Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1556-1558
  • Vergoeding

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vergoeding
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • PERSOONLIJK LETSEL
  • LASTER
  • DIEFSTAL
  • SCHADE AAN ANDERMANS VEE EN BEZIT
  • BEWAARGEVING
  • Vergoeding
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Wet
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Wat is het antwoord?
    Ontwaakt! 1972
  • Waarom zo’n dure loskoopprijs?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1556-1558

VERGOEDING.

Onder de wet die door bemiddeling van Mozes aan Israël was gegeven, werd er vergoeding geëist wanneer er op enig terrein van intermenselijke betrekkingen schade of verlies was geleden. Ook moest er vergoeding worden gegeven voor gedane arbeid of verleende diensten. Loonarbeiders — of het nu Israëlieten waren, inwonende vreemdelingen of anderen — moesten nog dezelfde dag hun loon uitbetaald krijgen. — Lev. 19:13; Deut. 24:14, 15.

PERSOONLIJK LETSEL

Wie bij een ruzie iemand zo sloeg dat hij hem verwondde, moest diens verzuimde werktijd vergoeden totdat de persoon volledig genezen was. — Ex. 21:18, 19.

Wanneer een zwangere vrouw tijdens een vechtpartij tussen mannen letsel werd toegebracht of haar kind(eren) ’te voorschijn kwam(en)’ maar er geen noodlottig ongeval geschiedde, dan moest van de schuldige schadevergoeding worden geëist naar hetgeen de eigenaar van de vrouw hem oplegde. (Ingeval de echtgenoot een overdreven vordering indiende, zouden de rechters de te betalen geldsom vaststellen.) — Ex. 21:22.

Indien een stier de gewoonte had stotig te zijn en zijn eigenaar daarvoor gewaarschuwd was maar hij het dier niet onder bewaking hield, dan moest, ingeval de stier een slaaf stootte waardoor deze stierf, de eigenaar van de stier 30 sikkelen als vergoeding aan de meester van de slaaf geven. Volgens joodse commentators gold dit niet voor Hebreeuwse slaven, maar alleen voor buitenlandse. Indien de stier een vrije persoon stootte, moest de eigenaar sterven. Wanneer de rechters echter bepaalden dat hij wegens omstandigheden of andere factoren voor een mildere straf in aanmerking kwam, kon hem een losprijs worden opgelegd. In dat geval moest de eigenaar van de stotige stier alles betalen wat hem door de rechters mocht worden opgelegd. Bovendien verloor hij zijn stier, want die werd gestenigd. Het vlees mocht niet gegeten worden (Ex. 21:28-32). Deze wet gold blijkbaar ook voor andere dieren die mensen dodelijk konden verwonden.

Indien een man een niet-verloofde maagd verleidde, moest hij haar tot vrouw nemen; of indien de vader vastbesloten weigerde haar aan hem te geven, moest hij haar vader de koopsom voor maagden (50 sikkelen), de gewone bruidsprijs, betalen, omdat nu vergoeding moest worden gegeven voor de vermindering van haar waarde als bruid. — Ex. 22:16, 17; Deut. 22:28, 29.

LASTER

Een man die zijn vrouw er ten onrechte van beschuldigde dat zij valselijk beweerd had maagd te zijn toen zij trouwden, moest haar vader tweemaal de prijs voor maagden (2 × 50 sikkelen) betalen, omdat hij een slechte naam over een maagd van Israël had gebracht. — Deut. 22:13-19.

Ook werd er een vorm van vergoeding gegeven ingeval een man zijn vrouw ten onrechte van ontrouw had beschuldigd. Indien de beschuldiging waar was geweest, zouden haar voortplantingsorganen weggeteerd zijn, waardoor zij geen kinderen meer had kunnen krijgen. Wanneer zij echter onschuldig bleek te zijn, moest haar echtgenoot haar zwanger maken, zodat zij met een kind gezegend kon worden. — Num. 5:11-15, 22, 28.

