kwam nu op Mardoeks naam te staan. Ook Enlils titel „Bel” werd op Mardoek overgedragen. In latere periodes werd zijn eigennaam „Mardoek” door de titel Belu („Heer”) vervangen, en zo werd hij uiteindelijk meestal Bel genoemd. Zijn gemalin werd Belit („Vrouwe”) genoemd.

De volgende gedeelten uit een tot Bel gericht gebed geven ons enig idee hoe de Babyloniërs deze god bezagen:

„O Bel, die in zijn toorn zijns gelijke niet heeft,

O Bel, verheven koning, heer der landen,

Die de grote goden vriendelijk stemt,

O Bel, die met zijn blik de machtigen neervelt,

Heer der koningen, licht der mensheid, verdeler der erfdelen —”

„Wie (spreekt niet) over u, spreekt niet over uw moed?

Wie spreekt niet over uw heerlijkheid, verheerlijkt niet uw oppermacht?” — Ancient Near Eastern Texts, door James B. Pritchard, blz. 331.

Wanneer men bedenkt hoezeer Bel werd vereerd, is het duidelijk waarom Jehovah’s profeten hem onder inspiratie als een van de godheden noemden die bij de val van Babylon vernederd zouden worden. Bijna 200 jaar voordat Babylon voor de Meden en Perzen viel, voorzei Jesaja dat Bel zich zou moeten neerbuigen en dat Nebo in een schandelijke nederlaag voorover zou moeten hellen. Hun afgodsbeelden zouden door wilde dieren worden weggesleept, en huisdieren zouden ermee beladen worden, als waren het louter stukken bagage, „een last voor de vermoeide dieren”. Maar Bel en Nebo zouden niet ontkomen. Zijzelf (hun „eigen ziel”) zouden in gevangenschap gaan (Jes. 46:1, 2; zie ook Jeremia 50:2). Jehovah zou Bel ertoe dwingen alles terug te geven wat hij door bemiddeling van zijn aanbidders, die hun overwinningen aan hem toeschreven, verzwolgen had. Vooral Jehovah’s weggevoerde volk en de heilige gebruiksvoorwerpen uit Zijn tempel zou Bel moeten teruggeven. De natiën die door Babylon waren veroverd, zouden niet langer naar Bel stromen om hem te aanbidden alsof hij de hoogste god van de wereld was, of om zich aan zijn aanbidders te onderwerpen. — Jer. 51:44.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen