Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 464-466
  • Gerecht, gerechtshof

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gerecht, gerechtshof
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • IN DE PATRIARCHALE MAATSCHAPPIJ
  • ONDER DE WET
  • IN DE TIJD VAN DE KONINGEN
  • HET SANHEDRIN
  • DE CHRISTELIJKE GEMEENTE
  • Gerecht, gerechtshof
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • ’Ze riepen het Sanhedrin bijeen’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2006
  • Rechtsgeding
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Jehovah, de onpartijdige „Rechter van de gehele aarde”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 464-466

GERECHT, GERECHTSHOF.

Jehovah God als de Schepper van het universum is de opperste Soeverein. In de oudheid erkende de natie Israël hem als Rechter, Wetgever en Koning, en dit is hij voor het gehele universum (Jes. 33:22). Het familiehoofd Abraham erkende hem als de „Rechter van de gehele aarde” (Gen. 18:25). Jehovah beschrijft zichzelf als de Opperste Rechter in een rechtsgeding tegen Israël (Micha 6:2), alsook in een rechtsgeding ten gunste van zijn volk tegen de natiën (Jes. 34:8). Hij roept zijn volk op om zijn getuigen te zijn in een rechtszaak waarbij de aanbidders van valse goden zijn Godheid in twijfel trekken. — Jes. 43:9-12.

IN DE PATRIARCHALE MAATSCHAPPIJ

Het familiehoofd was de rechter van de familie, waartoe ook de slaven behoorden en alle anderen die in het huisgezin van het familiehoofd woonden, net zoals Jehovah God het grote Familiehoofd en de Opperste Rechter is (Gen. 38:24). Geschillen tussen families werden door de familiehoofden bijgelegd, wanneer het mogelijk was ze vreedzaam op te lossen.

ONDER DE WET

Toen de Israëlieten uit Egypte trokken, werd Mozes als Jehovah’s vertegenwoordiger de rechter van het volk. Aanvankelijk trachtte hij alle gevallen te behandelen, maar er waren zoveel rechtsgedingen dat hij van de morgen tot de avond bezig was. Op aanraden van Jethro stelde hij bekwame mannen aan als oversten over 1000, over 100, over 50 en over 10 (Ex. 18:13-26). Op deze wijze voerde Mozes een doeltreffend rechtsstelsel in voor het bij benadering uit drie miljoen personen bestaande volk dat aan zijn hoede was toevertrouwd. Deze door hem aangestelde mannen dienden gewone zaken te behandelen, doch alle ongewoon gecompliceerde of moeilijke zaken en aangelegenheden van nationaal belang dienden voor Mozes of voor de priesters in het heiligdom te worden gebracht.

De als rechters uitgekozen mannen dienden bekwame, betrouwbare mannen te zijn, die Jehovah vreesden en onrechtvaardige winst haatten (Ex. 18:21). Gewoonlijk waren het familiehoofden en stamhoofden, oudere mannen van de stad waarin zij als rechter optraden. De levieten, die door Jehovah als speciale wetsleraren waren afgezonderd, traden veelal ook op een in het oog springende wijze als rechters op. — Deut. 1:15.

Aangezien de rechters rechtschapen dienden te zijn en overeenkomstig Jehovah’s wet moesten rechtspreken, vertegenwoordigden zij Jehovah. Wie voor de rechters stond, stond dus in zekere zin voor Jehovah (Deut. 1:17; 19:17; Joz. 7:19; 2 Kron. 19:6). De term „vergadering” of „gemeente” heeft in de meeste gevallen betrekking op de algemene vergadering van het volk, maar wanneer de bijbel zegt dat er rechtsgedingen voor de vergadering of de gemeente werden gebracht, dan werd hiermee gedoeld op de vertegenwoordigers van het volk, de rechters, zoals bijvoorbeeld in Numeri 35:12, 24, 25 en Mattheüs 18:17.

Het plaatselijke gerecht hield zitting bij de stadspoort (Deut. 16:18; 21:19; 22:15, 24; 25:7; Ruth 4:1). Met „poort” wordt de binnen de stad op de poort aansluitende openbare ruimte bedoeld. De stadspoort was de plaats waar aan het bijeengekomen volk de wet werd voorgelezen en waar verordeningen werden afgekondigd. Bij de poort kon men gemakkelijk getuigen voor burgerlijke aangelegenheden vinden, zoals bijvoorbeeld voor de verkoop van stukken grond, want de meeste personen gingen in de loop van de dag de stadspoort in en uit. Ook droeg de publieke aandacht die een bij de poort behandelde rechtszaak zou trekken, ertoe bij dat de rechters erop toezagen dat zij tijdens het verhoor en bij het vellen van het vonnis op een zorgvuldige en rechtvaardige wijze te werk gingen. Klaarblijkelijk was er bij de poort een plaats ingericht waar de rechters op geriefelijke wijze hun rechtszittingen konden houden. — Job 29:7.

De rechters dienden met respect bejegend te worden, aangezien zij in hun positie Jehovah vertegenwoordigden (Ex. 22:28; Hand. 23:3-5). Wanneer er door de priesters, de levieten in het heiligdom of de rechter die in die dagen dienst deed (bijvoorbeeld Mozes of Samuël), een vonnis werd uitgesproken, was het bindend, en wie zich tegen het vonnis verzette, werd ter dood gebracht. — Deut. 17:8-13.