DIEFSTAL

De straf die volgens de Wet op diefstal stond, vormde een afschrikwekkend middel tegen stelen. Betreffende een dief werd daarin gezegd: „Hij dient zonder mankeren vergoeding te geven. Heeft hij niets, dan moet hij verkocht worden om het door hem gestolene te vergoeden. Indien het gestolene onmiskenbaar nog levend in zijn hand wordt aangetroffen, hetzij stier of ezel of schaap, dient hij het dubbele te vergoeden.” Dit was van toepassing op geld of andere voorwerpen, alsook op dieren. Indien de dief het gestolen dier geslacht of verkocht had, moest hij een grotere vergoeding geven, namelijk voor een stier vijf stuks rundvee en voor een schaap vier stuks kleinvee (Ex. 22:1, 3, 4, 7). Deze wet bewerkstelligde enerzijds dat de belangen van het slachtoffer beschermd werden, doordat hij vergoeding kreeg; anderzijds moest de dief werken om voor zijn misdaad te betalen in plaats van in de gevangenis te zitten en een economische last voor de gemeenschap te zijn, terwijl het slachtoffer niet schadeloos werd gesteld voor zijn verlies.

SCHADE AAN ANDERMANS VEE EN BEZIT

Wie andermans dier doodde, moest het vergoeden (Lev. 24:18, 21). Wanneer een dier een ander dier doodde, werd het levende dier verkocht en werd de daarvoor betaalde prijs en de opbrengst van het dode dier gelijkelijk onder de eigenaars verdeeld. Maar indien het dier reeds als kwaadaardig bekend stond, moest de eigenaar de ander schadeloos stellen door hem een levende stier te geven en zelf het dode dier, dat natuurlijk veel geringer in waarde was, te nemen. — Ex. 21:35, 36.

Wie zijn vee zonder toestemming op andermans veld liet lopen en grazen, moest als vergoeding voor de aangerichte schade het beste van zijn eigen veld of wijngaard geven. Indien iemand een vuur ontstak dat op het veld van iemand anders oversloeg en schade veroorzaakte, moest de eigenaar een evenredige vergoeding ontvangen. Dat in het eerste geval een zwaardere straf werd opgelegd, is begrijpelijk omdat dieren gemakkelijker onder controle te houden zijn dan vuur, en ook omdat het grazende dier zich net als een dief iets had toegeeigend; daarom werd er meer dan een evenredige vergoeding geëist. — Ex. 22:5, 6.

BEWAARGEVING

Wanneer voorwerpen of goederen bij iemand anders in bewaring waren gegeven en in die tijd werden gestolen, moest de dief, indien hij werd gevonden, de gebruikelijke dubbele vergoeding geven. Geld en andere voorwerpen hadden geen speciale zorg nodig, maar moesten alleen op een veilige plaats bewaard worden. Wanneer een huisdier in bewaring werd gegeven, dan moest de beheerder daar net zo goed voor zorgen als voor zijn eigen dieren. Zulke beheerders kregen gewoonlijk de kosten vergoed voor het voer dat het dier nodig had, en soms werden zij wellicht ook betaald voor de extra moeite die zij zich hadden getroost door de dieren onder hun hoede te hebben. Indien een dier een natuurlijke dood stierf, door een wild dier verscheurd werd of door een roversbende werd meegenomen, trof de beheerder geen schuld. Hij had het verlies niet kunnen voorkomen. Hetzelfde had ook met zijn eigen dieren kunnen gebeuren. Maar werd het hem toevertrouwde dier gestolen terwijl hij het had kunnen verhinderen of doordat hij onachtzaam was geweest, dan was hij daarvoor verantwoordelijk en moest hij het vergoeden. — Ex. 22:7-13; zie Genesis 31:38-42.

Wie van iemand anders een dier voor eigen gebruik leende, moest eventueel letsel dat het dier opliep vergoeden (Ex. 22:14). Indien de eigenaar erbij was, behoefde hij geen vergoeding te geven; dan gold namelijk het beginsel dat de persoon in kwestie zelf op zijn bezit moest passen. Bij iets wat gehuurd was moest de eigenaar eveneens zelf het verlies dragen, aangezien men ervan mocht uitgaan dat het risico bij de huurprijs inbegrepen was. — Ex. 22:15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen