Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 359-361
  • Elia

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Elia
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • KRACHTMETING MET BAÄLSPROFETEN
  • VLUCHT VOOR IZEBEL
  • STELT ELISA TOT OPVOLGER AAN
  • ELISA VOLGT HEM OP
  • WONDEREN
  • ZIJN WERK EEN VOORAFSCHADUWING
  • Elia
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hij volhardde tot het eind
    Volg hun geloof na
  • Hij vond troost bij zijn God
    Volg hun geloof na
  • Zult u getrouw zijn zoals Elia?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 359-361

ELIA

(Eli̱a) [Jehovah is God].

Een van de belangrijkste profeten van Israël. Zijn woonplaats was klaarblijkelijk Tisbe, vermoedelijk een dorp in het land Gilead, ten O. van de Jordaan (1 Kon. 17:1). Elia begon zijn lange loopbaan als profeet in Israël tijdens de regering van koning Achab, die omstreeks 940 v.G.T. begon te regeren, en was ook nog tijdens de regering van Achabs zoon Ahazia (begon ca. 920 v.G.T.) werkzaam (1 Kon. 22:51). De laatste keer dat hij als profeet wordt genoemd (ditmaal voor Juda), is tegen het einde van de achtjarige regering van koning Joram van Juda, die in 913 v.G.T. begon te regeren. — 2 Kron. 21:12-15; 2 Kon. 8:16.

Door bemiddeling van Elia zorgde Jehovah ervoor dat er een krachtige steunpilaar voor de ware aanbidding was in een tijd waarin de natie Israël in religieus en moreel opzicht tot een alarmerend laag niveau gezonken was. Koning Achab, de zoon van Omri, had de door Jerobeam ingestelde kalveraanbidding voortgezet, maar wat nog erger was, hij had Izebel, de dochter van de Sidonische koning Ethbaäl, gehuwd. Onder haar invloed zondigde Achab nog erger dan alle vorige koningen van Israël doordat hij op grote schaal de Baälaanbidding invoerde. Het aantal priesters en profeten van Baäl groeide, en de verdorvenheid nam extreme afmetingen aan. Daar Izebel Jehovah haatte, werden de profeten van Jehovah vervolgd en gedood, zodat zij zich in grotten moesten verbergen. — 1 Kon. 16:30-33; 18:13.

Elia verschijnt voor het eerst in het bijbelse verslag wanneer hij door Jehovah wordt uitgezonden om aan te kondigen dat de Israëlieten wegens hun zonden getuchtigd zouden worden. Zijn eerste opgetekende woorden zijn: „Zo waar Jehovah, de God van Israël, leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta.” Elia zet uiteen dat Jehovah, de levende God van Israël, besloten heeft dat er enkele jaren lang geen regen of dauw zal zijn, behalve op bevel van Elia. Deze periode blijkt drie jaar en zes maanden te duren (1 Kon. 17:1; Jak. 5:17). Na deze aankondiging stuurt Jehovah Elia naar het stroomdal van de Krith, ten O. van de Jordaan, in het gebied van de stam Gad. Daar wordt hij op miraculeuze wijze door raven gevoed. Water haalt hij uit het stroomdal, dat wegens de droogte na verloop van tijd opdroogt. Jehovah blijft hem leiden en stuurt hem naar de westkant van het gebied van Achab, naar Sarfath, een stad aan de Middellandse Zee tussen Sidon en Tyrus. Daar, in de buurt van de stad Sidon, waar koning Achabs schoonvader Ethbaäl regeert (1 Kon. 16:31), ontmoet Elia een weduwe, die juist een laatste maaltijd voor haar en haar zoon bereidt met hun allerlaatste beetje meel en olie. Elia vraagt om een koek en belooft dat Jehovah gedurende de droogte voor haar zal zorgen. Daar zij hem als een man Gods erkent, luistert zij naar hem en wordt gezegend. (Vergelijk Mattheüs 10:41, 42.) Tijdens Elia’s verblijf in haar huis sterft haar zoon. Elia bidt tot God, die hem tot leven brengt — de eerste opstanding waarvan de bijbel melding maakt, en het derde van de acht wonderen die Elia heeft verricht. — 1 Kon. hfdst. 17.

KRACHTMETING MET BAÄLSPROFETEN

Intussen heeft Achab overal tevergeefs naar Elia gezocht, ongetwijfeld met de bedoeling hem ter dood te brengen (1 Kon. 18:10). Uiteindelijk gelast God Elia zich aan Achab te vertonen. Elia ontmoet Achab en vraagt om een bijeenkomst met de 450 Baälsprofeten en de 400 profeten van de heilige paal (Asjera). Achab brengt de profeten bijeen op de berg Karmel, niet ver van de Middellandse Zee. Elia stelt het volk nu een proef voor om te bewijzen wie de ware God is die zij moeten volgen. De god die antwoordt door een aan hem geofferde stier met vuur te verteren, moet door allen erkend worden. Het volk gaat op dit billijke voorstel in. Eerst wordt Baäl aangeroepen, doch tevergeefs. Er komt geen vuur, geen bewijs dat Baäl een levende god is, hoewel zijn profeten aanhoudend tot hem bidden, ja, zich zelfs naar hun rituele gebruik insnijdingen maken. Het grootste gedeelte van de dag hinken zij in de brandende zon om het altaar, terwijl Elia hen meedogenloos bespot en hen daardoor tot nog grotere razernij brengt. — 1 Kon. 18:18-29.

Nu is Elia aan de beurt. Hij herstelt een altaar dat hoogstwaarschijnlijk op bevel van Izebel omvergehaald was, en gebruikt daarbij 12 stenen. Dan gebiedt hij het volk het offer en het altaar drijfnat te maken door het driemaal met water te begieten; zelfs de geul rond het altaar, die een oppervlakte van misschien zo’n 32 × 32 m beslaat, wordt met water gevuld (1 Kon. 18:30-35). Omstreeks de tijd van het dagelijkse avondgraanoffer bidt Elia eenmaal tot Jehovah. Daarop zendt Jehovah vuur vanuit de hemel, dat niet alleen het offer maar ook het hout, de stenen van het altaar en het water in de geul verteert (1 Kon. 18:36-38). Als de Israëlieten dit zien, vallen zij op hun aangezicht en roepen: „Jehovah is de ware God! Jehovah is de ware God!” Daarop laat Elia alle 450 Baälsprofeten in het stroomdal van de Kison afslachten. Jehovah verhoort Elia’s gebed en maakt door een stortregen een eind aan de droogte. In de kracht van Jehovah snelt Elia vervolgens voor Achabs wagen uit naar Jizreël. — 1 Kon. 18:39-46.

VLUCHT VOOR IZEBEL

Als koningin Izebel hoort dat haar Baälsprofeten zijn gedood, zweert zij dat zij Elia ter dood zal laten brengen. Uit vrees vlucht Elia zo’n 140 km naar het Z.W., naar Berseba, ten W. van de zuidpunt van de Dode Zee. Daar laat hij zijn bediende achter en gaat nog verder de wildernis in. Hij bidt of hij mag sterven. Hier verschijnt de engel van Jehovah aan hem en bereidt hem voor op een lange reis naar „de berg van de ware God”, de Horeb. Door wat hij dan eet, ontvangt hij kracht voor 40 dagen, en zo onderneemt hij de 320 km lange reis. Bij de Horeb spreekt Jehovah tot hem, nadat hij op een ontzag inboezemende wijze in een storm, een aardbeving en een vuur zijn macht tentoon heeft gespreid. In tegenstelling tot Baäl, de valse god van de hemel, de storm, het weer en de plantengroei — gepersonifieerde en vergoddelijkte natuurkrachten — is Jehovah niet in deze manifestaties, die slechts uitingen van Jehovah’s werkzame kracht, maar niet Jehovah zelf zijn. Jehovah toont Elia dat hij als profeet nog een werk te doen heeft. Hij corrigeert Elia’s gedachte dat hij de enige aanbidder van Jehovah in Israël zou zijn door hem erop te wijzen dat hij 7000 personen heeft die zich niet voor Baäl neergebogen hebben. Hij stuurt Elia terug naar zijn toewijzing en noemt drie personen die hij moet zalven of moet opdragen een werk voor Jehovah te doen: Hazaël tot koning over Syrië, Jehu tot koning over Israël, en Elisa tot zijn eigen opvolger. — 1 Kon. 19:1-18.