Indien een man tot stokslagen veroordeeld werd, moest hij languit voor de rechter worden neergelegd en in diens tegenwoordigheid worden geslagen (Deut. 25:2). Vonnissen werden snel voltrokken. Iemand werd alleen dan enige tijd vastgehouden wanneer een zaak moeilijk was en het vonnis van Jehovah moest komen. Dan werd de beschuldigde in verzekerde bewaring gehouden tot het vonnis vaststond (Lev. 24:12; Num. 15:34). De Wet voorzag niet in gevangenisstraffen. Pas later, toen de natie in verval geraakte, en ook onder de overheersing van heidense natiën werden gevangenisstraffen opgelegd. — 2 Kron. 18:25, 26; Jer. 20:2; 29:26; Ezra 7:26; Hand. 5:19; 12:3, 4.

IN DE TIJD VAN DE KONINGEN

Nadat de natie Israël een koninkrijk was geworden, werden de moeilijkste zaken voor de koning of voor het heiligdom gebracht. Volgens Deuteronomium 17:18, 19 werd van de koning geëist dat hij na zijn troonsbestijging voor zichzelf een afschrift van de Wet maakte en er dagelijks in las, zodat hij goed toegerust zou zijn om moeilijke zaken te berechten. Voordat David stierf, stelde hij 6000 bekwame levieten aan om in Israël als beambten en rechters op te treden (1 Kron. 23:4). Koning Salomo was alom bekend wegens zijn wijsheid bij het rechtspreken. Een rechtszaak die hem beroemd maakte, betrof het moederschapsgeschil van twee prostituées (1 Kon. 3:16-28). Josafat zette in Juda een religieuze hervorming op touw en versterkte het rechtswezen. — 2 Kron. 19:5-11.

HET SANHEDRIN

Het Sanhedrin was het joodse hooggerechtshof. Het bevond zich in Jeruzalem. Dit hooggerechtshof bestond uit 71 leden en werd het Grote Sanhedrin genoemd. Tijdens Jezus’ aardse bediening behoorden tot de 71 leden van het Sanhedrin de hogepriester en anderen die eens het ambt van hogepriester hadden bekleed (een aantal van zulke personen kon gelijktijdig leven, want onder de Romeinse heerschappij werd iemand hogepriester door aanstelling). Bovendien behoorden tot het Sanhedrin leden van de hogepriesterlijke families, oudere mannen, stam- en familiehoofden, en schriftgeleerden, mannen die goed onderlegd waren in de wet (Hand. 4:5, 6). Deze mannen waren leden van de sekte der Farizeeën en Sadduceeën (Hand. 23:6). Het hoofd en de voorzitter van het Sanhedrin was de dienstdoende hogepriester, die de vergadering bijeenriep.

Het Sanhedrin schijnt tijdens de Griekse overheersing van Palestina tot bestaan te zijn gekomen. Onder Romeinse heerschappij oefende het grote macht over de joden uit. De religieuze autoriteit van het Sanhedrin werd zelfs door de joden in de Diaspora erkend. (Zie Handelingen 9:1, 2.) Onder de Romeinse heerschappij kan het Sanhedrin mettertijd de rechtsbevoegdheid hebben verloren om de doodstraf toe te dienen, tenzij het daarvoor de toestemming van de Romeinse bestuurder (procurator) kreeg (Joh. 18:31). Na de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. werd het Sanhedrin ontbonden.

DE CHRISTELIJKE GEMEENTE

Hoewel de christelijke gemeente niet de wereldlijke bevoegdheid van een gerechtshof bezit, kan ze toch tegen wanordelijke leden in haar midden, die in geestelijk opzicht streng onderricht nodig hebben, stappen ondernemen en hen zelfs uit de gemeente sluiten. Derhalve schreef de apostel Paulus aan de gemeente, d.w.z. de verantwoordelijke leden ervan, de opzieners, dat zij degenen binnen de organisatie moesten oordelen (1 Kor. 5:12, 13). In brieven aan verschillende gemeenten en opzieners wijzen zowel Paulus als Petrus erop dat ouderlingen angstvallig over de geestelijke toestand van de gemeente dienen te waken en iedereen die onverstandig handelt of een misstap doet, moeten bijstaan en vermanen (2 Tim. 4:2; 1 Petr. 5:1, 2). Personen die verdeeldheid of sekten veroorzaken, dienen een eerste en een tweede maal te worden gewaarschuwd alvorens de gemeente stappen tegen hen onderneemt (Tit. 3:10, 11). Personen die opzettelijk zonde beoefenen, moeten uit de gemeente verwijderd, ja, uitgesloten worden. Paulus gelast degenen die in de gemeente de verantwoordelijkheid hebben om als rechters op te treden (1 Kor. 6:1-5), bijeen te komen teneinde zo’n zaak in verhoor te nemen (1 Kor. 5:4). Zij mogen de beschuldiging slechts als waar beschouwen wanneer er twee of drie getuigen zijn, en moeten de feiten zonder vooroordeel afwegen en niets doen overeenkomstig een neiging tot vooringenomenheid. — 1 Tim. 5:19, 21; zie UITSLUITING UIT DE GEMEENSCHAP.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen