STEEKPENNINGEN.
Doorgaans iets van waarde dat wordt gegeven met het oogmerk de ontvanger ertoe te brengen om, gewoonlijk op niet-gerechtvaardigde of corrupte wijze, ten gunste van de gever te handelen. De Schrift maakt duidelijk dat het aannemen van steekpenningen niet alleen tot verdraaiing van het recht leidde, maar zelfs tot bloedvergieten. — Deut. 16:19; 27:25; Ezech. 22:12.
Het aannemen van steekpenningen werd in Gods wet aan Israël uitdrukkelijk verboden, en Jehovah, als de Opperste Rechter, gaf het volmaakte voorbeeld door altijd onpartijdig te oordelen en nooit steekpenningen aan te nemen (Ex. 23:8; 2 Kron. 19:7). Daarom moeten degenen die een gast in Jehovah’s tent willen zijn, hem in dit opzicht navolgen. — Ps. 15:1, 5; zie ook Jesaja 33:15, 16.
De uitdrukkingen „steekpenningen uit de boezem” en „steekpenningen in de boezem” kunnen beter begrepen worden wanneer men bedenkt dat het woord „boezem” in het Hebreeuws ook betrekking kan hebben op de plooi van een kledingstuk boven de gordel. Deze uitdrukkingen wijzen er derhalve op dat steekpenningen blijkbaar in de bovenste plooi van het kledingstuk werden verborgen en dan in het geheim aan een ander werden gegeven, die ze op zijn beurt op dezelfde manier wegstopte. — Spr. 17:23; 21:14.