Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 960-961
  • Lastering

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Lastering
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • LASTERING ONDER HET WETSVERBOND
  • „LASTERING” IN DE TIJD VAN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN
  • Lastering
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Schimpend gepraat
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Kan lastering vergeven worden?
    Ontwaakt! 1978
  • Is er een onvergeeflijke zonde?
    Ontwaakt! 2003
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 960-961

LASTERING.

Dit is de vertaling van het Griekse woord blas·feʹmi·a. Het Griekse woord duidt in wezen op beledigende, lasterlijke of schimpende taal en werd gebezigd met betrekking tot zulke taal, ongeacht of ze tegen God of tegen mensen was gericht. Wij kennen het daarvan afgeleide woord blasfemie, dat echter gewoonlijk beperkt is tot oneerbiedige of schimpende taal die gebruikt wordt tegenover God of in verband met heilige dingen, en het is derhalve het tegenovergestelde van woorden die een aanbidder van God in zijn gebeden tot de Goddelijke Persoon gebruikt.

LASTERING ONDER HET WETSVERBOND

De eerste drie geboden van de „Tien Woorden” of Tien Geboden doen de unieke positie van Jehovah God als Universele Soeverein en zijn exclusieve recht op aanbidding uitkomen, maar daaraan is tevens de waarschuwing verbonden: „Gij moogt de naam van Jehovah, uw God, niet op onwaardige wijze opnemen, want Jehovah zal niet ongestraft laten wie zijn naam op onwaardige wijze opneemt” (Ex. 20:1-7). Iemand die God kwaad toewenste of een overste vervloekte, werd schuldig bevonden (Ex. 22:28). Daarna lezen wij voor het eerst iets over lastering in verband met een zoon uit een gemengd huwelijk; in een gevecht met een Israëlitische man ging hij „de Naam beschimpen en er kwaad over afsmeken”. Jehovah beval de overtreder door steniging ter dood te brengen en bepaalde dat dit de gepaste straf zou zijn voor iedere toekomstige „beschimper van Jehovah’s naam”, hetzij een geboren Israëliet of een inwonende vreemdeling onder hen. — Lev. 24:10-16.

„LASTERING” IN DE TIJD VAN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN

De apostel Paulus toonde aan wat de grondbetekenis van blas·feʹmi·a is door in Romeinen 2:24, waar hij een aanhaling doet uit Jesaja 52:5 en Ezechiël 36:20, 21, het verwante Griekse werkwoord blas·feʹme·o te gebruiken.

Lastering houdt ook in dat men aanspraak maakt op bepaalde eigenschappen of voorrechten die God bezit of deze toeschrijft aan een andere persoon of zaak. (Vergelijk Handelingen 12:21, 22.) De joodse religieuze leiders beschuldigden Christus Jezus van lastering omdat hij tot bepaalde personen zei dat hun zonden vergeven waren (Matth. 9:2, 3; Mark. 2:5-7; Luk. 5:20, 21), en zij trachtten hem als een lasteraar te stenigen omdat hij van zichzelf zei dat hij Gods Zoon was (Joh. 10:33-36). Toen Jezus door het Sanhedrin werd verhoord en bekendmaakte wat Gods voornemen ten aanzien van hem was en welke hoge positie hem verleend zou worden, was dit voor de hogepriester aanleiding om zijn klederen te scheuren en Jezus van lastering te beschuldigen, op grond waarvan Jezus werd veroordeeld als iemand die de dood verdiende (Matth. 26:63-66; Mark. 14:61-64). Aangezien de joodse religieuze leiders door de Romeinen niet gemachtigd waren het doodvonnis te voltrekken, waren zij zo schrander om, toen zij Jezus voor Pilatus leidden, hem niet van lastering maar van opruiing te beschuldigen. — Joh. 18:29–19:16.

Daar Jezus de Zoon en rechtstreekse vertegenwoordiger van God was, kan datgene wat hem naar het hoofd werd geslingerd, terecht als lastering worden aangeduid (Luk. 22:65). En aangezien de heilige geest of werkzame kracht van God uitgaat en nauw verbonden is met de persoon van God, kon Jezus ook spreken over „lastering tegen de geest”. Dit wordt de onvergeeflijke zonde genoemd (Matth. 12:31; Mark. 3:28, 29; Luk. 12:10). Daar lastering blijkt voort te spruiten uit het hart (Matth. 15:19; Mark. 7:21, 22), spelen in verband met deze lastering tegen de geest ook de beweegreden of hartetoestand en de mate van veronachtzaming en opzettelijkheid die erbij betrokken is een rol. Het voorval dat aanleiding gaf tot Jezus’ verklaring betreffende de onvergeeflijkheid van een dergelijke zonde, laat zien dat het hierbij ging om het tegenstaan van de werking van Gods geest en dat het niet het gevolg was van misleiding, menselijke zwakheid of onvolmaaktheid, maar dat deze zonde welbewust, opzettelijk en moedwillig werd begaan. De Farizeeën zagen duidelijk dat Gods geest in Jezus werkzaam was, waardoor hij het goede kon bewerkstelligen, maar om zelfzuchtige redenen schreven zij deze macht toe aan Beëlzebub, Satan de Duivel, en lasterden daardoor Gods heilige geest. — Matth. 12:22-32; vergelijk Hebreeën 6:4-6; 10:26, 27.

Net als Jezus onderging ook Stefanus op beschuldiging van lastering de marteldood (Hand. 6:11-13; 7:56-58). Toen Paulus nog onder de naam Saulus optrad, was hij een lasteraar en trachtte hij christenen ertoe te dwingen „een herroeping te doen” (letterlijk: „te lasteren”), maar nadat hijzelf een discipel was geworden, kreeg hij van de zijde der joden lasterlijke tegenspraak te verduren en werd zijn onderwijs in Efeze door bepaalde elementen mogelijk als lasterlijk tegen de heidense godin Artemis (Diana) aangeduid (Hand. 13:45; 19:37; 26:11; 1 Tim. 1:13). Over Hymeneüs en Alexander, die uit de gemeente werden gesloten, zegt Paulus dat hij hen „aan Satan overgegeven [heeft], opdat hun door streng onderricht geleerd moge worden niet te lasteren” (1 Tim. 1:20; vergelijk 2 Timotheüs 2:16-18). Jakobus toonde aan dat de rijken als klasse geneigd waren de voortreffelijke naam waarnaar de discipelen genoemd werden, te „lasteren” (Jak. 2:6, 7; vergelijk Johannes 17:6; Handelingen 15:14). In de „laatste dagen” zouden er vele lasteraars zijn (2 Tim. 3:1, 2), zoals ook in het boek Openbaring rechtstreeks en in symbolische taal wordt voorzegd. — Openb. 13:1-6; 16:9-11, 21; 17:3. Zie ook RODDELPRAAT, LASTER.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen