DUIVEMEST
[Hebreeuws: charēʹ jō·nimʹ].
De beschrijving van de belegering van Samaria door de Syrische koning Ben-Hadad laat zien dat de hongersnood die ontstaan was, zo zwaar werd dat „een ezelskop tachtig zilverstukken waard werd en een vierde kab-maat duivemest vijf zilverstukken waard was” (2 Kon. 6:24, 25). Hieruit blijkt dat tengevolge van de voedselschaarste de benige, weinig vlezige kop van een ezel een duur voedingsartikel werd (hoewel de ezel volgens de Mozaïsche wet een onrein dier was), en dat zelfs duivemest zeer kostbaar was.
De mest werd misschien wel als brandstof gebruikt. Als dit zo is, kan het verslag enkel de prijs van het voedsel (in dit geval een ezelskop) en de prijs van de brandstof om het te koken, hebben vermeld. Wij hebben hiervoor op zijn minst een bijbelse parallel, aangezien de profeet Ezechiël de opdracht kreeg om de net zo verschrikkelijke belegeringstoestanden die over Jeruzalem zouden komen, uit te beelden door mest als brandstof voor het koken van zijn voedsel te gebruiken. — Ezech. 4:12-17.