Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1385-1387
  • Schepping

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Schepping
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VERDERE SCHEPPINGSACTIVITEITEN IN VERBAND MET DE AARDE
  • JEHOVAH’S AARDSE SCHEPPINGSWERKEN
  • LENGTE VAN DE SCHEPPINGSDAGEN
  • NIET AAN HEIDENSE OPVATTINGEN ONTLEEND
  • DE „NIEUWE SCHEPPING”
  • Schepping
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Wat zegt Genesis?
    Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
  • De scheppingsdagen van Gods standpunt uit bezien
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • God maakt zijn voornemen met betrekking tot de man en de vrouw bekend
    Gods „eeuwige voornemen” zegeviert thans tot ’s mensen welzijn
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1385-1387

SCHEPPING.

De handeling van het scheppen of het doen ontstaan van iemand of iets; ook het geschapene of tot bestaan gebrachte.

In de hele bijbel wordt Jehovah God als de Schepper geïdentificeerd.

Jehovah’s eerste schepping was zijn „eniggeboren Zoon” (Joh. 3:16), „het begin van de schepping door God” (Openb. 3:14). Door bemiddeling van hem, „de eerstgeborene van heel de schepping”, schiep Jehovah alle andere dingen, de dingen in de hemelen en de dingen op aarde, „de zichtbare en de onzichtbare” (Kol. 1:15-17). Over deze Zoon, het Woord, zegt Johannes onder inspiratie: „Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en zonder hem is zelfs niet één ding ontstaan.” De apostel identificeert het Woord als Jezus Christus, die vlees geworden was (Joh. 1:1-4, 10, 14, 17). Als de gepersonifieerde wijsheid zegt deze over zichzelf: „Jehovah zelf heeft mij voortgebracht als het begin van zijn weg”, en in verband met zijn samenwerking met God, de Schepper, duidt hij zich aan als Jehovah’s „meesterwerker”. — Spr. 8:12, 22-31.

Nadat Jehovah zijn eniggeboren Zoon had geschapen, bracht hij door bemiddeling van hem de engelen tot bestaan. Dit geschiedde vóór de grondlegging der aarde, zoals Jehovah onthulde toen hij Job de vraag stelde: „Waar bevondt gij u, toen ik de aarde grondvestte . . . toen de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aanhieven, en alle zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden?” (Job 38:4-7) Pas na de schepping van deze hemelse, geestelijke schepselen werden de stoffelijke hemel en de aarde en alle elementen gemaakt of tot bestaan gebracht. En aangezien Jehovah degene is die in eerste instantie verantwoordelijk is voor al dit scheppingswerk, wordt het aan hem toegeschreven. — Neh. 9:6; Ps. 136:1, 5-9.

Het is opmerkenswaard dat in Genesis 1:16 niet het Hebreeuwse werkwoord ba·ra’ʹ, dat „scheppen” betekent, wordt gebruikt. In plaats daarvan wordt het Hebreeuwse werkwoord ‛a·sahʹ gebruikt, dat „maken” betekent. Aangezien de zon, de maan en de sterren ook tot de in Genesis 1:1 genoemde „hemel” behoren, werden ze lang vóór de vierde dag geschapen. Op de vierde dag ging God ertoe over deze hemellichamen te „maken” door ze in een nieuwe verhouding tot het aardoppervlak en het zich daarboven bevindende uitspansel te brengen. Wanneer er wordt gezegd: „God [plaatste] ze aan het uitspansel van de hemel om op de aarde te schijnen”, duidt dit er vermoedelijk op dat ze nu door het watergewelf dat de aarde omgaf, waarneembaar werden, alsof ze zich in het uitspansel bevonden. Daar de atmosfeer in het uitspansel hoogstwaarschijnlijk opgeklaard was, bereikte hun licht nu het aardoppervlak. Deze hemellichten zouden ook dienen „tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren”, waarnaar de mens zich later in verscheidene opzichten zou kunnen richten. — Gen. 1:14.

Door de woorden „In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Gen. 1:1) laat de Schrift de vraag open wanneer dit geschiedde. De verklaring: „In het begin” is derhalve onaanvechtbaar, ongeacht de ouderdom die wetenschappers aan de aardbol en aan de verschillende planeten en andere hemellichamen proberen toe te kennen. De schepping van de stoffelijke hemel en de aarde kan dus in feite miljarden jaren geleden hebben plaatsgevonden.

VERDERE SCHEPPINGSACTIVITEITEN IN VERBAND MET DE AARDE

In Genesis hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 2 vers 3 wordt na het bericht over de schepping van de stoffelijke hemel en de aarde (1:1, 2) een overzicht van verdere scheppingsactiviteiten in verband met de aarde verschaft. De volgende tabel laat zien wat God gedurende de in Genesis opgetekende zes ’dagen’ schiep.

JEHOVAH’S AARDSE SCHEPPINGSWERKEN

Dag Scheppingswerken Teksten

1 Licht; scheiding tussen dag en nacht Gen. 1:3-5

2 Uitspansel, een scheiding tussen

de wateren op de aarde en het

watergewelf daarboven Gen. 1:6-8

3 Droog land; plantengroei Gen. 1:9-13

4 Hemellichten worden waarneembaar

vanaf de aarde Gen. 1:14-19

5 In het water levende zielen en

vliegende schepselen Gen. 1:20-23

6 Landdieren; de mens Gen. 1:24-31

Aan het einde van het overzicht van elk der zes scheppingsdagen wordt gezegd: „En het werd avond en het werd morgen”, een eerste, tweede, derde dag, enz. (Gen. 1:5, 8, 13, 19, 23, 31). Aangezien elke scheppingsdag langer duurde dan 24 uur (zoals hierna zal worden besproken), is deze uitdrukking niet van toepassing op de letterlijke nacht en dag, maar moet ze figuurlijk opgevat worden. In de avondtijd zouden de dingen niet duidelijk te onderscheiden zijn, maar in de morgen zouden ze duidelijk zichtbaar worden. Aan de „avond” van elke scheppingsperiode of „dag” wist God precies wat hij zich voor die dag voorgenomen had, terwijl het voor de engelen, die alles gadesloegen, niet duidelijk te onderscheiden was. Maar wanneer de „morgen” kwam, verscheen datgene wat God zich voor die dag voorgenomen had als het ware in het volle licht, aangezien het dan volbracht was. — Vergelijk Spreuken 4:18.

LENGTE VAN DE SCHEPPINGSDAGEN

De bijbel zegt niet hoe lang elke scheppingsperiode was. Toch zijn ze alle zes geëindigd, want met betrekking tot de zesde dag wordt (net als in het geval van de voorgaande vijf dagen) gezegd: „En het werd avond en het werd morgen: een zesde dag” (Gen. 1:31). Dit wordt echter niet gezegd van de zevende dag, waarop God ertoe overging te rusten, wat erop duidt dat die dag nog niet ten einde was (Gen. 2:1-3). Ook gaf Paulus meer dan 4000 jaar nadat de zevende dag of Gods rustdag was begonnen, te kennen dat die dag nog voortduurde. In Hebreeën 4:1-11 verwees hij naar Davids vroeger geuite woorden en voegde er vervolgens de aansporing aan toe: „Laten wij daarom ons uiterste best doen die rust in te gaan.” Tegen de tijd van de apostel had de zevende dag reeds duizenden jaren geduurd en was nog niet geëindigd. — Ps. 95:11.

In het laatste gedeelte van Genesis 2:4 wordt gesproken over „de dag waarop Jehovah God aarde en hemel maakte”, en hieruit blijkt dat een dag langer kan zijn dan 24 uur. Dit wordt ook bevestigd door Petrus’ geïnspireerde opmerking dat „bij Jehovah één dag als duizend jaar is en duizend jaar als één dag” (2 Petr. 3:8). Dat elk van de scheppingsdagen niet slechts 24 uur heeft geduurd maar zich over een langere tijdsperiode heeft uitgestrekt, ja over duizenden jaren, strookt beter met het geologische bewijsmateriaal dat in de aarde zelf is aangetroffen.

NIET AAN HEIDENSE OPVATTINGEN ONTLEEND

Zoals P. J. Wiseman in zijn boek Creation Revealed in Six Days uiteenzet, verwachtten sommige geleerden na de ontdekking van de eerste Babylonische scheppingstafeltjes, dat verdere ontdekkingen en navorsingen een overeenkomst te zien zouden geven met het in Genesis opgetekende scheppingsverslag. Sommigen dachten dat duidelijk zou blijken dat het Genesisverslag aan het Babylonische verslag ontleend was. Verdere ontdekkingen en navorsingen hebben echter alleen maar aangetoond hoe groot de kloof tussen de twee verslagen is. Ze laten zich niet met elkaar vergelijken. Wiseman doet aanhalingen uit The Babylonian Legends of the Creation and the Fight between Bel and the Dragon, uitgegeven door de curatoren van het British Museum, die de mening zijn toegedaan dat „de fundamentele opvattingen van het Babylonische en het Hebreeuwse verslag een wezenlijk onderscheid vertonen”. Hijzelf merkt op: „Het is zeer bedroevend dat veel theologen niet bereid zijn met de moderne archeologische navorsingen mee te gaan, doch blijven vasthouden aan de thans weerlegde theorie dat de Hebreeën materiaal aan Babylonische bronnen hebben ’ontleend’.” — Creation Revealed in Six Days, Londen, 1948, blz. 58.

DE „NIEUWE SCHEPPING”

Na de zesde scheppingsperiode of de zesde „dag” hield Jehovah ermee op scheppingswerken met betrekking tot de aarde te verrichten (Gen. 2:2). Maar in geestelijk opzicht heeft hij grootse dingen bewerkstelligd. De apostel Paulus schreef bijvoorbeeld: „Indien iemand . . . in eendracht met Christus is, dan is hij een nieuwe schepping” (2 Kor. 5:17). ’In Christus’ of „in eendracht met Christus” te zijn, betekent één met hem te zijn als een lid van zijn lichaam, zijn bruid (Joh. 17:21; 1 Kor. 12:27). Om deze verhouding tot stand te brengen, trekt Jehovah God iemand tot zijn Zoon en verwekt hem dan door de heilige geest. Als een door de geest verwekte zoon van God is zo iemand een „nieuwe schepping” en heeft hij het vooruitzicht met Jezus Christus in het hemelse koninkrijk verenigd te zijn. — Joh. 3:3-8; 6:44.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen