CESAREA
(Cesare̱a).
Een belangrijke havenstad aan de Middellandse Zee, gedurende het laatste gedeelte van de 1ste eeuw v.G.T. door Herodes de Grote gebouwd. Oorspronkelijk heette de plaats Stratonstoren of Strato’s Toren, vermoedelijk naar een Sidonische heerser. De stad heet thans Qeisariyeh en ligt ongeveer 37 km ten Z. van de berg Karmel en ongeveer 87 km ten N.N.W. van Jeruzalem.
De geschriften van de joodse geschiedschrijver Josephus vormen de voornaamste bron van informatie omtrent de bouw en de vroege geschiedenis van de stad. Herodes de Grote had de plaats, te zamen met Samaria en andere steden, van Caesar Augustus ten geschenke gekregen. Na Samaria herbouwd te hebben, dat hij de naam Sebaste gaf, richtte hij zijn aandacht op de zeekust en bouwde bij de Stratonstoren in 10 tot 12 jaar een schitterende haven en een prachtige stad, die (volgens sommige geleerden) rond het jaar 10 v.G.T. werd ingewijd. Ter ere van Caesar Augustus werd de stad Cesarea genoemd en de haven Sebastos. De stad was in Griekse stijl gebouwd, met zuilengangen, bogen, een tempel, een theater, een amfitheater en een hippodroom die plaats bood aan zo’n 20.000 personen. Een aquaduct voorzag Cesarea van zoet water, en een rioleringssysteem onder de stad zorgde voor de afvoer van regen- en rioolwater naar de zee.
De grootste prestatie was echter de aanleg van de kunstmatige haven van de stad. De kustlijn verloopt in dit gebied zeer regelmatig en biedt schepen praktisch geen bescherming tegen de overheersend zuidwestelijke winden. Herodes bouwde een dam of golfbreker van zo’n 60 m breed door enorme rotsblokken in zee te laten zinken. Volgens Josephus werden deze rotsblokken, die zo’n 15 m lang, 5,5 m breed en 2,5 m hoog waren, ongeveer 36 m diep op riffen neergelaten. De haveningang lag op het N. en was volgens recente onderzoekingen ruim 160 m breed. Cesarea werd daarna naast Joppe de belangrijkste zeehaven aan de Palestijnse kust ten Z. van Fenicië. Het lag tevens aan de handelsroute van Tyrus naar Egypte en had ook voortreffelijke verbindingen met de steden landinwaarts.
Nadat Archelaüs, de zoon van Herodes de Grote, was afgezet, werd Cesarea de residentie van de Romeinse procurators die over Judea regeerden. In het bijbelboek Handelingen van Apostelen wordt de stad als zeehaven en als regeringszetel meermalen genoemd.
Nadat Filippus zijn zendingsdienst in Samaria met succes had beëindigd, ging hij vervolgens „het goede nieuws bekendmaken” aan alle steden in het kustgebied, vanaf de stad Asdod in Filistea tot aan het ongeveer 90 km naar het N. gelegen Cesarea (Hand. 8:5-8, 40). Kort daarna werd Paulus bekeerd. Vanwege een aanslag die op hem werd beraamd toen hij in Jeruzalem begon te prediken, brachten de discipelen aldaar hun nieuwe broeder naar de zeehaven Cesarea en zonden hem weg naar zijn geboorteplaats Tarsus (Hand. 9:28-30). Aangezien Cesarea het hoofdkwartier van de Romeinse strijdkrachten was, had ook de centurio Cornelius daar zijn woning. Alhoewel er een behoorlijk aantal joden in de stad woonde, bestond de bevolking toch grotendeels uit heidenen. Het was daarom een belangrijke plaats waarheen Petrus in 36 G.T. op last van God werd gezonden om tot de onbesneden Cornelius en diens familieleden en intieme vrienden te prediken en hen als de eerste onbesneden heidenen die in de christelijke gemeente opgenomen zouden worden, te dopen. — Hand. 10:1-48.
Na de mislukte gevangenzetting van Petrus trok Herodes Agrippa I zich naar Cesarea terug, waar hij een delegatie uit Tyrus en Sidon ontving en kort daarna (44 G.T.) aan de gevolgen van een goddelijk strafgericht stierf (Hand. 12:18-23). Toen Paulus van zijn tweede en zijn derde zendingsreis naar Palestina terugkeerde, reisde hij via Cesarea (Hand. 18:21, 22; 21:7, 8). Tijdens zijn tweede bezoek logeerden hij en zijn metgezellen bij Filippus de evangelieprediker, die zich waarschijnlijk aan het einde van zijn vroegere predikingsreis in Cesarea had gevestigd. Enkele van de plaatselijke discipelen vergezelden de apostel Paulus nu van deze zeehaven naar Jeruzalem, alhoewel hij in Cesarea door de profeet Agabus was gewaarschuwd voor het gevaar dat hem daar wachtte. — Hand. 21:10-16.
Wegens een moordaanslag die in Jeruzalem op de zich in hechtenis bevindende Paulus was beraamd, werd hij later onder strenge bewaking naar Cesarea gebracht en voor een verhoor aan de bestuurder Felix overgeleverd (Hand. 23:23, 24). De opvallende tegenstelling tussen de emotionele religieuze vooroordelen en oproerige toestanden in Jeruzalem en de betrekkelijk ordelijke toestanden in Cesarea, wordt beschouwd als een bewijs van de sterke Romeinse invloed in laatstgenoemde stad, alsook van haar positie als hoofdkwartier van de Romeinse troepen. De bestuurder Festus, die Felix opvolgde, dwong Paulus’ joodse tegenstanders in Jeruzalem om naar Cesarea te komen teneinde hun beschuldigingen tegen hem in te brengen. Bij deze gelegenheid beriep Paulus zich op caesar en weigerde in Jeruzalem berecht te worden (Hand. 25:1-12). Terwijl Paulus in Cesarea op zijn overbrenging naar Rome wachtte, kon hij ten overstaan van Festus en diens koninklijke gasten, koning Agrippa II en zijn zuster Bernice (die met hem in bloedschande samenleefde), een krachtig getuigenis geven (Hand. 25:13, 22-27; 26:1-32). Vanuit Cesarea werd Paulus als gevangene per schip uiteindelijk naar Rome gebracht. — Hand. 27:1, 2.
Tijdens de regering van Nero braken er tussen de joodse en Syrische bevolking van Cesarea hevige twisten uit. Men neemt aan dat de incidenten daar de opstand hebben uitgelokt die uiteindelijk in 70 G.T. tot de verwoesting van Jeruzalem leidde. Het jaar vóór de val van Jeruzalem werd Vespasianus in Cesarea, waar hij bevel voerde over de Romeinse troepen die de joodse opstand moesten onderdrukken, tot keizer van Rome uitgeroepen.
In 1961 heeft men in het theater van Cesarea een steen gevonden met een Latijnse inscriptie waarin de naam Pontius Pilatus voorkomt. Het was voor het eerst dat een dergelijke inscriptie werd gevonden.