DAUW.
Waterdruppeltjes die ontstaan door condensatie van vocht in de lucht, van waterdamp die uit de bodem opstijgt en van vocht dat door planten wordt uitgescheiden. Het Hebreeuwse woord voor „dauw”, tal, is wel gedefinieerd als „gesprenkeld vocht” en duidt ook op „lichte regen” (Spr. 3:20). Dauw verandert in zilverwitte, ijsachtige rijp wanneer de temperatuur in de lagere luchtlagen tot beneden het vriespunt daalt. Jehovah is de Maker van de dauwdruppels en hij strooit de rijp uit „net als as”. — Ps. 147:16; Job 38:28.
Dauw ontstaat wanneer zich in de lucht bevindende waterdamp ’s nachts afkoelt en zich in vloeibare vorm op koelere voorwerpen afzet. Dauw wordt ook gevormd wanneer warme waterdamp die uit de bodem opstijgt, met de koelere lucht in aanraking komt. De bijbel verklaart dat vroeg in de geschiedenis van de aarde, voordat het op aarde regende, ’een nevel [damp] uit de aarde opsteeg en de gehele oppervlakte van de aardbodem drenkte’ (Gen. 2:6; vergelijk NW, 1953, Engels). Dauw wordt ook door planten geproduceerd. In het zonlicht verdampt van vegetatie afkomstig vocht in de lucht, en een plant blijft net zo lang water opzuigen dat door haar wortels is geabsorbeerd totdat er een evenwicht is bereikt tussen de temperatuur aan het uiteinde van de bladeren en de temperatuur in de wortels van de plant. De grote hoeveelheid dauw die aldus door sommige bomen wordt geproduceerd, kan men er ’s nachts vaak van horen afdruipen. Ochtenddauw schijnt veelal op deze wijze te zijn geproduceerd. Job zei: „Mijn wortel staat open voor het water, en de dauw zelf zal op mijn grote tak overnachten.” — Job 29:19.
In Israël valt normaliter van half april tot half oktober weinig of geen regen. Er vormt zich tijdens deze maanden echter dauw, die de vegetatie bevochtigt. In The Geography of the Bible staat (blz. 43): „De waarde van de dauw, die in hoofdzaak verantwoordelijk is voor de groei van druiven tijdens de zomerdroogte, werd in bijbelse tijden heel goed beseft.” Jesaja spreekt over de „dauw . . . in de hitte van de [druiven]oogst” (Jes. 18:4, 5). Daarna kwamen de herfstregens of „vroege” regens (Joël 2:23; Jak. 5:7). In bepaalde gebieden is de nachtdauw zo overvloedig dat bomen en andere planten daardoor meer dan genoeg vocht krijgen om het vochtverlies dat overdag door verdamping optreedt, te compenseren. De nachtelijke dauw kan dus heel goed een overvloedige oogst tot gevolg hebben op plaatsen waar anders droogte en gebrek zouden heersen.
De belangrijkheid van dauw wordt beklemtoond doordat men heeft ontdekt dat planten die tengevolge van droge hitte waren verwelkt, zich sneller herstelden wanneer er zich ’s nachts dauw op hun bladeren vormde dan wanneer de bodem werd bevochtigd. Ze absorbeerden zo veel dauw dat ze gedurende de daaropvolgende dag normaal functioneerden zonder dat de bodem ook maar werd bevochtigd. De hoeveelheid water die uit dauw werd geabsorbeerd en later via de wortels aan de grond werd afgegeven voor opslag, was soms gelijk aan het gehele gewicht van de plant.
Dauw is zacht en verkwikkend. Terecht wordt dit beeld toegepast op Mozes’ profetische afscheidslied (Deut. 32:2). De goede wil van een koning wordt vergeleken met de verkwikkende uitwerking van dauw op de plantengroei (Spr. 19:12). De liefdevolle eenheid die onder Gods volk heerst, is verkwikkend „als de dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion”. Van de beboste en besneeuwde hoogten van de berg Hermon stegen nachtelijke dampen op. Deze dampen konden door koude luchtstromen die vanuit het N. over de Hermon kwamen, zo ver meegevoerd worden dat ze vele kilometers naar het Z. op de bergen van Sion konden condenseren. — Ps. 133:1-3.