DRONKENSCHAP.
De toestand van bedwelming als gevolg van het overmatig drinken van alcoholische dranken. Een dronkaard is iemand die zich geregeld tot dronken wordens toe aan sterke drank te buiten gaat.
Tot de bedwelmende dranken die men in de oudheid in bijbelse landen kende, behoorden wijn, gemaakt van druiven (Deut. 32:14), en alcoholische dranken die van andere vruchten waren bereid, zoals de granaatappel (Hoogl. 8:2), of van granen (Jes. 1:22). Jehovah keurt een matig gebruik van wijn en andere sterke drank goed, want hij is de Verschaffer van „wijn, die het hart van de sterfelijke mens verheugt”. — Ps. 104:14, 15.
IN DE BIJBEL VEROORDEELD
De bijbel keurt het zich bedrinken aan sterke drank in krachtige bewoordingen af. De wijze spreukendichter schildert een levendig en wetenschappelijk nauwkeurig beeld van de uitwerking die het overmatig gebruik van alcoholische dranken heeft. Hij waarschuwt: „Wie heeft wee? Wie heeft ongemak? Wie heeft twisten? Wie heeft bezorgdheid? Wie heeft wonden zonder reden? Wie heeft dofheid van ogen? Zij die lange tijd bij de wijn verblijven, zij die binnenkomen om gemengde wijn uit te zoeken. Kijk niet naar wijn wanneer hij een rode kleur vertoont, wanneer hij in de beker fonkelt [wanneer wijn van welke kleur maar ook, iemand rood toeschijnt; wanneer alles rood lijkt voor hem], wanneer hij vlot naar binnen glijdt [wanneer hij gemakkelijk door de keel glijdt]. Op het laatst bijt hij net als een slang, en hij scheidt gif af net als een adder [hij kan iemand lichamelijk ziek maken (door bijvoorbeeld levercirrose te veroorzaken) en ook psychisch (door delirium tremens te veroorzaken), en hij kan iemand werkelijk doden]. Uw eigen ogen zullen vreemde dingen zien [de alcohol oefent een remmende invloed uit op de werking van de hersencentra die onze bewegingen en handelingen besturen; gedrag dat normaal wordt onderdrukt, treedt op de voorgrond; men krijgt hallucinaties; hiaten in het geheugen worden opgevuld doordat de persoon op een zeer geloofwaardige wijze allerlei fantastische ervaringen vertelt; hij vertoont een ongeremd gedrag], en uw eigen hart zal verkeerde dingen spreken [slechte motieven nemen de overhand; vergelijk Hosea 4:11].”
Hoe de dronkaard dit alles persoonlijk ervaart, wordt dan door de spreukendichter als volgt beschreven: „En gij zult stellig worden als iemand die in het hart van de zee neerligt [die zich verbijsterd en hulpeloos voelt zoals iemand die verdrinkt, terwijl hij uiteindelijk bewusteloos raakt], ja, als iemand die in de top van een mast neerligt [waar het schommelen van het schip het hevigst is; zo wordt ook het leven van de dronkaard bedreigd door een ongeval, een klap, een gevecht enz.]. ’Zij hebben mij geslagen, maar ik werd niet ziek; zij hebben mij gebeukt, maar ik wist het niet [zegt de dronkaard, alsof hij tegen zichzelf spreekt; hij was ongevoelig voor wat er in werkelijkheid gebeurde en voor de slechte gevolgen van de dronkenschap]. Wanneer zal ik wakker worden? Ik zal nog meer daarvan zoeken [hij moet nu zijn roes uitslapen, maar hij is verslaafd aan de drank en ziet er verlangend naar uit meer te drinken wanneer hij daar weer toe in staat is].’” Hij zal tot armoede vervallen omdat hij enorme bedragen aan drank uitgeeft, en ook omdat hij zijn werk niet meer kan doen en onbetrouwbaar wordt. — Spr. 23:20, 21, 29-35.
VERBODEN IN DE CHRISTELIJKE GEMEENTE
Een dronkaard is geneigd onbesuisd of ruw te zijn, is onbeheerst luidruchtig en gedraagt zich bespottelijk, waardoor hij schande over zich brengt (Spr. 20:1; Ps. 107:27; Jes. 19:14). Daarom kan dronkenschap in de christelijke gemeente niet getolereerd worden. Hoe God over dronkenschap denkt, werd onthuld in de wet die hij aan Israël gaf. Een zoon die onhandelbaar en weerspannig, een veelvraat en een dronkaard was, moest doodgestenigd worden (Deut. 21:18-21). Evenzo gebiedt de bijbel dat onberouwvolle of habituele dronkaards uit de christelijke gemeente verwijderd moeten worden (1 Kor. 5:11-13). Tot de „werken van het vlees” behoren „drinkgelagen, brasserijen”, welke dingen de natiën in het algemeen beoefenen. Een christen die zich nadat hij van zulke praktijken gereinigd is, er weer aan overgeeft, kan Gods koninkrijk niet binnengaan (1 Kor. 6:9-11). Hij moet zijn tijd er niet langer aan besteden de wil van de natiën te volbrengen door zich over te geven aan hun onmatige gebruik van wijn en hun drinkgelagen (1 Petr. 4:3). Hij moet zich erop toeleggen de vruchten van Gods geest voort te brengen. — Gal. 5:19-24.
Matigheid en gezond verstand behoren derhalve tot de vereisten voor christelijke opzieners (1 Tim. 3:1-3; Tit. 1:7) en dienaren in de bediening (1 Tim. 3:8), terwijl ook bejaarde mannen en vrouwen (Tit. 2:2, 3), jonge mannen en vrouwen (Tit. 2:4-8), en kinderen (vooral die van opzieners) hier blijk van moeten geven. — Tit. 1:6.
In een bespreking van het Avondmaal des Heren berispte de apostel Paulus de christenen te Korinthe, van wie sommigen van tevoren in de vergaderplaats van de gemeente hun eigen avondmaal gebruikten, „zodat de een hongerig [was], maar de ander dronken”. Zij beschouwden het Avondmaal des Heren kennelijk als een gelegenheid om zich te goed te doen aan eten en drinken (1 Kor. 11:20-22). Zoals de Wet laat zien, is het niet passend om vlak voordat men aan een religieuze dienst deelneemt, alcoholische dranken te gebruiken. Aan dienstdoende priesters van Israël werd het gebruik van wijn of bedwelmende drank op straffe des doods verboden. — Lev. 10:8-11.
VERSLAG VAN BEPAALDE GEVALLEN BEWAARD GEBLEVEN MET EEN DOEL
Verscheidene gevallen van dronkenschap worden in de bijbel vermeld wanneer die voorvallen licht werpen op een belangrijke kwestie. Zo vertelt het bijbelse verslag dat Noach na de Vloed een wijngaard plantte; „voorts dronk hij van de wijn en raakte bedwelmd”. Deze gebeurtenis staat in de Schrift opgetekend om te laten zien hoe het kwam dat Noach een vloek over Kanaän uitsprak (Gen. 9:20-27). In een ander geval voerden Lots twee dochters hun vader bij twee verschillende gelegenheden ’s nachts dronken en hadden seksuele betrekkingen met hem (Gen. 19:30-38). Dit verslag verschaft ons opheldering omtrent de herkomst van de natie Moab en de natie Ammon en hun verwantschap met Israël. Lot was klaarblijkelijk dronken genoeg om zijn gezonde verstand kwijt te zijn, maar niet „smoordronken”, d.w.z. niet te dronken om seksuele betrekkingen te hebben. (Sommige joodse autoriteiten uit de oudheid beweren dat de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst van vers 33 en 35 luidt: „hij wist wanneer zij opstond.”) Aangezien Gods Woord dronkenschap zo krachtig veroordeelt, kunnen wij er zeker van zijn dat deze rechtvaardige mannen niet de gewoonte hadden overmatig te drinken; zij waren geen dronkaards. Uit deze verslagen blijkt echter de eerlijkheid van de bijbel, aangezien bij het verhalen van gebeurtenissen die om bijbelse personen draaien, de waarheid niet wordt verhuld, opdat wij een duidelijker begrip kunnen verkrijgen. Enkele andere gevallen van dronkenschap staan opgetekend in 1 Samuël 25:36-38; 2 Samuël 11:13 en 1 Koningen 20:15-21.