STELT ELISA TOT OPVOLGER AAN

Elia reist nu naar Abel-Mehola, de woonplaats van Elisa. Hij treft Elisa aan, die bezig is een veld om te ploegen, en werpt hem als teken van zijn aanstelling of zalving zijn ambtsgewaad om. Elisa volgt Elia vanaf die tijd als zijn bediende en wijkt niet van zijn zijde. Ongetwijfeld bevindt hij zich bij Elia wanneer zich opnieuw een gelegenheid voordoet om tegen Achab te profeteren. De hebzuchtige, Baäl-aanbiddende koning heeft zich op illegale wijze een wijngaard toegeëigend, de erfelijke bezitting van de Jizreëliet Naboth, door zijn vrouw Izebel toe te staan Naboth op grond van valse beschuldigingen en door toedoen van valse getuigen en onrechtvaardige rechters ter dood te laten brengen. Elia treft Achab in de wijngaard aan en zegt hem dat de honden zijn bloed zullen oplikken op dezelfde plaats waar ze het bloed van Naboth hebben opgelikt. Hij voorzegt eveneens dat Izebel een zelfde lot zal treffen. — 1 Kon. 19:19; 21:1-26.

Ongeveer drie jaar later sterft Achab in de strijd. Zijn strijdwagen wordt afgespoeld bij de vijver van Samaria en de honden likken zijn bloed op. Izebels terechtstelling vindt echter pas ongeveer 14 jaar later plaats. Achab wordt opgevolgd door zijn zoon Ahazia. Deze koning treedt in de voetstappen van zijn goddeloze vader, want wanneer hij door een ongeval gewond raakt, wendt hij zich tot de valse god Baäl-Zebub, de god van Ekron, om naar de afloop van zijn ziekte te informeren. Elia deelt hem Jehovah’s woord mee, namelijk dat hij wegens deze handelwijze beslist zal sterven. Wanneer Ahazia daarop achtereenvolgens drie groepen, elk bestaande uit een overste met 50 mannen, er op uit stuurt om Elia te halen, smeekt Elia de eerste twee keer vuur van de hemel over hen af, waardoor de eerste twee groepen worden verdelgd. Op het dringende verzoek van de derde overste gaat hij echter met hem mee terug en kondigt hij Ahazia persoonlijk het oordeel van Jehovah aan. — 1 Kon. 22:1, 37, 38; 2 Kon. 1:1-17.

ELISA VOLGT HEM OP

In overeenstemming met het feit dat Elisa enkele jaren voordien door Elia is aangesteld, breekt de tijd aan dat Elia zijn profetenmantel moet overdragen aan Elisa, die inmiddels goed is opgeleid. Dit vindt plaats tijdens de regering van Ahazia’s opvolger, zijn broer Joram van Israël. Elia gaat naar Bethel, van daaruit naar Jericho en dan naar de Jordaan, terwijl Elisa al die tijd niet van zijn zijde wijkt. Daar wordt Elisa voor zijn trouw beloond doordat hij een vurige strijdwagen en vurige paarden ziet, en aanschouwt hoe Elia in een storm ten hemel vaart. Elisa neemt Elia’s ambtsgewaad op, dat van hem afgevallen is, en „twee delen” (net als het erfdeel van een eerstgeborene) van de geest van Elia, een geest van moed en van ’absolute jaloezie ten opzichte van Jehovah, de God der legerscharen’, komen op hem. — 2 Kon. 2:1-13; 1 Kon. 19:10, 14; vergelijk Deuteronomium 21:17.

Elia sterft bij deze gebeurtenis niet, en hij gaat ook niet naar het onzichtbare geestenrijk, maar hij wordt als profeet naar een andere toewijzing overgebracht (Joh. 3:13). Dit blijkt uit het feit dat Elisa geen rouw bedrijft om zijn meester. Een aantal jaren nadat Elia in de storm is opgevaren, is hij nog steeds in leven en als profeet werkzaam, ditmaal bij de koning van Juda. Wegens de goddeloze handelwijze van koning Joram van Juda schrijft Elia hem in een brief dat Jehovah hem veroordeeld heeft, wat kort daarop in vervulling gaat. — 2 Kron. 21:12-15.

WONDEREN

In het bijbelse verslag worden acht wonderen aan Elia toegeschreven: (1) de hemel werd gesloten, zodat het niet meer regende; (2) de meel- en olievoorraad van de weduwe van Sarfath raakte niet uitgeput; (3) hij wekte de zoon van de weduwe op; (4) als antwoord op zijn gebed daalde er vuur uit de hemel neer; (5) als antwoord op zijn gebed maakte een stortregen een eind aan de droogte; (6) hij smeekte vuur af over koning Ahazia’s overste met zijn 50 mannen; (7) hij smeekte vuur af over een tweede overste en zijn 50 mannen; (8) hij spleet het water van de rivier de Jordaan door er met zijn ambtsgewaad op te slaan. Dat hij ten hemel voer, was eveneens een wonder, maar dit was een rechtstreekse daad van God.

De apostel Paulus verwijst ongetwijfeld naar Elia wanneer hij over „Samuël en de andere profeten” spreekt, die „door geloof . . . rechtvaardigheid bewerkten”, en vervolgens zegt: „Vrouwen ontvingen hun doden door opstanding.” Elia behoort derhalve tot de „wolk” van getrouwe getuigen uit de oudheid (Hebr. 11:32-35; 12:1). De discipel Jakobus maakt melding van Elia om te bewijzen dat de gebeden van „een mens met dezelfde gevoelens als wij”, die God op rechtvaardige wijze dient, kracht bezitten. — Jak. 5:16-18.

ZIJN WERK EEN VOORAFSCHADUWING

Ongeveer 450 jaar na Elia’s tijd profeteerde Maleachi dat de profeet Elia „voor de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” zou verschijnen (Mal. 4:5, 6). De joden in de dagen van Jezus verwachtten de komst van Elia als vervulling van deze profetie (Matth. 17:10). Sommigen dachten dat Jezus Elia was (Matth. 16:14). Johannes de Doper, die net als Elia een haren kleed en een leren gordel om zijn lendenen droeg, ontkende dat hij werkelijk Elia in eigen persoon was (2 Kon. 1:8; Matth. 3:4; Joh. 1:21). De engel had Zacharias, de vader van Johannes, niet gezegd dat Johannes Elia zou zijn, maar dat hij „de geest en de kracht van Elia” zou hebben, „om voor Jehovah een toebereid volk gereed te maken” (Luk. 1:17). Jezus gaf te kennen dat Johannes dit werk gedaan had, maar dat de joden hem niet hadden herkend (Matth. 17:11-13). Na de dood van Johannes verschenen Elia en Mozes in een visioen bij Jezus’ transfiguratie, waardoor te kennen werd gegeven dat er nog iets moest gebeuren wat door het werk van Elia werd afgebeeld. — Mark. 9:1-8.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen